JavaScript is required for this website to work.
post

Griekenlands ‘stille grootsheid’

Vader van de kunstgeschiedenis vond een gruwelijke dood

Dirk Rochtus8/6/2018Leestijd 4 minuten

foto © This file was donated to Wikimedia Commons by as part of a project by the Metropolitan Museum of Art.

Johann Joachim Winckelmann is gekend voor zijn omschrijving van de Griekse kunst als ‘Edle Einfalt, stille Größe’. Het geloof in het ‘edele’ kwam tot uiting in de ‘Weimarer Klassik’, hoogtepunt van de Duitse cultuur.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Minutenlang verzette de grote geleerde zich tegen de kleine crimineel die hem eerst met een strik probeerde te wurgen en hem vervolgens zeven messteken toebracht. Uiteindelijk zeeg hij neer en bloedde dood. Zo kwam er in Triëst op 8 juni 1768 – precies 250 jaar geleden – een einde aan het leven van de man die met zijn hoofdwerk ‘Geschichte der Kunst des Altertums’ (1764) (Geschiedenis van de kunst van de Oudheid) als de ‘vader van de Europese  kunstgeschiedenis’ geldt. Johann Joachim Winckelmann (1717-1768) was op de terugreis van Regensburg naar Rome, waar hij als Commissario delle Antichità (opzichter van de antieke kunstwerken) in de Kerkelijke Staat en als Scrittore (secretaris) in de Vaticaanse Bibliotheek werkte. Onderweg had hij nog in Wenen van keizerin Maria Theresia vier gouden en zilveren medailles ontvangen voor zijn wetenschappelijke verdiensten. Het was deze kleine schat die de begeerte van een andere hotelgast in Triëst zou opwekken en Winckelmann fataal zou worden.

Vaticaan

Toen Winckelmann in 1717 in Stendhal (in de huidige Oost-Duitse deelstaat Sachsen-Anhalt) als zoon van een arme schoenmaker geboren werd, kon niemand vermoeden dat hij ooit met zijn esthetische opvattingen over de kunst van de Oude Grieken het Duitse classicisme zou beïnvloeden. De jonge Winckelmann had het materieel niet onder de markt. Hij moest zijn schoolbezoek zelf financieren met het beheren van de schoolbibliotheek, brak zijn universitaire studies theologie vroegtijdig af en moest als huisleraar in zijn levensonderhoud voorzien. Over de eerste dertig jaar van zijn leven schreef Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832): ‘Er war dreißig Jahr alt geworden, ohne irgendeine Gunst des Schicksals genossen zu haben.'(Hij was 30 jaar oud geworden zonder ook maar één gunst van het lot genoten te hebben).

Maar de toekomst zou Winckelmann eindelijk toelachen, toen hij in 1748 een aanstelling als hoofd van de slotbibliotheek van Nöthnitz bij Dresden verkreeg. De nabijheid van Dresden – ‘Elbflorenz’ (het Florence aan de Elbe) – stimuleerde zijn liefde voor de kunst. De pauselijke nuntius in Sachsen was zodanig onder de indruk van de geleerzaamheid van Winckelmann dat hij hem een betrekking als bibliothecaris in het Vaticaan aanbood. Net voor Winckelmann in 1755 naar Rome verhuisde, publiceerde hij  in Dresden het boek ‘Gedanken über die Nachahmung der griechischen Werke in der Malerei und Bildhauerkunst’ (Beschouwingen over de nabootsing van de Griekse werken in schilderkunst en beeldhouwkunst).

Ideaal

In een interview met de Deutschlandfunk vat Bernhard Fischer, de directeur van het Goethe- und Schiller-Archiv in Weimar, de kunstopvatting van  Winckelmann als volgt samen:  ‘Es gibt ein immer gültiges Ideal, das über die Schönheit eines Kunstwerks entscheidet. Und dieses Ideal schöner Natur hat die griechische Kunst des 5. Jahrhunderts vor Christus verwirklicht.’ (Er is een ideaal dat zijn geldigheid altijd bewaart. Dit ideaal beslist over de schoonheid van een kunstwerk. En het is dit ideaal van schoonheid dat de Griekse kunst van de vijfde eeuw voor Christus heeft verwerkelijkt).  Bij Rob van Gerwen, senior docent filosofie van de kunsten Universiteit Utrecht, klinkt het zo: ‘(…) Door het ideaal te volgen geeft men de natuur waarlijk weer, en ontwikkelt men voor zichzelf een regel; pas daarna kan men zich een zekere vrijheid gunnen. Kunst is pas autonoom nadat de Griekse regels geïnternaliseerd zijn. De goede eigenschappen van de Griekse kunst zijn: schone natuur, edele contour en draperie.’

‘Het land der Grieken’

Het is dat ‘edele’ dat Winckelmann inspireerde tot zijn beroemd geworden omschrijving van de Griekse kunst: ‘Edle Einfalt, stille Größe’. ‘Edele eenvoud, stille grootsheid’ was ook een reactie op de overladenheid van de barok en de rococo. Een voorbeeld van dat edele zag Winckelmann in het beeld dat Laokoön voorstelt, de Trojaanse priester die zijn stadsgenoten ervoor waarschuwde het Trojaanse paard niet in de stad binnen te halen. De god Apollo liet hem en zijn twee zonen als straf door drie slangen wurgen. Winckelmann beschrijft hoe de uitdrukking op het gezicht van de uitgebeelde figuren van een ‘grote ziel’ getuigt: ‘dieser Schmerz, sage ich, äußert sich dennoch mit keiner Wut in dem Gesichte und in der ganzen Stellung’ (deze pijn, zeg ik, uit zich nochtans met geen enkele woede in het gezicht en de hele positie). Dat ‘edele’ hield een streven in naar harmonie, volmaaktheid en humaniteit zoals het tot uiting kwam in de ‘Weimarer Klassik’, een hoogtepunt van de Duitse cultuur tussen 1788, toen Goethe terug naar Weimar keerde van een tweejarig verblijf in Italië, en 1805, het jaar waarin Friedrich von Schiller overleed. Winckelmann lag mee aan de basis van de idealisering van het Oude Griekenland door vele Duitse denkers en dichters. Het verlangen van de ziel naar harmonie en schoonheid spreekt uit de woorden die Goethe zijn ‘Iphigenie auf Tauris’ laat verzuchten: ‘Das Land der Griechen, mit der Seele suchend’ (Het land der Grieken dat de ziel zoekt). Voor Friedrich Hölderlin (1770-1843) was het Oude Griekenland de ‘durch Götternähe erfüllte’ periode in de geschiedenis van de mensheid, de periode die ‘door de nabijheid van de goden vervuld’ was, een ideale toestand waarin met het Griekse ‘hen kai pan’ (alles en één) harmonie heerste.

Stendhal

Het waren niet alleen Duitse denkers en dichters die Winckelmann vereerden. De Franse schrijver Marie-Henri Beyle (1783-1842) was ook zo iemand. Als bestuurder van het ‘Département de l’Ocker’ van het Königreich Westfalen, onder Napoleon een Franse satellietstaat op Duitse bodem, woonde hij van 1807 tot 1808 in de buurt van Stendal. Uit bewondering voor Winckelmann nam hij het pseudoniem ‘Stendhal’ aan waaronder hij beroemd zou worden als de auteur van ‘Le Rouge et le Noir’.

Dirk Rochtus (1961) is hoofddocent internationale politiek en Duitse geschiedenis aan de KU Leuven/Campus Antwerpen. Hij is voorzitter van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN). Zijn onderzoek gaat vooral over Duitsland, Turkije, en vraagstukken van nationalisme.

Commentaren en reacties