Goed gevoel? Verre van
Pleidooi voor idealisme en pacifisme
foto © Reporters
Er is niets mis met een radicaal en idealistisch geloof in de vredesbeweging. Het moet niet allemaal pragmatisme zijn, of illiberalisme, predikt Lukas De Vos.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementPakkend moment bij de afsluiting van de Boekenbeurs, dat wel. De Last Post op drie plekken, één minuut stilte ter nagedachtenis van alle slachtoffers uit de Groote Oorlog, honderd jaar na de totaalverwoesting in de Vlaamse velden. En toch laat het een zure smaak na. Want de vredesgedachte, zo wezenlijk voor het Verbond VOS en de Frontbeweging, is nog weinig meer dan een schaamlapje voor de wapenhandel en de zogenaamde veiligheidsindustrie, die de overheid als lemmingen achternaloopt. Het is bon ton wat meewarig en zelfs minachtend neer te kijken op de ‘naïviteit’ van het vredesidealisme. ‘Realisme’, heet dan de nieuwe wapenwedloop, de militarisering van de maatschappij, het volstrekt onethisch gedrag van de ordediensten.
In het Verenigd Koninkrijk wordt nu al beschimpend neergekeken op wie dezer dagen de klaproos niet op zijn revers draagt. Schone schijn primeert. De zwakte van de vredesbeweging is helaas dat ze liturgie is geworden, een mantra om de leegheid ervan te verhullen, een verschoning voor het abjecte ongeloof in de mogelijkheid van die ándere, geweldloze aanpak. In een tijd waarin de Amerikaanse president Trump als een losgeslagen, schuimbekkende stier landen en pers afdreigt, nu eens met een totale kernoorlog, dan weer met broodroof, morgen met uithongering en vervolging op valse gronden, moet je al een rechte rug hebben om menselijkheid (waarmee zowat alle religies zwaaien, maar het vlees is zwak, en de auto- of theocratie verleidelijk) te laten voorgaan op primitief haantjesgedrag. De bedienaars van de vredesrituelen zijn zelf ongelovig geworden, wat de cynische vertoning van de symbolen nog pijnlijker maakt. Hoe zei Mao dat ? De macht komt uit de loop van het geweer. Maar is het die macht die we moeten nastreven ?
De herdenkingen van de Eerste Wereldoorlog graven in eerste instantie naar de bedilzucht van de militaire kaste. Er wordt ingezoomd op de laatste soldaat die van blijdschap opsprong die elfde november (Marcel Terfve) en zijn evenwicht verloor, meteen een kogel in de bast. Of op de allerlaatste sukkelaar, de Canadees George Price, die door een sluipschutter twee minuten voor affluiten werd geveld in Havré. Op de schade en de ruïnes. Op de heldhaftigheid en de ‘offervaardigheid’. Op de belgicistische mythe van de ‘koning-ridder’, die niet de burgergelijkheid maar het instandhouden van de conservatieve machten op het oog had, getuige zijn loze beloftes over een Nederlandstalige universiteit en de pantserbrigade die hij in 1916 naar de tsaar stuurde om te strijden in Galicië, maar natuurlijk ook om de bolsjewieken onder de duim te houden. Op de gruwelijkheden. Op het schaamteloos gedrag van de vluchtende bezetter. Ik lees niks over die arme honderdduizenden Chinezen die vanaf 1916 letterlijk waren aangekocht door de geallieerden voor de fourage en vooral voor het levensgevaarlijke opruimwerk van de slagvelden – er vielen meer doden bij de Chinezen ná de gevechten dan tijdens. (Natuurlijk wel over de overtijdse Wiedergutmachung tegenover de rekruten uit de eigen kolonies, Sikhs bij de Britten – zie De Morgen –, zwarte Congolezen bij ons – zie De Standaard). Ik lees niks over vergeving. Ik lees niks over godsvrede. Ik lees niks over grootmenselijkheid. Triomfantelijkheid, opgepept vlaggenvertoon en rancune verstikken waar het eigenlijk om gaat: make love not war. Maar de portemonnee is altijd nader dan gezond verstand. Herdenken kost niks, denken des te meer.
Puigdemont
De weerzin waarmee de Europese lidstaten de billen dichtknijpen voor Carles Puigdemont heeft niet zozeer vandoen met grondwettelijkheid of fout bestuur in Catalonië, maar vooral met zijn methode. De nationalisten hebben zich nauwelijks tot niet laten verleiden tot het gebruik van geweld, de Guardia Civil des te meer. Alsof Tejero nooit verdwenen is. Elk centralistisch bestuur is monomaan, en zoekt absolute machtsuitoefening, Spanje is daar een mensonterend voorbeeld van. Daartegenover staat het getuigenis van Puigdemont, die misschien niet de meest onderlegde strateeg of de moedigste politicus is, maar op wiens uitgangspunten weinig valt af te dingen. Dat hij de vriendschappelijke scheiding tussen Tsjechië en Slowakije als voorbeeld ziet. Dat hij de Baskische aanpak ten stelligste afwijst. Dat hij radicaal de doodstraf een misdaad tegen de mensheid noemt. En vooral dat hij in De Catalaanse Crisis: Een Kans voor Europa (2018) openlijk belijdt: ‘Ik ben een pacifist – ik heb bij voorbeeld ook geen legerdienst gedaan – zelfs al betekende dat dat men daardoor minder vlug zou inzien dat ook in Catalonië het onafhankelijkheidsstreven gekoesterd werd. Geweldloosheid was een must. (…) De vreedzame weg was de enige die we konden bewandelen.’ Dat Karl Drabbe meesmuilend het tweede deel van zijn boek afdoet als utopisch, en pleit voor ‘Realpolitik’, bewijst hoe doordesemd het politiek inzicht is vervormd tot pragmatisme, een andere benaming voor illiberalisme. De drijfveer daarvan is ijdelheid en hebzucht (ongebreidelde groei en winst).
Van Extergem
Ik breek een lans voor dat onbevangen vredesideaal, waarmee Gandhi het Britse Rijk op de knieën kreeg en de onafhankelijkheid afdwong. Ik wil de Vlaamse beweging terug zien keren naar de idealen van het pacifisme. Wie de procesverslagen tegen de tedere anarchist Jef Van Extergem naleest, toen Vlaanderen nog een hart had en links dacht, socialistisch gedachtegoed als ontvoogdend hanteerde om terechte gelijkwaardigheid en gelijke behandeling af te dwingen, beseft wat wij hebben opgeofferd aan gemakzucht, vooroordelen, koudwatervrees.
Van Extergem maakt brandhout van de onwillige, soms ronduit vervalste beschuldigingsakte voor “activisme” en toont aan dat de “militaire inquisitie” tegen leden van de gouwraad, die (de socialistische – red.) minister Emile Van der Velden spoedig stopzette, onverminderd doorging. Na een tirade tegen Teirlinck, Anseele, Braun, Buisset en Versteylen die ‘échte kollaborateurs’ waren, herhaalt hij de Belgische regering al van in de oorlog niet meer te erkennen. Staat de rechter weer met de mond vol tanden wanneer die hem voor de voeten werpt dat hij ‘een blaadje heeft uitgegeven, De Socialistische Vlaming’ en stelt: ‘Gij wordt daar niet voor vervolgd’. Van Extergem: ‘Maar toch staat het in de beschuldigingsakte!’
Hilarisch wordt het als het over majesteitsschennis gaat. Hij heeft Albert uitgescholden voor ‘lange zwibzwab’, voor ‘dien kerel met lange poten die elk jaar 2,5 miljoen nodig heeft’ (de Coburgs zijn blijkbaar nooit vies geweest van graaien), voor de ‘garde-champêtre de La Panne’ (blijkbaar veel erger dan de neerbuigendheid waarmee Leopold II het parlement omschreef als ‘la baraque d’en face’). Waarom kan hij geen eerbied opbrengen voor het vaderland? ‘Vaderland betekent erfgoed: ik, ik heb geen erfgoed, vermits ik niets bezit; bijgevolg heb ik geen vaderland!’ Volgt zijn republikeinse overtuiging en de twee maten en twee gewichten waarmee zijn vervolging is ingeleid: ‘Laat ons nu eens nagaan wat de socialisten zoal zegden over de Koning. Ferdinand Hardijns noemde hem “Luppe Kaneel” in Vooruit. In elke socialistische betoging wordt gezongen: “Leve d’algemene werkstaking, – wij zullen Leopold zijnen nek afwringen”, wat later veranderd wordt in “… wij zullen Albert zijn nek afwringen”! Een gekend socialistisch lied luidt: “A bas la guerre, sabres et canons – Vive la République, à bas le roi de carton”! Louis Bertrand schreef een brochure over Leopold II, onder de titel: “Saligaud II”’. België noemt hij ‘un crachat anglais’, een citaat van een diplomaat.
Terwijl de rechter teksten van anderen als bewijs van zijn ‘samenwerking’ met de Raad van Vlaanderen aanvoert, houdt Van Extergem voet bij stuk: niks mee te maken, die watjepeeën drentelden rond een bestuurlijke scheiding, hij gaat voor niks minder dan de Republiek Vlaanderen, ‘Sovjet-Vlaanderen’ gezien zijn overtuiging als internationalist dat er wereldomvattende radenrepubliek moet komen. Maar ook daar – en daar gaat het om – zonder geweld en discriminatie. ‘Ik ben echter, van de eerste dag van de oorlog af, opgekomen tegen de mensenslachting’, al van in december 1914. Daarom verwerpt hij ook Versailles, ‘de schandelijkste vrede ooit gesloten’. Dan retorisch, en enigszins tegenstrijdig, maar wel met de juiste tegenstander in het achterhoofd: ‘Mijn grote betrachting was dat de soldaten, aan alle fronten, hun wapens zouden omgekeerd hebben, om ze te richten op de borsten van de uitbuiters, van de kapitalisten. Tegen de Internationale van het kapitalisme, die de arbeiders tegen elkaar in het vuur joeg, moest de Internationale komen van het proletariaat, die het kapitalistisch wangedrocht zou verpletterd hebben.’
Onafhankelijkheid
Catalonië heeft het aan den lijve ondervonden, na de kortstondige afscheuring en de onafhankelijkheidsverklaring van 1934, maar vooral tijdens de wreedheden die de anarchosyndicalisten (CNT) – van 1936 tot 1939 de behoeders van een zelfregulerende maatschappelijke ordening tegen kerk en grootgrondbezit – moesten ondergaan vanwege de stalinisten, en vooral van de fascisten die met Franco de dictatuur instelden. Niet CNT maar de onwettige regering en de junta die het democratisch verkozen parlement verjoegen hebben in een vroeg stadium het onafhankelijkheidsstreven van nu van grondvesten voorzien. Het was de anarchistische krant Solidaridad Obrero die in volle opmars van Franco op 18 augustus 1936 nog durfde te schrijven: ‘Wij kunnen de noodzakelijkheid van een geregeld leger niet inzien’. Verzoenend optreden kan aan banden worden gelegd met geweld, maar slaagt er nooit in de democratie te doen uitdoven.
Stomverbaasd
Ik sta dan ook altijd stomverbaasd over de strijdhaftige toon, de vergoelijking en zelfs verheerlijking van geweld, de verdediging van regelrechte autocraten (of ze nu Orbán, Erdoğan of Trump heten) die ik in toenemende mate bij rechts-conservatieve bewegingen en partijen zie. Ik begrijp de obsessie niet met wapentuig en oorlogstragiek, en dat gaat van Jonathan Holslag tot uitgeverij De Krijger (het bestverkopende onderdeel van Stand 126 op de Boekenbeurs, de ‘9 uitgevers’). Ongezonde interesse, verbittering, afgunst, wrok, minderwaardigheidsgevoel, ik merk het elke dag in de dithyrambes van AfD, Fidesz, PiS, het Rassemblement National, de Partido Popular, de Finse partij (Suomalainen Puolue), de ÖVP, de Pijlkruisers van Jobbik, de Sverigedemokraterna en diergelijke. Ze scheppen een klimaat, in naam van ‘eigen soevereiniteit’, ‘identiteit’, ‘natie’, dat steeds nadrukkelijker het eigen gelijk wil afdwingen, en daardoor de foute vijand viseert. Even verwerpelijk als, zoals ik in een ‘documentaire’ nachtuitzending van RTBf over de Eerste Wereldoorlog kon vaststellen, geschiedenisontkenning en misplaatste ophemeling van het gezag.
Niet de Europese Unie, maar de grote concerns vormen de uitdaging, niet de volkeren maar de banken, niet de andersdenkende burger (zelfs niet als die zich politiek korrekt gedraagt of zo wil zijn) maar de wapenboer. En dan is een volgehouden vredesbeweging niet kortzichtig maar een langetermijnstrategie, niet onnozel maar het enig waardige alternatief.
Tags |
---|
Lukas De Vos (1949) is senior journalist (VRT, knack.be), docent, essayist. Recente boeken: 'Land! Land!'(2011); 'Heen' (2012); 'Ivo Michiels Poortwachter Woordwachter' (2013); 'Met Thrillend Oog' (2016); 'Apache, Niet Zomaar een Indianenverhaal' (2017). Europakenner, Aziëdeskundige, filmspecialist (Snapshots VVF). In voorbereiding: 'De Duitse Strop' (2018).
Rechts gaat vooruit bij de recente federale verkiezingen in Zwitserland. Maar het land functioneert helemaal anders dan andere Europese democratieën.
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.