Misschien kent u haar nog uit mijn vorige column: Christina, mijn logopediste. Laatst vroeg Estrella, mijn Spaanse media naranja - halve appelsien - zoals ze hier zeggen, aan haar wat we mochten doen en moesten laten. Reizen? Pintje bier? Glaasje wijn? Christina antwoordde meteen dat we met mate vooral moesten doen waar we zin in hadden en van het leven moesten genieten. Zo lang er geen contra-indicatie was met met mijn medicijnen. Ik heb Christina meteen omhelsd (dat wilde ik…
Niet ingelogd - Plus artikel - log in of neem een gratis maandabonnement
Uw Abonnement is (bijna) verlopen
Uw (proef)abonnement is verlopen (of uw browser weet nog niet van de vernieuwing)
Misschien kent u haar nog uit mijn vorige column: Christina, mijn logopediste. Laatst vroeg Estrella, mijn Spaanse media naranja – halve appelsien – zoals ze hier zeggen, aan haar wat we mochten doen en moesten laten. Reizen? Pintje bier? Glaasje wijn? Christina antwoordde meteen dat we met mate vooral moesten doen waar we zin in hadden en van het leven moesten genieten. Zo lang er geen contra-indicatie was met met mijn medicijnen.
Ik heb Christina meteen omhelsd (dat wilde ik toch al een tijdje doen). ‘Geniet van het leven zolang het kan’ is haar filosofie en laat het nu toevallig toch ook de mijne zijn. Wat een verschil met Martha, een dokter die we dezelfde vraag voorlegden en die achter elke hoek een gevaar zag schuilen. Reizen? ‘Nee, want met buitenlandse hospitalen weet je maar nooit’, zei ze, zich geheel onbewust van de ironie van haar woorden, gericht aan deze Vlaming in een Andalousisch ziekenhuis. Haar voorzichtigheid was, vanuit haar verantwoordelijkheid als arts, te begrijpen. Wanneer ze zomaar zou zeggen: ‘doe maar’, dan zou de patiënt haar later ter verantwoording kunnen roepen als het mis zou gaan. Martha is dus een nee-smurf.
Het is die angst om verantwoordelijk te worden gesteld voor de stommiteiten van dommekloten die onze maatschappij in een angstkramp heeft gestort, altijd bang voor schadeclaims, in het spoor van de Amerikaanse trend om uit alles munt te slaan, overigens niet alleen op medisch vlak. Het resultaat van die angstcultuur is dat fabrikanten van bleekmiddel op hun flessen moeten zetten dat je er vooral niet mag van mag drinken en je mensen alleen in een auto met een mondmasker op ziet zitten. Of erger: een senior writer van een zelfverklaarde kwaliteitskrant met twéé mondmaskers over elkaar in een tv-studio.
Als ik mijn hele leven naar dit soort van handelaars in angst had geluisterd, dan was ik verzekeringsagent geworden in plaats van journalist. Dan was ik nooit naar Andalusië verhuisd, de beste beslissing ooit. Of dan had ik ook nooit een sabbatjaar genomen om met mijn toen 9–jarige dochter door India en Zuidoost-Azië te reizen, iets waar ze nog steeds de vruchten van plukt. Of dan had ik nooit de Himalaya en de Andes overgestoken met de motor. Ik zou mezelf beroofd hebben van levensveranderende ervaringen en herinneringen waar ik nu, liggend in een Spaans hospitaalbed, nog steeds van geniet.
Mijn dochter Julia – ze is 24 nu – vroeg me vorige week of ik bang was om te sterven. Ze had me op de spoedafdeling van het ziekenhuis gezien in kritieke toestand en dan spelen zo’n vragen al snel door het hoofd. Ik antwoordde haar naar waarheid dat ik niet bang ben om te sterven maar wel om ‘niet te leven’. Om het met de grote filosoof Ricky Gervais te zeggen: ‘Dood zijn is een beetje zoals een klootzak zijn: het is vooral erg voor je omgeving. Zélf heb je er geen last van.’