Genezen van het geloof in de macht
DDR-auteur Franz Fühmann werd 100 jaar geleden geboren
Franz Fühmann
foto © Bundesarchiv, Bild 183-M0323-0300 / Katscherowski (verehel. Stark), / CC-BY-SA 3.0, CC BY-SA 3.0 DE
Het hele oeuvre van Franz Fühmann draait rond de centrale vraag of hij niet gewoon het ene radicale ‘geloof’ voor het andere verwisseld had.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementHet oeuvre van de Sudetenduitser en latere DDR-burger Franz Fühmann (1922-1984) stond in het teken van de ‘Wandlung’, de ‘verandering’. In zijn jonge jaren was Fühmann een gloeiende nationaalsocialist. In Sovjet-Russische krijgsgevangenschap bekeerde hij zich tot het communisme. Maar naarmate de jaren vorderden, begon hij zich af te vragen of hij niet gewoon het ene radicale ‘geloof’ voor het andere had ingewisseld. Meer en meer vervelde Fühmann tot een van de meest (zelf)kritische auteurs van de DDR. Hij groeide uit tot een vertrouwenspersoon en een ankerpunt voor maatschappijkritische jonge dichters.
1° Een bewogen leven
Nationalistische stemming
Franz Fühmann zag het levenslicht op 15 januari 1922 — vandaag precies 100 jaar geleden. Zijn geboorteplaats Rochlitz, een dorpje in Sudetenland, het Duitstalige gedeelte van het toenmalige Tsjechoslowakije (thans Rokytnice nad Jizerou, Tsjechië), speelde een predestinerende rol in zijn leven en werk. De Sudetenduitse minderheid — met drie miljoen mensen 28 % van de totale bevolking — voelde zich niet thuis in Tsjechoslowakije, een staat die na de ontmanteling van de Donaumonarchie was opgericht.
Het heimwee naar de vroegere suprematie van de Duitstaligen in Bohemen-Moravië ten tijde van het Oostenrijks-Hongaarse keizerrijk vond zijn neerslag in de slogan ‘Heim ins Reich’. Het verlangen naar aansluiting bij Duitsland wakkerde een nationalistische stemming aan, waaraan ook de familie Fühmann niet kon weerstaan. De jonge Fühmann sloot zich in 1936 aan bij de ‘Deutscher Turnverein’, een Sudetenduitse jeugdorganisatie met nationaalsocialistische sympathieën. Met het Akkoord van München van 29 september 1938 ging de droom van vele Sudetenduitsers in vervulling. Hun gebied werd deel van het Reich, zijzelf werden ‘Reichsbürger’.
Hersenspoeling
Bij het uitbreken van de oorlog in 1939 meldde Fühmann zich vrijwillig aan bij de Wehrmacht. Wegens een arbeidsongeval bij de genietroepen werd hij niet ingelijfd bij een gewapende eenheid, maar mocht hij dienst doen als telegrafist aan het Oostfront en het bezette Griekenland. Van 1945 tot 1949 was hij krijgsgevangene in de Sovjet-Unie. Zijn positieve ervaringen met gewone Russen — arbeiders en soldaten — en de lectuur van Marx, Engels en Lenin bewerkten zijn afkeer van de nationaalsocialistische ideologie.
Gehersenspoeld in een ‘antifaschistische Schule’ verkoos hij zich bij zijn vrijlating in december 1949 te vestigen in de pas opgerichte Deutsche Demokratische Republik (DDR). Tot 1958 werkte hij als cultureel functionaris bij de National-Demokratische Partei Deutschlands (NDPD), een van de vier toegelaten partijen naast de SED, de leidende marxistisch-leninistische partij van de DDR. Intussen publiceerde hij dichtbundels, novellen en kinderboeken. Het succes van zijn kinderboeken stelde hem in staat vanaf dat jaar van zijn pen te leven. Hij trok zich terug in het landelijke Märkisch-Buchholz ten zuiden van Berlijn.
Cultuurpolitiek
Tegen het midden van de jaren ’60 begon zijn kritiekloze houding tegenover de DDR en haar cultuurpolitiek af te zwakken. In een geruchtmakende Brief an den Minister für Kultur(uit 1964) brak hij een lans voor een scheppende en kritische atmosfeer in het literaire landschap van de DDR die ‘respect voor creatieve prestaties en meedogenloze kritiek verenigt (…) en dogmatische engheid en sectair denken volledig van de hand wijst.’ (1) Consequent nam hij in januari 1966 ontslag uit het bestuur van de schrijversbond omdat het Centraal Comité van de SED een maand daarvoor kunstenaars zoals Peter Hacks en Heinrich Müller gehekeld had wegens het verspreiden van ‘nihilistisch gedachtengoed’. In november 1973 ging hij zelfs zover op het zevende congres van de schrijversbond te pleiten voor een maatschappij die kritiek zou kunnen verdragen.
Met dit laatste was het op zijn zachtst gezegd niet zo goed gesteld. Op 16 november 1976, amper drie jaar na Fühmanns moedige referaat, werd de protestzanger Wolf Biermann tijdens zijn tournee in Keulen het staatsburgerschap ontnomen. ‘Ausgebürgert’ kon de lastpak Biermann de communistische machthebbers van de DDR niet meer op de zenuwen werken. Fühmann behoorde tot de eerste ondertekenaars van de Offener Brief die bekende auteurs uit protest tegen die maatregel aan de regering stuurden. Terwijl hij in de daaropvolgende jaren meer en meer jonge dichters zoals Uwe Kolbe inspireerde, geraakte hij zelf in het maatschappelijke en cultuurpolitieke leven geïsoleerd. De SED verhinderde in 1981 de door hem geplande uitgave van een bloemlezing van jonge kritische DDR-auteurs. Op 8 juli 1984 overleed Fühmann in Oost-Berlijn, maar op zijn wens vond hij zijn laatste rustplaats in Märkisch-Buchholz.
2° Tegen ideologische correctheid
Kernbegrip
‘Wandlung’ of ‘verandering’ was het kernbegrip in Fühmanns oeuvre, in het bijzondere in een drietal autobiografisch getinte werken, de novellebundel Das Judenauto (1962), het reisdagboek Zweiundzwanzig Tage oder die Hälfte des Lebens (1973) envVor Feuerschlünden(1982). Waar Das Judenauto met verhalen over zijn jeugdjaren en ervaringen als soldaat en krijgsgevangene nog schematisch zijn ‘bekering’ schildert, toont Vor Feuerschlünden [voor vuuropeningen] aan hoe de kennismaking met de poëzie van een grote expressionistische dichter hem tot een veel genuanceerder en diepgaander begrip van de ‘Wandlung’ bracht.
Overrompeld
In de jaren ’70 had Fühmann van de uitgeverij Reclam (Leipzig) het verzoek gekregen een keuze uit het werk van de Oostenrijkse dichter Georg Trakl (1887-1914) te maken. De uitgave ervan liep niet van een leien dakje. De SED had veel moeite met het aanvaarden van het werk van een als ‘decadent’ bestempelde dichter. Pas in 1981 kon het boek verschijnen. Fühmann was zo overrompeld door Trakl dat de enkele bladzijden die hij aanvankelijk als nawoord had willen schrijven zich aaneenregen tot een heus boek. En dat boek verscheen in 1982 bij zijn huisuitgeverij Hinstorff (Rostock) onder de titelVor Feuerschlünden. Erfahrungen mit Georg Trakls Gedicht (in de West-Duitse licentie-uitgave heet het Der Sturz des Engels).
Het boek maakte zo een diepe indruk in de Bondsrepubliek dat Fühmann er de Geschwister-Scholl-Preis van de stad München voor kreeg. Dat betekende een grote morele genoegdoening voor hem. Tegelijkertijd vervulde ze hem met een zekere schroom: hij, ooit een overtuigde nationaalsocialist, mocht een belangrijke literaire prijs in ontvangst nemen die genoemd was naar Hans en Sophie Scholl, zijn generatiegenoten, die hun verzet tegen het Hitlerregime in 1943 met het leven hadden bekocht.
Herinnering
De poëzie van Georg Trakl hielp Fühmann een nieuwe kijk op de ‘Wandlung’ te verwerven. Zijn boek Vor Feuerschlünden gaat dan ook niet in de eerste plaats over Trakls leven, maar wel over de mate waarin diens werk zijn ideologische zekerheden aan het wankelen bracht. Het begint met de herinnering aan een avond begin mei 1945. De soldaat Fühmann brengt zijn verlof door in het ouderlijke huis in Rochlitz. Amper drie dagen voor de capitulatie van de Wehrmacht hebben vader en zoon Fühmann het nog over de ‘Wunderwaffen’ waarmee Duitsland nog de overwinning zou kunnen behalen (op dat ogenblik controleerde de Wehrmacht nog een groot gedeelte van Bohemen). Vader vertelt hem ook dat hij tijdens de Eerste Wereldoorlog als soldaat in het Oostenrijkse leger Trakl heeft gekend.
Het optimisme van de zoon is vlug doorprikt. Bij het lezen van Trakls versregels ‘Unter Dornenbogen / O mein Bruder klimmen wir blinde Zeiger / gen Mitternacht’, verschijnt voor zijn geestesoog het beeld van de totale nederlaag: dat is de ‘Mitternacht’ waar hij en zijn generatiegenoten verblind en misleid op af snellen zoals de wijzers (‘Zeiger’) van de klok. Het poëtische beeld doet hem inzien wat hij tot dan toe niet had willen zien: dat de nederlaag onafwendbaar voor de deur stond, letterlijk ook voor die van het eigen huis.
Kettinghonden
Franz Fühmann neemt afscheid van zijn vader die hij niet meer levend zal terugzien. De Sudetenduitsers zullen trouwens allemaal door de Tsjechische regering uit het land worden verdreven. Op weg naar zijn compagnie geraakt de jonge soldaat in het vangnet van de ‘Kettenhunde’ (zoals de Duitse veldgendarmes in de volksmond genoemd werden omwille van de ketting die ze om hun hals droegen). Zijn papieren zijn niet in orde. ‘Deserteurs’ wacht de strop. Ordnung muß sein, ook twee dagen voor de capitulatie! Gelukkig kennen de ‘kettinghonden’ hem en zijn familie persoonlijk en ontsnapt hij zo aan de dood.
Klassenstrijd
Wanneer Fühmann enkele dagen later dolend door de bossen gevangen wordt genomen door de Russen, zal hij Trakl vlug vergeten. De ideologische omturning in de ‘Antifa-Schule’ helpt hem daarbij een handje. De ‘leerlingen’ — krijgsgevangen Duitse soldaten — moeten kiezen tussen het socialisme en het kapitalisme (waarvan imperialisme en fascisme/nazisme volgens de marxistisch-leninistische doctrine de uitwassen zijn): een derde weg is er niet, ‘tertium non datur’. De klassenstrijd waartoe Fühmann zich bekeert, wordt ook op esthetisch gebied gevoerd: een literatuur die mystiek of hermetisch klinkt, behoort volgens de communisten tot het instrumentarium van de ‘kapitalisten’ om de waarheid te versluieren. Een voorbeeld van zulke literatuur vormt het expressionisme. Wie een consequent socialist wil zijn, moet ‘figuren’ zoals Trakl verwerpen. Fühmann, die de nieuwe ‘heilsleer’ toejuicht om des te beter te kunnen breken met zijn verleden, heeft aanvankelijk die prijs daarvoor over.
‘Decadent’
Maar ook als cultuurfunctionaris in de DDR kan hij het niet nalaten gefascineerd de gedichten van Trakl te lezen. Hij houdt van wat hij als ‘decadent’ zou moeten afwijzen. Leert de doctrine hem dan niet dat zulke schrijvers de menselijke geest vergiftigen? Fühmann is innerlijk verscheurd: ‘Gedanken des Neuen, Gefühle des Alten’. Was hij werkelijk veranderd? De enige uitweg uit zijn persoonlijke crisis biedt de bezinning op het begrip ‘decadentie’. Volgens de marxisten-leninisten betekent ‘decadentie’ verval, dat zich uit in een deformerende weergave van de werkelijkheid. Verval van wat en ten opzichte waarvan, vraagt Fühmann zich af. Was het tijdperk dat de expressionisten voorafging, echt zo humaan?
Voor de communisten is ‘decadent’ gelijkluidend met ‘abnormaal’, maar behoort het abnormale niet ook tot het domein van de mens? Wie die aspecten van het mens-zijn loochent in naam van het ‘gezonde’ en het ‘fatsoenlijke’, verminkt de mens. De les die Fühmann hieruit trekt, luidt: niet zijn liefde voor Trakl, maar het feit dat hij zich vroeger (als cultuurfunctionaris) in de strijd had gemengd tegen de ‘modernen’ is reactionair! Bovendien is de genadeloosheid waarmee de ‘decadente’ schrijvers de ware verhoudingen in de wereld blootlegden, veel progressiever dan de ideologische correctheid waarvan vele socialistische auteurs in hun ‘realistisch’ werk getuigenis aflegden.
Zelfkritiek
De literatuur die trouw is aan zichzelf, leert Fühmann afstand te nemen van de ideologie. Hoe ‘decadent’ ze ook is, ze toont aan dat op elk ogenblik positieve en negatieve eigenschappen in de menselijke ziel in een gespannen houding naast elkaar leven. Autoritaire regimes stimuleren vooral de negatieve zoals het kritiekloze slikken van bevelen, de afkeer van alles wat ‘abnormaal’ is of niet in de pas loopt. Loopt een mens van het ene regime naar het andere over zonder kritische reflectie over die negatieve eigenschappen, dan kan er nauwelijks van ‘Wandlung’ gesproken worden, zoals Fühmann in zijn eigen leven ervoer.
‘Wandlung’ heeft niet zozeer te maken met bekering dan met een permante zelfkritiek en met een onafgebroken werken aan de positieve eigenschappen zoals openheid, kritische kijk en wantrouwen tegenover leiders die voor alles een pasklare oplossing hebben. ‘Wandlung’ is geen statisch gebeuren, maar een dynamisch proces. Dat ze niet voor de zelfgenoegzame is weggelegd, blijkt uit de woorden waarmee Fühmann zijn boekVor Feuerschlünden besloot: ‘Wir werden weiter der Wahrheit nachsinnen. Mehr Schmerz? Wir werden es erfahren. Aber es kann wohl nicht anders sein.‘ (We zullen verder nadenken over de waarheid. Meer smart? We zullen het ondervinden. Maar het kan wel niet anders gaan.)’
(1) Franz Fühmann, Essays, Gespräche, Aufsätze 1964-1981, Hinstorff Verlag, Rostock 1986, p. 15.
Categorieën |
---|
Tags |
---|
Dirk Rochtus (1961) is hoofddocent internationale politiek en Duitse geschiedenis aan de KU Leuven/Campus Antwerpen. Hij is voorzitter van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN). Zijn onderzoek gaat vooral over Duitsland, Turkije, en vraagstukken van nationalisme.
Een volledige ambtstermijn zat er niet in voor de SPD’ers Brandt, Schmidt, Schröder en nu Scholz.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.