Op 14 april van dit jaar publiceerde Doorbraak een opinietekst van mijn hand. Daarin stelde ik de vraag of de in december vorig jaar opgerichte parlementaire werkgroep Institutionele Zaken wel tastbare resultaten kan boeken. Het risico is immers reëel dat de vertegenwoordigers van de federale regeringspartijen in de werkgroep tricolore stokken in de Vlaamse wielen zullen steken op bevel van hogerhand. Een tweetal weken later reageerde mevr. Roosmarijn Beckers, Vlaams volksvertegenwoordiger voor Vlaams Belang, met een eigen tekst op mijn bijdrage. De…
Niet ingelogd - Plus artikel - log in of neem een gratis maandabonnement
Uw Abonnement is (bijna) verlopen (of uw browser moet bijgewerkt worden)
Uw (proef)abonnement is verlopen (of uw browser weet nog niet van de vernieuwing)
Op 14 april van dit jaar publiceerde Doorbraak een opinietekst van mijn hand. Daarin stelde ik de vraag of de in december vorig jaar opgerichte parlementaire werkgroep Institutionele Zaken wel tastbare resultaten kan boeken. Het risico is immers reëel dat de vertegenwoordigers van de federale regeringspartijen in de werkgroep tricolore stokken in de Vlaamse wielen zullen steken op bevel van hogerhand. Een tweetal weken later reageerde mevr. Roosmarijn Beckers, Vlaams volksvertegenwoordiger voor Vlaams Belang, met een eigen tekst op mijn bijdrage.
De werkgroep
Het Vlaams-nationale parlementslid formuleerde gelijkaardige bedenkingen met betrekking tot deze ‘impotente werkgroep’. En wel omwille van het gebrek aan formele capaciteiten en hefbomen en de onevenredige samenstelling. Daardoor hebben de traditionele partijen meer zeggenschap dan het geval zou zijn in een officiële parlementaire commissie. Daarin zouden de Vlaams-nationalisten immers een meerderheid kunnen vormen om de benodigde radicale doelstellingen te formuleren volgens dewelke de verdere Vlaamse natievorming dient te verlopen. Dit is nu echter niet het geval met slechts drie nationalisten (met inbegrip van de voorzitter van de werkgroep) op zeven vaste leden. Door het overwicht van personen van wie de politieke missie erin bestaat het huidige Belgische staatsbestel en de anti-Vlaamse maatregelen vanuit Brussel te verdedigen en te rechtvaardigen, dreigt het resultaat van voorzitter Liesbeth Homans’ inzet op een teleurstellende sisser uit te draaien.
Na drie besloten vergaderingen over de regeling van de werkzaamheden van de werkgroep gingen vanaf 22 februari dit jaar de openbare vergaderingen van start. Daarin werd gehandeld over de bevoegdheidspakketten ‘gezondheidszorg’, ‘arbeidsmarktbeleid’, ‘cultuurbeleid’, ‘mobiliteitsbeleid’, ‘energiebeleid’, ‘landbouw’, ‘dierenwelzijn’, ‘onderwijs’, ‘economie’, ‘wetenschappelijk onderzoek’, ‘innovatie’, ‘woonbeleid’, ‘buitenlandse handel’, ‘internationale betrekkingen’, ‘ontwikkelingssamenwerking’, ‘leefmilieu’, ‘natuur’, ‘klimaat’, ‘justitie’, ‘veiligheid’, ‘financiering’, ‘fiscale autonomie’, ‘staatsstructuur’ en ‘toekomstig staatsmodel’.
Onwetende vragenstellers?
De door de werkgroep uitgenodigde sprekers, experten op het gebied van de tijdens de bijeenkomsten behandelde thematieken, krijgen de kans om een algemene stand van zaken te schetsen. Daarna kunnen vragen gesteld worden. Op deze werkmethode valt op het eerste gezicht weinig aan te merken. Behalve dan dat onze parlementairen zodoende worden gereduceerd tot soms ogenschijnlijk onwetende en naïeve vragenstellers met een gebrek aan inhoudelijke achtergrondkennis. Niet de verkozen politici, maar de geconsulteerde experten moeten uitleggen hoe en binnen welke termijn de bevoegdheidsherschikking moet gebeuren. De tegenstanders van Vlaamse natievorming verkeren daarnaast in de mogelijkheid om hun vragen zodanig te formuleren dat ze hopen met de verkregen antwoorden de standpunten van hun respectievelijke partijen kracht bij te zetten.
Alleen al in de eerste vergadering slaagden de drie vertegenwoordigers van Vooruit, Open Vld en Groen erin hun tevredenheid te uiten over het feit dat er volgens hen geen communautaire ‘taboes’ waren tijdens de gesprekken. Er stonden dus geen remmen op de formulering van voorstellen die de historische ontwikkelingen en verwezenlijkingen, voortkomend uit de Vlaamse volkswil om autonomie te bekomen, teniet zouden doen.
Een aantal citaten
Laat het een opluchting heten dat de optie om beleidsdomeinen te herfederaliseren tijdens bijna alle vergaderingen aan bod kwam. Toch beschouwden de experten deze optie bijna telkens als onwenselijk. Een aantal citaten van onafhankelijke deskundigen over herfederalisering uit de verslagen van de werkgroep:
Dhr. Guy Tegenbos, vertegenwoordiger Staten-Generaal van de Geestelijke Gezondheidszorg tijdens de hoorzitting van 15 maart met betrekking tot het gezondheidsbeleid: ‘Over defederaliseren of herfederaliseren is er in de Staten-Generaal geen totale unanimiteit. Voor velen is defederaliseren een sterke eis. […] Doorgaans lijkt men het tot de normale gang van zaken te rekenen dat er een verdere defederalisering zal komen. Vlaanderen is de logische ene hand. Er is weinig geloof in herfederalisering. […] Vergeet herfederaliseren. Dat is de wet van de tandpastatube. Als men een tube tandpasta heeft uitgeknepen, krijgt men die tandpasta er niet terug in. Dat ziet men in alle landen. […] Mijn stelling is ook dat men moet streven naar zoveel mogelijk bevoegdheden bij de deelstaten omdat een federale staat met twee grote groepen in een politiek bestel — bij ons heeft men dat bewust een beetje ingewikkelder gemaakt — altijd heel moeilijk is.’
Vlaams beleid gehinderd
Dhr. Danny Van Assche, gedelegeerd bestuurder Unizo tijdens de hoorzitting van 29 maart met betrekking tot het arbeidsmarktbeleid: ‘Ik denk dat niemand zal pleiten voor een herfederalisering van het mobiliteitsbeleid of van openbare werken. Niemand zal pleiten voor de wafelijzerpolitiek. Spoorlijnen, wegen en fietspaden stoppen niet aan de taalgrens. Ze moeten op elkaar worden afgestemd.’
Dhr. Hans Maertens, gedelegeerd bestuurder Voka tijdens dezelfde hoorzitting als reactie op dhr. Pieter Timmermans, gedelegeerd bestuurder VBO, die pleitte voor de herfederalisering van dossiers als de dienstencheques en de leerrekening: ‘Ik heb de indruk dat het federale niveau het schip is dat momenteel gestrand is in het Suezkanaal. Onze ervaring is dat het federale niveau ons vaak hindert om in Vlaanderen tot een echt beleid te komen.’
Dhr. Géry Vanlommel, manager Public Affairs bij Fluvius, tijdens de hoorzitting van 14 juni met betrekking tot het energiebeleid: ‘Volgens ons is dat niet gewenst. Het zou te complex zijn. Het is uiteraard een politieke keuze. Als je van drie regelsets — een Brusselse, Vlaamse en Waalse — opnieuw één set van regels moet maken, dan lijkt ons dat bijzonder complex en ook onrealistisch.’
Mevr. Katrien Van Herck, juridisch adviseur Boerenbond, tijdens de hoorzitting van 21 juni met betrekking tot landbouw en dierenwelzijn: ‘Ons aanvoelen is dat de regionalisering van deze bevoegdheden in de praktijk weinig aanleiding geeft tot problemen in relatie met andere bevoegdheidsdomeinen. Een eventuele herfederalisering van het landbouwbeleid is dan ook niet aan de orde.’
Mevr. Ann Carette, professor verbonden aan het Instituut voor Milieu en Duurzame Ontwikkeling van de UAntwerpen tijdens de hoorzitting van 27 september met betrekking tot leefmilieu, natuur en klimaat: ‘De spreker meent niet dat een herfederalisering de oplossing is. Het verder regionaliseren van de bevoegdheden kan wel degelijk beantwoorden aan de vereisten van de Europese verordening over energie- en klimaatgovernance.’
‘Concrete voorstellen voor een nieuwe staatshervorming’?
Het blijft evenwel de vraag wie hier nu precies iets mee zal aanvangen. Wie analyseert de inhoud van de verslagen en hoe gaat men er mee aan de slag? Waarschijnlijk zullen de resultaten van de bevragingen worden gebundeld in een inhoudelijk afgezwakt standpunt van het Vlaams parlement ten aanzien van het federale niveau. Met wat geluk houden de relevante bevoegde personen de resultaten goed bij de hand om na de verkiezingen van 2024 (of eerder) vanuit een gerechtvaardigd Vlaams-nationaal perspectief mee de basis te vormen voor een zwart-gele bestuursovereenkomst. Of zullen de uitkomsten slechts worden aangewend om de komende perioden partijbelangen te dienen in plaats van de algemene Vlaamse belangen? In dat laatste geval zal het spoedig wederom ontmoedigende klachten regenen over de miskenning van de Vlaamse eisen, die in de realiteit verworden zijn tot brave verzoeken en wensen.