JavaScript is required for this website to work.
post

Het federalisme in India

Koenraad Elst15/11/2012Leestijd 3 minuten

India is de grootste democratie ter wereld, mits men het parlementair stelsel democratisch noemt. Anders dan zijn buurstaten wordt India niet geplaagd door staatsgrepen of autoritaire regimes. 

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Het geheim van de Indische stabiliteit bestaat uit (1) de mentaliteit van de bevolking, die een soort democratie gewend is (zelfbesturende republieken waren er van de 4de eeuw v.C. tot 1950 niet meer, maar de dorpsraden zijn altijd blijven functioneren); en (2) een redelijke bevoegdheidsverdeling tussen het centrum, de deelstaten en de gemeenten.
‘India is een unie van staten’, zegt artikel 1 van de grondwet. Geschiedkundig is dat betwistbaar, want India is uit Brits-Indië voortgekomen, een rijk dat door verovering van staten tot stand kwam en een unitaire structuur had. Weliswaar had dit rijk 565 nominaal onafhankelijke vorstendommen in aanhang, maar die zijn slechts toegetreden tot ofwel India ofwel Pakistan, zonder verhaal tegen de wettelijke situatie daar; dat is geen ‘unie’. Maar wellicht is met arikel 1 de triviale verdeling van het land (deś) in deelstaten (pradeś) bedoeld.

De organisatie van het land was in de jaren ’50 en zelfs ’60 nog inzet van felle politieke betwistingen. Het beginsel van de ’taalkundige staten’ is letterlijk met bloed afgedwongen. Potti Śrī Ramulū vastte in 1952 tot de dood voor de vereniging van het Telugu-taalgebied (zelfs qua naam onbekend, doch nu een 80 miljoen zielen tellend) tot één deelstaat. Pas na zijn dood werd zijn eis ingewilligd, en heel Zuid-India werd volgens dit beginsel gereorganiseerd. In het noorden, waar hoofdzakelijk Hindi gesproken wordt door ruim 40% van de Indiase bevolking, wordt dit taalgebied verder opgedeeld, hoofdzakelijk langs historische lijnen. Het Panjabi, voor hindoes een Hindi-dialect maar voor sikhs een aparte taal, kreeg geen eigen deelstaat, onder meer doordat sikh-leider Tārā Singh zijn vasten tot de dood staakte. Tijdens de Pakistaanse invasie in 1965 toonden de sikhs zich echter zeer loyaal tegenover India, en als beloning kregen zij nadien een eigen Panjābī subā (provincie).

In theorie heeft India een voorbeeldige federale opbouw. Er zijn weinig bevoegdheidsconflicten tussen de bestuursniveaus; de bevoegdheid voor buitenlands beleid en landsverdediging ligt volledig bij de federale overheden ligt, die voor cultuur en onderwijs volledig bij de deelstaten. Er zijn echter nogal wat gevallen van usurpatie door de federale overheid van exclusieve bevoegdheden van de deelstaten, vooral dan de bevoegdheid om de eigen deelstaatregering te benoemen.

De grondwet voorziet de mogelijkheid voor de federale regering om de deelstaatbevoegdheden over te nemen in geval van een ernstige breuk van wet en orde, en dat artikel laat zich wel eens misbruiken. Zo stuurde de regerende Congrespartij in 1992 vier hindoe-nationalistische deelstaatregeringen naar huis, hoewel slechts één daarvan inzake wet en orde nalatig geweest was (de verwoesting van de Bābar-mokee door hindoe-activisten in Uttar Pradeś), en de daaropvolgende godsdienstrellen zich vooral voordeden in de Congresdeelstaat Mahārāstra.

In dit licht moet men ook de beroering over de Communal and Targeted Violence Bill (‘wetsontwerp op de communautaire en gerichte gewelddaden’) begrijpen, een bedenksel van de Congrespartij. Het geeft de centrale regering de bevoegdheid om tussen te komen in het deelstaatbestuur wanneer taal- of religieuze minderheden het slachtoffer zijn van haatmisdaden. Het wetsontwerp heeft het nieuws gehaald door hindoe-nationalistisch protest omdat het ervan uitgaat dat alleen de meerderheid geweld kan begaan. Onderzoek wijst uit dat de meeste godsdienstrellen door de moslimminderheid begonnen zijn, en het wetsontwerp bevordert ook het uitlokken van geweld door minderheden omdat bij voorbaat vaststaat wie de schuld zal krijgen. Het stelt een beoordelend lichaam in waarvan het stelt dat de minderheden er de meerderheid moeten vormen, wat wantrouwen jegens de democratie impliceert.

Maar het vormt ook een inbreuk op het federalisme door de macht van de deelstaatregeringen weer eens in te perken ten voordele van de centrale regering. Deze zou er voordeel bij krijgen, in deelstaten waar zij in de oppositie zit, communautair geweld uit te lokken. Omdat de gevolgen ook voor Congresleden al te duidelijk zijn, is onze pronostiek dat dit wetsontwerp nooit wet zal worden. De Indiase ervaring toont echter dat de democratie nooit verworven is: er liggen altijd antidemocratische tendensen op de loer.

Koenraad Elst (1959) is orientalist. Hij werkte als politiek journalist bij diverse Vlaamse en Indiase media, van Trends en Punt tot The Pioneer en Pragyata Magazine, als assistant buitenlandbeleid in de Belgische senaat, en als gastprofessor in twee Indiase universiteiten. Zijn eigenlijke roeping vindt men echter in de tientallen onderzoekspapers en een dertigtal boeken, vooral over de belangrijkste hangijzers in de antieke en hedendaagse feiten- en ideeëngeschiedenis van India, en verder over faits divers als de islam.

Commentaren en reacties