Graaien in de kas
De 'nieuwe' politieke graaicultuur
Een Agusta boven Brussel
foto © REPORTERS © Didier DE HOE
De kwestie van de politieke graaicultuur is weer terug van nooit helemaal weggeweest. Oplossingen zijn nochtans niet zo moeilijk te vinden.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementOm de zoveel tijd steekt het monster weer eens even de kop op. De ‘publieke opinie’ is verontwaardigd dat politici handenvol geld uit de kas mee naar huis nemen, gewoon omdat zij daar zélf over kunnen en mogen beslissen. ‘Graaicultuur’ heet dat in het mooie jargon.
Er zijn tijden geweest dat politici daar bezorgd over waren. In de jaren ’90, na Dutroux, Agusta en Zwarte Zondag zou de ‘nieuwe politieke cultuur’ (NPC) komaf maken met al dat gegraai en de belangenvermenging. Want de burger was het beu.
De onbetwiste NPC-kampioen was toendertijd de VLD. Die had onder Guy Verhofstadt nog de ambitie om de CD&V als ‘Volkspartij’ van de troon te stoten. Maar de NPC heeft ondertussen samen met de ambitie van de VLD een eersteklas begrafenis gekregen. Jammer.
Partijen graaien het meest
Het belangrijkste graaifeest is natuurlijk de partijfinanciering zelf. Met veel dank aan het Agusta-schandaal. Die financiering ervoor zorgt dat partijen vandaag véél meer uit de staatskas mogen graaien dan ze eigenlijk zelf op kunnen. En dat zorgt er meteen voor dat ze ook niet meer afhankelijk zijn van hun achterban om hun financiën op orde te krijgen. Men noemt dat een ‘goede zaak’.
En het gaat natuurlijk niet over centen alleen. Combineer het feit dat opkomende concurrerende partijen hun eigen financiën (illegaal) bij mekaar moeten scharrelen met een kiesdrempel van 5%, en je weet meteen hoe de gevestigde partijen (steevast “democratisch” genoemd) hun machtsposities bevestigen tegen nieuwe partijen (steevast “extreem” genoemd).
In het economisch jargon heet zoiets ‘barriers to entry’. Voor bedrijven is het de (op één na) makkelijkste manier om vervelende nieuwe concurrenten buiten te houden en dus makkelijk rijk te worden. Voor partijen is het de (op één na) makkelijkste manier om vervelende nieuwe partijen koest te houden. Nog makkelijker is het om ze te verbieden of — indien dat écht niet mag — een cordon uit te vinden. In tegenstelling tot het bedrijfsleven, is het natuurlijk leuk in de politiek dat de grote partijen die drempels helemaal zélf kunnen invoeren.
In Duitsland halen partijen de financiering via giften van hun leden en legt de overheid door nog een dotatie bovenop. Wat er is mis met een dergelijk systeem?
Politici zelf
En dan heb je natuurlijk ook de politici zelf. Ze stemmen uittredingsvergoedingen die maar weinig voeling hebben met de werkelijkheid waar normale mensen in leven.
Niemand betwist dat politiek een meedogenloze stiel is. Niet-herverkozenen hebben het soms moeilijk om meteen weer een inkomen te vinden. Maar is ‘ontslaan worden door de kiezer’ niet heel vergelijkbaar met een gewoon ontslag in een onderneming? Maar ontslagvergoedingen van 100.000’en €? En zijn die ook echt ook nodig als iemand een lucratief postje opneemt of op pensioen gaat? Niemand (en vooral Miet Smet niet) lijkt daarop een eerlijk antwoord te kunnen geven. Al siert het sommigen om deze vergoeding niet op te nemen.
Wat is er mis met een ontslagregeling die vergelijkbaar is met wat gewone mensen zouden krijgen als ze de bons krijgen?
Dure postjes
En dan heb je nog natuurlijk de lucratieve postjes. Niemand betwist dat ‘de politiek’ haar mannetjes (en af en toe ook eens een vrouwtje) mag droppen in directiecomités van politieke instellingen. Daar is eigenlijk niks mis mee: er is politieke controle nodig op dat soort instellingen en bovendien is het een nuttig gebruik van (al dan niet gebuisde) politici. Dat kan heel transparant gebeuren.
Maar die mensen zitten daar dan omwille van hun politieke aanhankelijkheid, en niet omdat men uit honderden kandidaten de beste man (vrouw) geselecteerd heeft. En dan moet men ook niet onnozel gaan doen over de ‘zwaarheid van de functie’ en dat men zonder zware verloningen ‘geen geschikte kandidaten vindt’.
Het topje en de ijsberg
En dan is er natuurlijk nog de ijsberg onder water. Politici zijn enorm goed in het oprichten van vzw’s, intercommunales, parastatalen, huisvestingsmaatschappijen en ‘centra’ voor bestrijding van allerhande maatschappelijke kwalen.
Al die constructies halen vervolgens het leeuwendeel van hun werkingsmiddelen rechtstreeks uit de publieke kas of onrechtstreeks bij de consument via hun wettelijke monopolies.
En al die constructies hebben natuurlijk bestuurders en politieke controle nodig (uiteraard met zitpenningen of salarissen) waar men dan een legertje politieke vrienden (of zichzelf natuurlijk) gelukkig mee kan houden. Die dragen dan vervolgens een stukje van hun vergoeding af aan de partij, en daarmee is de cirkel van de partijfinanciering weer helemaal rond. Alle partijen hebben dus een objectief en financieel belang bij meer constructies en minder transparantie (de publieke opinie zou vragen durven stellen over het overheidsgeld dat er gespendeerd wordt). Verwondert het iemand dat het “geen prioriteit” is om dat soort structuren af te schaffen, of zelfs maar een efficiënte schaalgrootte te geven?
Gratis tip
Politieke partijen staan dus niet echt te springen om aan al die mechanismen iets te doen. Hoe groter de partij, hoe aantrekkelijker en makkelijker het is om met de vingers in de koekjestrommel te zitten. En dus hoe minder zin om daar iets aan te doen.
Van ons krijgen de heren beslissingsmakers hierbij een gratis tip. Als de partijen nu eens simpelweg afspraken om de helft van al de ontslagvergoedingen, salarissen van politiek benoemde posities en zitpenningen terug te betalen aan de desbetreffende instantie? Dan hebben die instanties meteen wat meer budget om hun goede werken te doen, hebben we een correcte besteding van de riante partijfinanciering én een leuke motivatie voor de politici om of al die instanties eigenlijk wel nodig zijn. De democratie en de staatsfinanciën zullen er wel bij varen.
En dan kan het monster van de verontwaardigde publieke opinie weer rustig gaan slapen en zich met andere problemen bezighouden. Misschien zal de politiek zelfs wat geloofwaardigheid terugwinnen…
Dirk Laeremans (1968) werkt al sinds 1997 mee aan Doorbraak. Als bedrijfsleider liggen zijn interesses vooral in internationale economie en economische vraagstukken. Dirk leidt de zakelijke kant van Perruptio bv, uitgever van Doorbraak.
Stip 4 december aan in uw agenda. Doorbraak nodigt u uit voor het sponsordiner met Derk-Jan Eppink.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.