Goossens is de eigenaar niet van Mei ’68
Terechtstelling van Robespierre en Saint-Just
foto ©
Zogeheten progressieven verwijten zogeheten conservatieven dat zij een andere mening hebben. Een repliek op Goossens’ Mei ’68-retoriek.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementHet kon niet uitblijven, maar is ook erg legitiem: Paul Goossens heeft zijn visie op Mei ’68 neergeschreven in een toch wel erg dun boekje. Het jaar dat niet wil sterven, uitgegeven bij EPO. Dat is een goede zaak want Goossens heeft als boegbeeld van Januari ’68 recht van spreken. Tegelijk staat zijn verhaal blijkbaar bol van het pessimisme. Althans zo blijkt uit een verslag van een voorstelling ervan bij de Antwerpse boekhandel De Groene Waterman door de activistische kunsthistoricus en filosoof Lieven De Cauter op De Wereld Morgen (30/04).
’68 als omphalos
Het boek zelf heb ik niet gelezen en dat ben ik ook niet van zins. De beperkte ruimte die Goossens vol schrijft (125 pagina’s) lijkt mij model te staan voor de armoede van zijn denken. Al jarenlang ontwaar ik geen enkele diepgang in de columns die hij schrijft in De Standaard, maar dat zal wel aan mij liggen. In alle geval is dit geen recensie van zijn boek, maar van de jubel die De Cauter erover aanheft.
Die heeft één idee eruit geïsoleerd. Ik vermoed ook het enige. ‘Sinds 9/11 is er volgens Goossens een soort van dubbele strategie: tegelijk de Verlichting omarmen om de islam te kunnen wegzetten als achterlijk — vandaar het omarmen van homorechten en de gelijkheid van man en vrouw, wat Goossens bij rechts helemaal niet ernstig neemt — en tegelijk de geest van ’68 aanwijzen als de bron van de ineenstorting van de traditionele verbanden, het gezag en de waarden.’ Dat noemt De Cauter ‘het briljante punt van Goossens’ essay. Hij legt een joekel van een contradictie in het nieuwe conservatisme bloot: men kan niet tegelijk ’68 aanwijzen als bron van alle kwaad en zich op de Verlichting beroepen’. Want: ‘Zonder ’68 hadden we nog geen homorechten en geen gelijkheid van man en vrouw.’
Ze zijn Will Ferdy onderweg vergeten
Nou, nou. De Cauter was in ’68 negen jaar, ik was er negentien. Ik speelde er niet bepaald een grote rol, maar liep in ’68 wel in Leuven rond en volgde aandachtig wat er gebeurde. Ik heb daar nooit de homorechten horen verdedigen. De eerste keer dat ik aan een betoging daarvoor deelnam was, als ik me goed herinner, in 1980. De eerste verdediger van de homorechten was… Will Ferdy. Die werd door de linkse jongeren toen beschouwd als een ouwe rechtse zak. Beroepscontestant Johan Anthierens schreef hem de grond in omdat hij hem een slijmbal vond. Ondertussen is de N-VA-kandidaatburgemeester voor uitgerekend Leuven een (gehuwde) homo, Lorin Parys, met twee pleeg- en één adoptiekind. Hoezo, Goossens, niet ernstig?
Vrouwenrechten? Die werden vanaf 1970 luidruchtig verdedigd door Dolle Mina, een actiegroep die voortkwam uit het Nederlandse socialisme en in ons land niet echt veel weerklank vond (zoveel beha’s werden er heus niet verbrand). Maar goed, laten we die maar op het conto van Mei ’68 schrijven. Ondertussen is de N-VA de eerste partij die een vrouw van Marokkaans-Vlaamse afkomst als burgemeester heeft, Nadia Sminate in Londerzeel. Hoezo, De Cauter, niet ernstig?
De dynamiek van de guillotine
Wat De Cauter echter het meest opviel bij de oude contestant die Goossens geworden is, was zijn uitspraak: ‘Er is zo weinig reactie bij de Vlaamse intelligentsia over De Wevers gebruik van de Verlichting.’ En daar wringt hem dus het schoentje bij zowel Goossens als De Cauter als inleider Karel Verhoeven, hoofdredacteur van De Standaard. Zij denken dat zij niet slechts erfgenaam maar ook eigenaar zijn van de Verlichting en dat hun interpretatie de enige mogelijke is.
Zij begrijpen niet dat niet slechts Mei ’68, als katalysator van een tijdsgeest, aan een nieuwe evaluatie toe is. Ook de Verlichting zelf is dat. Tot nu toe heeft revolutionair links zich de Verlichting toegeëigend, en daardoor kunnen doen vergeten dat uit die stroming al zeer snel het despotisme is voortgekomen van Louis de Saint-Just (1767-1794) en Maximilien de Robespierre (1758-1794). Die werden beiden gekortwiekt door de dynamiek van de guillotine die ze zelf op gang hadden gebracht.
Burke
Daar stond ideologisch de Ierse liberaal Edmund Burke tegenover (1729-1797). In tegenstelling tot wat men vandaag beweert was dat geen rabiate reactionair. Hij had in het Britse parlement in 1775 het standpunt verdedigd van de Amerikaanse revolutie. Maar hij voorspelde al in 1790 in Reflections on the Revolution in France dat die revolutie een dynamiek zou ontwikkelen die zijn eigen kinderen zou opvreten. Wat in 1794 inderdaad bewezen werd. Hij kantte zich tegen veranderingsprocessen aan de hand van ideologische concepten. Burke pleitte voor een geleidelijke en behoedzame, organische verandering die rekening hield met geschiedenis en traditie.
In feite heeft Burke de weg aangegeven die West-Europa heeft gevolgd en die is uitgelopen op de Europese Unie. Oost-Europa heeft onder druk van het stalinisme en marxisme de weg gevolgd die Goossens, Verhoeven en De Cauter feitelijk voorstaan. Zoals bekend heeft dat tot een debacle geleid. Het probleem is dus niet, zoals zij stellen, dat de hedendaagse Burkeanen vandaag de Verlichting kapen voor perfide doeleinden. Zij proberen net de ware Verlichting — die van Immanuel Kant — in ere te herstellen. En dat proberen uitgerekend Goossens cum suis te beletten.
De boom herken je aan zijn vruchten
Of die ‘neoconservatieven’ dat altijd even goed doen en of je hen mag amalgamiseren — van Sarkozy via Alternative Für Deutschland tot Bart De Wever — zoals de zelfbenoemde ‘progressieven doen? Dat is een voorwerp van publiek debat. Het probleem is dat mensen als Goossens en De Cauter niet houden van dat debat. Zij herkauwen liefst formules die zij ooit uit het hoofd hebben geleerd en gaan dan jammerend aan de kant liggen. Wie zei ook weer dat je de boom herkent aan zijn vruchten?
Eddy Daniels is gewezen hoofdredacteur van Intermediair. Hij publiceerde recent een boek over de rol van de profeet Mohammed in het ontstaan van het jihadisme, ‘De kwestie M. Een gekaapte godsdienst’, dat enthousiast aangeprezen werd door Etienne Vermeersch.
Bij Vooruit blijft na het vertrek van Rousseau een niet-geëngageerde club van moreel voortreffelijken over, meent Eddy Daniëls.
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.