Over Hammouchi en de Freedom of Speech
Weinige islamofoben blijken in staat te zijn tot een redelijk debat
Ook Othman El Hammouchi trapt in de val van de allochtone klaagcultuur
Een opponent in meute afblaffen is geen manier van praten. Vier bedenkingen bij de kritiek op Othman El Hammouchi.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementOthman El Hammouchi is een zelfbenoemde conservatieve moslim. Hij neemt een hele reeks standpunten in die ik niet deel, maar die ik respecteer. Ik herinner slechts aan het beroemde gezegde dat aan Voltaire wordt toegeschreven: ‘Meneer, ik verafschuw uw mening, maar ik wil vechten voor uw recht om ze te uiten’.
Hammouchi neemt nu, naar aanleiding van de controverse rond Mia Doornaert, het volgende standpunt in, tegen Bleri Lleshi: islamofobie is geen racisme want de islam is geen ras. Islamkritiek is fatsoenlijk en moet mogelijk zijn (een standpunt dat voor een moslim niet evident is). Islambashing is onfatsoenlijk want kwetst nodeloos mensen die eigenlijk niet weten waar het over gaat. Mia Doornaert noemt de islam onder andere achterlijk en doet dus aan islambashing.
Een geconditioneerde reflex
Meteen komt er een geconditioneerde reflex los van islamofoben (waar ik mezelf tussen haakjes ook toe reken, al verkies ik voor mezelf de term ‘mohammedanofoob’). De meesten vallen Hammouchi aan op zijn islamitische identiteit door hem van alles en nog wat voor de voeten te gooien wat je de islam kunt verwijten (en wat meestal terecht is). Daarbij heb ik vier bedenkingen.
Primo: Hammouchi is niet een officiële woordvoerder van ‘de’ islam en moet ook niet als dusdanig behandeld worden. Het is alsof je een christen bij ons die zich verzet tegen Kabila zou verwijten dat hij Leopold II vergeten is. Daar zal men ongetwijfeld op antwoorden dat Hammouchi, bewust of onbewust, deel uitmaakt van een sinister islamitisch complot om de grenzen van onze tolerantie uit te putten.
Ik laat dat in het midden, maar heb dan een tweede opmerking: de identiteit van Hammouchi is niet slechts dat hij moslim is (of zich zo noemt), maar dat hij ook conservatief is in de westerse zin van het woord, waarbij hij zich steunt op onze eigen filosofische opvattingen over democratie. Hij beroept zich bij mijn weten niet of nauwelijks op de Koran, maar vooral op John Stuart Mill (1806-1873) On Liberty. Nu is het duidelijk dat de meeste mensen die reageren op Hammouchi dit boek niet gelezen hebben (ik ook niet), maar ze gaan op die redenering ook nergens in (een uitzondering is Thomas Rotthier op Liberales in een stuk dat hij helaas niet publiceerde op Doorbraak; ik begrijp niet waarom). In alle geval is het zo dat men Hammouchi’s redeneringen voortdurend verengt tot een deel van zijn identiteit, dat niet eens essentieel is in het debat.
Op een agressieve toon
Mijn derde opmerking betreft de aard van de islamkritiek die op Hammouchi wordt uitgebracht. Hem worden (vaak op een agressieve toon) alle zonden van de islam voor de voeten gegooid die maar denkbaar zijn, en hem wordt verweten die niet te willen zien. Ik ben van dat laatste niet eens zeker, maar wat de meeste criticasters niet snappen is dat zij voor elk verwijt een tegengesteld verwijt in hun gezicht gegooid kunnen krijgen. Zo kan men bij de verwijten over de gewelddadige jihad met spelend gemak verwijten terugkrijgen over het gedrag van de conquistadores in Amerika tegenover de indiaanse culturen, om maar één voorbeeld te noemen. Als men over de vrouwenbesnijdenis begint dan kan Hammouchi antwoorden dat deze nergens vermeld wordt in de bronteksten van de islam, maar een pre-islamitisch gebruik is dat helaas door de ulama geaccepteerd en gepropageerd wordt, en waar hij als ‘verlichte’ moslim niet achter staat. Enzovoort.
Het meest infantiele niveau wordt bereikt als iemand gaat schrijven dat hij de islam bestudeerd heeft en dus met een gezag als van de paus van Rome kan verklaren dat die godsdienst achterlijk is (wat de huidige paus overigens niet beweert, men heeft zelfs de vorige, Benedictus XVI, gedwongen zijn woorden in te slikken nadat hij dit in Regensburg wel gezegd had).
Maar daarmee zijn we op de kern van de controverse gebotst: het verwijt van Hammouchi aan Doornaert dat zij aan islambashing doet als zij die religie achterlijk noemt, en dat dit onfatsoenlijk zou zijn. De vraagstelling wordt nu door de meeste criticasters van Hammouchi verkeerd begrepen: het gaat er niet om of Doornaert gelijk heeft of niet, maar of zij het recht heeft om dit te zeggen of niet.
Mannelijk welgevallen
Voor een goed begrip: ik vind dat Doornaert gelijk heeft, althans waar het het mohammedanisme betreft (de islam is wat anders, dat leg ik uit in mijn boek ‘De Kwestie M. Een gekaapte godsdienst’, maar dit terzijde). Ik vind dat bijvoorbeeld de houding van de islam tegenover de vrouw achterlijk is, en dat geldt niet slechts voor de ulama of de geloofsbronnen, maar voor een zeer groot deel van de onder ons levende moslims. Maar ik moet me er bewust van blijven dat dit een subjectief oordeel is, geen objectieve vaststelling (tenzij het om regelrechte mishandeling gaat), en ik dit niet urbi et orbi moet verkondigen. Ik kan zeggen dat gedwongen huwelijken achterlijk zijn, niet omdat ik dit zo vind, maar omdat dit strijdig is met de autonomie van het individu.
Maar ik kan niet zeggen dat zwemmen in burkini achterlijk is, want dit hangt af van mijn persoonlijke appreciatie (die ik deel met de overgrote meerderheid van mijn landgenoten). Ik durf zelfs herinneren aan het feit dat toen ik omstreeks 1965 ging zwemmen, er een zwembadreglement bestond dat bikini’s verbood. Toen Will Ferdy zich in 1970 als allereerste outte als homo op tv, raakte hij prompt de helft van zijn optredens in parochiezalen kwijt. Wie zijn wij dan om in die omstandigheden ons subjectief moreel oordeel van vandaag tot objectieve morele grondslag voor alle eeuwen der eeuwen te verklaren? Let wel: ik pleit niet voor de burkini en ik kijk met pervers mannelijk welgevallen naar bikini’s, maar ik kan begrip opbrengen voor wie er anders over denkt.
Niet nodeloos provoceren
De kwestie is dus niet of een aantal standpunten van Doornaert met betrekking tot de islam fout of verkeerd zijn, ze zijn geen van beide, ze zijn haar standpunten (die door velen gedeeld worden). Het probleem met Hammouchi is nu dat hij vindt dat deze subjectieve standpunten niet thuishoren in het debat.
Dit is een fundamentele kwestie: mocht Monty Python de draak steken met het evangelisch verhaal in The Life of Brian? Mag een ‘kunstenaar’ in een gewezen kerkgebouw een gekruisigde koe ten toon stellen? Mocht Theo van Gogh sjiitische imams ‘geitenneukers’ noemen? Mocht Salman Rushdie de vrouwen van Mohammed als hoeren afschilderen? Die vraag zou ik in twee onderdelen willen opsplitsen: mag het? En is het gepast?
Mijn eerste antwoord is dat het mag in het kader van de Freedom of Speech. Maar mijn tweede is dat als iets mag het daarom nog niet moet. Ik vond The Satanic Verses van Rushdie omwille van die passage nodeloos provocatief, maar ik vond uiteraard de reactie van de haatpredikanten (aangevoerd door Khomeiny) misdadig. Ik vond dat Van Gogh hopeloos grofgebekt was, en het maatschappelijk debat op geen enkele manier vooruit hielp, maar uiteraard moest hij daarom niet vermoord worden. Ik vond die tentoonstelling van die ‘kunstenaar’ een pathetische manier om aandacht te zoeken (hij wist dat er geen christenen klaar stonden om hem de keel over te snijden) en zo zijn eigen portemonnee te spekken. Maar de meeste mensen hebben daar gepast op gereageerd door zijn ‘kunst’ straal te negeren. Maar er zijn ergere pogingen geweest van ‘kunstenaars’ om aandacht te zoeken door te choqueren (Jan Fabre en Wim Delvoye verdienen daar veel geld mee; ik vind mensen als zij een toonbeeld van westerse decadentie waar vele moslims zich terecht aan ergeren).
Hammouchi is slimmer dan zij
Ik vond ten slotte The Life of Brian erg grappig en niet kwetsend. Hun humor was zacht en daardoor bevrijdend, ongeveer als die van Desmund Tutu toen hij zijn grap over Jozef vertelde toen die een plaats vroeg in de herberg met als argument dat zijn vrouw zwanger was. Waarop de herbergier: ‘Daar kan ik toch niet aan doen?’ En Jozef: ‘Ik ook niet’.
Alles hangt dus eigenlijk af van de context en van de functionaliteit. Ik verwijs even naar het voorbeeld dat Thomas Rotthier aanhaalt in verband met de Britse utilitarist Jeremy Bentham: honderd pond geven aan armen die er brood mee kopen is een goede daad. Honderd pond geven aan verslaafden die er drugs mee kopen is een slechte daad.
Toegepast: ik denk dat een omschrijving van de islam als ‘achterlijk’ positief kan zijn als je daarmee het maatschappelijke debat vooruit helpt, en ik denk dat Mia Doornaert dit ook doet. Ik denk dat die omschrijving verkeerd is als je bedoeld is om het maatschappelijke debat te blokkeren, waar vele van de criticasters op Hammouchi zich effectief aan bezondigen.
Zoals steeds is Hammouchi echter veel te affirmatief in zijn uitspraken omdat hij nu eenmaal vertrekt van heilige principes, die hij inderdaad niet aan Mill ontleent, maar aan een religieuze overtuiging. Rotthier zegt dat hij die neiging overigens deelt met Immanuel Kant, één van de vaandeldragers in ons pad naar de mensenrechten.
Maar precies dat verwijt, zich beroepen op principes die niet mogen betwist worden, kan ook gemaakt worden aan zijn criticasters die zich als een meute gedragen telkens hij een bijdrage publiceert en collectief beginnen te blaffen zonder zijn argumenten ernstig te onderzoeken. Uiteindelijk etaleren ze daarmee slechts hun eigen onmacht, en wat erger is: geven ze telkenmale Hammouchi gewonnen spel. Misschien is hij daar wel op uit? Hij is in alle geval slimmer dan zij.
Eddy Daniels is gewezen hoofdredacteur van Intermediair. Hij publiceerde recent een boek over de rol van de profeet Mohammed in het ontstaan van het jihadisme, ‘De kwestie M. Een gekaapte godsdienst’, dat enthousiast aangeprezen werd door Etienne Vermeersch.
Bij Vooruit blijft na het vertrek van Rousseau een niet-geëngageerde club van moreel voortreffelijken over, meent Eddy Daniëls.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.