JavaScript is required for this website to work.
post

Gent, zijn feesten, zijn pisgeur, zijn Belleman

ColumnJohan Sanctorum23/7/2015Leestijd 3 minuten

Het grote volksfeest is leutig, exuberant, soms baldadig, maar heeft als uitlaatklep ook altijd een reactionaire kant gehad.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Speciaal ben ik uit vakantie terug gekomen om thuis te kunnen blijven van de Gentse Feesten, en toch nauwgezet de verslaggeving hierover te volgen. Grote nieuwigheid dit jaar: net nu het publieke sanitair voor hen in ruime mate aanwezig is, hebben ook vrouwen het wildplassen ontdekt. Nieuw verworven vrijheid? Of quasi-rebellie van brave burgertrutten?

Enige historiek is hierbij relevant. De allereerste Gentse Feesten werden gehouden in het hongerjaar 1843, op uitdrukkelijke aanvraag van de industriëlen, die het werkvolk liever één keer uit de bol zagen gaan, dan elk weekend, met het bijbehorend absenteïsme op maandag. Het moest maar eens uit zijn met de wildgroei van buurtfeestjes her en der: vanaf dan nog één keer een ‘Algemene Kermis’, ingeluid door de Belleman, symbool van gezag en orde.

Anders gezegd: ook al kun je er nu oesters eten en komt de nette middenklasse vanuit het ganse Vlaanderland zich hier een etmaal bezuipen, toch is deze stadskermis een overblijfsel van het brood-en-spelen-verhaal uit een donkere tijd van grote armoede. Soms is het goed om zoiets niét te blijven cultiveren. Terecht keerde de Gentenaar de Feesten de rug toe na de Tweede Wereldoorlog, en ontdekte hij zijn eigen vrijetijdsproject, niet gepatroneerd door vorst en vaderland. Vrije tijd als niet-gealiëneerde bezigheid, een dagje naar de kust, een SM-club opstarten, een gedicht schrijven, of gewoon niets doen.

Een van hen was Walter De Buck, beeldhouwer, zanger en pornograaf, die in 1962 een clubje oprichtte, ‘Trefpunt’, waar een paar artistieke alternatievelingen elkaar vrij discreet konden ontmoeten. Een handvol rebellen en losbollen, zeg maar. Het is de Stad Gent zelf die hem uit zijn hol haalde en tot stadskunstenaar bombardeerde. Zijn vzw’tje mocht de nieuwe Gentse Feesten organiseren, met Walter als dialectsprekende megafoon, in naam van de grote sociale cohesie. Walter had niets door en tokkelde verder op zijn gitaar.

Deze recuperatie, onder socialistische vlag uiteraard, leidde zoals gezegd tot een remake van de proletenkermis uit de 19e eeuw, maar dan vooral ten dienste van de middenstand en de horeca. De verplichte zwijnerij echter herinnert nog volop aan de tijd dat het werkvolk moest feesten op bevel, en zich voor de rest van het jaar mocht kapot labeuren. Idem dito trouwens voor de grote concurrent, het Aalsters Carnaval, en eigenlijk alle ‘volksfeesten’ ter wereld.

Een onvergetelijke dag

Anders gezegd: Het obligate jaarlijkse zuip-, kots-en zeikfestival, in de schaduw van de Vooruit, ruikt meer naar recuperatie dan naar emancipatie. Het wildplassen is de perfecte metafoor voor deze repressieve tolerantie (Herbert Marcuse). Het mag niet, maar iedereen doet het, enkel tussen 17 en 26 juli, om te bevestigen hoe onvrij we eigenlijk wel zijn, en hoe we allemaal die elektriciteitstoeslag van 8% toch zullen betalen, willen of niet. Met de wildplasboetes wordt overigens het legale sanitair gefinancierd, zodat dit quasisubversief ritueel perfect nuttig is en de kas doet kloppen.

Weer moet ik als filosoof voor pretbederver spelen: de pisgeur van de Gentse Feesten herinnert net aan de demagogische oorsprong ervan. De manier hoe De Buck als stadsanimator onschadelijk werd gemaakt, herhaalt zich in het obligate massaritueel rondom de kotsemmer, dat ideologisch eigenlijk maar weinig verschilt van de collectieve uitzinnigheid in de fascistische meeting, nu ook beschikbaar in Tomorrowland-variant.

Steeds opnieuw komt me dan die onvergetelijke film Una giornata particolare (1977) van Ettore Scola voor de geest, een dag uit het leven van vermoedelijk de twee enige Romeinen die niét aanwezig waren op het feestelijk treffen van Hitler en Mussolini, 8 mei 1939.

Diep in de achtergrond, ver van het gewoel, broeit een ander soort vrijheid dan die van het zogenaamde volksfeest en de geregisseerde hysterie. Het privé-feest, binnenskamers of in de achtertuin, is kwalitatief iets helemaal anders dan de bonte kermis waar Vlamingen, het knechtenvolk, zo verzot op zijn.

Of wat dacht u van deze quote van de filosoof Jürgen Habermas: ‘Als de utopische oases uitdrogen, ontstaat een woestijn van banaliteit en radeloosheid’. Uitgerekend het motto waarmee de vzw Trefpunt van De Buck zaliger tegen zijn eigen bierkaai vecht. Of wordt het tafereel van de vrouw die in de goot plast, aanzien als een ‘utopische oase tegen de banaliteit’?

De echte Gentenaar rest dan ook nog maar een ding in deze periode: de pisgeur van zijn stad ontvluchten en met vakantie gaan. Vreemde ongerijmdheid, en toch zo herkenbaar. Nog tot zondag 26 juli.

 

Johan Sanctorum is filosoof, publicist, blogger en Doorbraak-columnist.

Johan Sanctorum (°1954) studeerde filosofie en kunstgeschiedenis aan de VUB. Achtereenvolgens docent filosofie, tijdschriftuitgever, theaterdramaturg, communicatieconsultant en auteur/columnist ontpopte hij zich tot een van de scherpste pennen in Vlaanderen en veel gevraagd lezinggever. Cultuur, politiek en media zijn de uitverkoren domeinen. Sanctorum schuwt de controverse niet. Humor, ironie en sarcasme zijn nooit ver weg.

Commentaren en reacties