Identiteit, meer dan balletjes in tomatensaus
Balletjes in tomatensaus lijken op het eerste gezicht wat licht te wegen voor een canon, maar zijn eigenlijk toepasselijker dan we denken.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementIn een steeds meer geglobaliseerde, gehomogeniseerde en vooral chaotischer wereld is een duidelijke identiteit voor een samenleving geen overbodige luxe. Echter, wanneer buitenlanders aan Vlaanderen denken, zijn het niet de balletjes in tomatensaus die als eerste in hun gedachten komen maar hoogstwaarschijnlijk de Vlaamse Primitieven. De lokale gastronomie gebruiken als middel tot nationale cohesie of van een gedeeld cultureel dagelijks leven, zonder sociale verschillen, is op zich geen slecht idee. België deed het Vlaanderen reeds voor, en met succes. Bier , frieten en chocolade zijn vandaag wereldwijd symbolen van Belgische trots. Ook witloof (Italiaans: lattuga belga), spruitjes (Italiaans: cavolini di Bruxelles, Engels: Brussels Sprouts) en de Brusselse wafel of Belgian Waffle zijn bekend over de hele aardbol.
Indien Vlaams minister voor Toerisme Zuhal Demir een typisch gerecht uit Vlaanderen wenste te ‘canoniseren’ dan was haar keuze wel heel ongelukkig. Ik vermoed namelijk niet dat er iets universeler is verspreid dan die balletjes in tomatensaus. Mijn Siciliaanse schoonmoeder maakt heerlijke polpette al pomodoro; bij de Libanees in Brussel eten ze daoûd bâch; in Manhattan bestellen ze meatballs in tomato sauce; toen ik bijna twintig jaar geleden in Granada studeerde, aten we wekelijks albóndigas con salsa. Vlaamse stoverij daarentegen lijkt me hier een veel verstandigere gastronomische keuze. De carbonade flamande zijn zelfs in Wallonië nog steeds populair, niettegenstaande alle communautaire perikelen.
Houvast
Liberalen en progressieven beschouwen de culturele identiteit als een keurslijf of machtsstructuur die het individu beperkt in de vrije keuze en individuele ontwikkeling. Het ironische is dat ze deze ‘beperkende’ visie delen met etnische nationalisten in Vlaanderen, zowel de Vlaamse, Berberse als Turkse. Terwijl de ‘wereldburger’ in naam van de individuele vrijheid de eigen culturele identiteit zoveel mogelijk probeert te relativeren, deconstrueren en demythologiseren, pleiten sommige Vlaams-nationalisten in naam van de sociale cohesie, traditie en overlevering ervoor om die ten koste van alles te beschermen, vast te leggen en desnoods wettelijk op te leggen. Toch denk ik dat in een steeds meer globale en onzekere wereld een identitaire en culturele houvast geen slechte zaak zou zijn.
België spiegelde zich in 1830 aan het Franse voorbeeld, en kenmerkte zich, althans in theorie, als een liberaal en progressief staatsnationalisme. Het vormde een wettelijk kader voor de democratische emancipatie van de burger. Toch bleek er al snel in de praktijk een sterk etnisch-nationalistisch aspect aanwezig te zijn. De Belgische machthebbers probeerden vooral door de tweede helft van de 19e eeuw heen, en ook daarna, de dominante Franstalige cultuur op te leggen. De wallingant Raymond Colleye schreef in 1915 de beruchte woorden: ‘La Belgique de demain sera Latine ou elle ne sera pas’. Door het verzet van de Vlaamse Beweging slaagde men er echter niet in om het land te verenigen in een ‘union morale et verbale des races’.
Gelijkschakeling
Ironisch genoeg genoeg had diezelfde aanwezigheid van die Vlaamse cultuur vlak na de onafhankelijkheid nog als argument gediend om de Belgische identitaire eigenheid aan te tonen ten opzichte van de machtige Franse buur. Jules Destrée behoorde dan weer tot het sceptische en etnisch-nationalistische deel van de belgicisten en voorspelde zo’n honderd jaar geleden de communautaire problemen die het land gedurende de hele tweede helft van de 20e eeuw, en tot vandaag, zouden verscheuren: ‘Sire, (…) Vous régnez sur deux peuples. Il y a en Belgique, des Wallons et des Flamands; il n’y a pas de Belges.’ De culturele Gleichshaltung avant la lettre van België was mislukt.
De culturele strijd van de Vlamingen kreeg door de Belgische onwil en starheid vanaf de Eerste Wereldoorlog ook een politiek staartje. Gezien het Belgische keurslijf de Vlaamse cultuur stiefmoederlijk behandelde, zag een radicale minderheid een onafhankelijk Vlaanderen als enige garantie voor de culturele emancipatie. In tegenstelling tot die Frontbeweging, bleef de meerderheid van de Vlaamse intellectuelen zich tijdens en na de Eerste wereldoorlog voornamelijk concentreren op meer taalrechten en socioculturele volksverheffing, en hielden ze vast aan de Belgische staatsinrichting.
Ziek lichaam
Maar de economische depressie van de jaren ‘30, na de crash van Wall Street in 1929, veroorzaakte niet alleen een hoge werkloosheid en stijgende armoede in Vlaanderen, het besmette ook een belangrijk deel van de Vlaamse Beweging met het etnisch-nationalistische virus van de Nieuw Orde-ideologie. De socioculturele emancipatie verschoof steeds meer naar de achtergrond. De focus kwam te liggen op de strijd tegen de volksvreemde elementen, zoals de Joden of communisten. Het Vlaamse volk had als opdracht het maatschappelijke ‘lichaam’ te zuiveren van wat het ziek en zwak had gemaakt. Dit laatste werd niet alleen figuurlijk maar ook letterlijk genomen, wat leidde tot de gekende vreselijke gebeurtenissen.
Het grootste deel van de Vlaamse Beweging keerde zich na de Tweede Wereldoorlog af van deze etnisch-nationalistische visie op de eigen identiteit, en keerde weer naar de vroegere eisen voor meer culturele en politieke autonomie. Toch geraakte het Vlaams-nationalisme maar moeilijk af van de collaboratiesmet, voornamelijk doordat ze de eigen rol gedurende de bezetting maar al te graag vergoelijkte of minimaliseerde. Een radicaal deel bleef voor een groot stuk trouw aan de etnisch-nationalistische ideeën van weleer, en zou vanaf de jaren tachtig uitgroeien tot het Vlaams Blok (vandaag Vlaams Belang).
Risorgimento?
Het Vlaamse economisch mirakel van de jaren vijftig en de jaren zestig zorgde voor een steeds hogere welvaart, grotere mobiliteit, en steeds meer sociale rechten en bescherming van de burger. Dit alles zorgde ervoor dat sociale en familiale banden steeds minder nodig werden, en dus aan belang inboetten. Het individu was voortaan bevrijd van een tot dan toe natuurlijk aangevoelde machtsstructuur. Voortaan gold het motto ‘Vrienden kiest men, familie niet’. Dit alles zette de deur open voor het ongebreidelde individualisme van vandaag, met de keuzevrijheid en het zelfbeschikkingsrecht als belangrijkste ideologische pijlers.
Tegelijkertijd met de familiale banden, kwamen ook de religieuze en culturele traditie en overlevering onder vuur te liggen. Enerzijds was er de razendsnelle ontkerkelijking van de samenleving, anderzijds werd het cultuurrelativisme in de jaren zeventig en tachtig gemeengoed bij de artistieke avant-garde. De overwinningseuforie na de Koude Oorlog en de zorgeloze jaren van de Pax Americana die daarop volgden, veroorzaakten in de jaren negentig de definitieve doorbraak van het progressieve liberale wereldbeeld bij een groot deel van de Vlaamse bevolking.
De negatie of minimalisering van de problemen die gepaard gingen met het cultuurrelativistische, en dus permissieve, migratie- en integratiebeleid, en de criminalisering van critici, zorgde in diezelfde periode echter eveneens voor de terugkeer van het etnische nationalisme. Deze keer richtte men de pijlen niet tegen joodse of communistische elementen, maar wel tegen de islamitische gastarbeiders en hun nakomelingen. Al in 1991 haalde het Vlaams Blok (6,6%) meer stemmen dan de Volksunie (5,9%). Na decennia van globalisering (en Europese eenmaking van bovenaf in plaats van onderuit), werd in 2004 het Vlaams Blok zelfs de grootste partij in het Vlaams Parlement.
Xenofoob
De definitieve doorbraak van de N-VA in 2010 ging voornamelijk ten koste van het Vlaams Belang. Deze politieke erfgenaam van de Volksunie scoorde voornamelijk door de focus op de economische voordelen van meer Vlaamse autonomie, de onwerkbaarheid van de Belgische constructie, het civiel nationalisme en het doorbreken van de progressieve taboes op vlak van integratie en migratie. In 2014 zoog de N-VA hiermee het Vlaams Belang dan wel volledig leeg. De focus lag tot dan nog op een civiele invulling, en niet op een etnische, waarbij niet de culturele afkomst telde van de Vlamingen maar wel de gedeelde democratische cultuur en de politieke emancipatie van de Vlaamse gemeenschap.
Echter, de Vlaamse regering onder leiding van Geert Bourgeois (N-VA) was zo kleurloos, het integratie- en inburgeringsbeleid van Minister Homans (N-VA) zo inspiratieloos, en het migratiebeleid van staatssecretaris Francken zo machteloos (gezien de internationale en vooral Europese dimensie van het probleem), dat een groot deel van de overgelopen VB-kiezers reeds in 2019 ontgoocheld terugkeerden naar de etnisch-nationalistische stal. De islamitische hondenfluitjes en het geroeptoeter over hoofddoeken en boerkini’s van sommige N-VA kopstukken bleek een maat voor niets, en dreigt nu zelfs het Vlaams-nationalisme volledig in het xenofobe kamp te stoppen. De Vlaamse identiteit mag en kan mensen a priori niet uitsluiten omwille van hun conservatieve of ‘volksvreemde’ religieuze beleving, of het al dan niet eten van balletjes in tomatensaus.
Canon
Vandaag associëren progressieve en liberale Vlamingen zich steeds meer met België, gezien de afwezigheid van een duidelijke omlijnde Belgische culturele identiteit die hun keuzevrijheid zou kunnen beperken. De etnische minderheden zijn eveneens liever Belg dan Vlaming, omdat het hen ontslaat van eender welke integratie- en inburgeringsplicht. Door de obsessie van zowel N-VA en VB met alles wat met islam te maken heeft, lijkt mij dat de meest logische keuze. België werd zo symbool voor liberale vrijheden, verdraagzaamheid en laissez faire waarbij iedereen de eigen culturele identiteit mag bepalen en beleven (of opleggen zoals bij etnische minderheden), en met Brussel als hoofdstad van het individualistische wereldburgerschap. Vlaanderen staat voor hen daarentegen symbool voor culturele verkramptheid en provincialisme, onverdraagzaamheid en zelfs genetisch racisme, met een kleine nutteloze taal die blijkbaar ook nog eens heel moeilijk te leren valt.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat de Vlaamse canon, of een lijst van historische ankerpunten die onze Vlaamse cultuur en identiteit als Europese natie typeren, wordt aangevallen door de progressieve en liberale goegemeente vanuit dit cultuurrelativistisch wereldbeeld. Zij worden daarin gesteund door de etnische minderheden die zo weinig mogelijk willen integreren in de Vlaamse samenleving, en waarvan sommigen het liefst hun nakomelingen zoveel mogelijk zouden willen afzonderen van ‘Westerse’ invloeden. Daartegenover staan dan weer de Vlaamse etnisch-nationalisten met hun cultureel-absolutistische, autoritaire en reactionaire visie op de Vlaamse samenleving. Zij zien de Vlaamse canon als middel om het volk te zuiveren van onvlaamse en dus ongewenste elementen, met een sterke focus op alles wat islamitisch is.
Balletjes of polpette
In een steeds meer chaotische wereld, nu de Amerikaanse (en Westerse) militaire en culturele hegemonie op een einde loopt, lijkt het mij echter nodig en nuttig om de mensen een identitaire en culturele houvast te bieden. Echter men mag niet vergeten dat Vlaanderen altijd invloeden heeft gekend van zowel buiten- als van binnenuit. Een Vlaamse canon die dit respecteert, kan zeker een broodnodige culturele basis vormen, zowel voor degene die hier geboren en getogen is, als voor nieuwkomers.
Maar we mogen niet vergeten dat zonder kennis van de Europese en internationale geschiedenis, we de Vlaamse ook niet kunnen begrijpen. Hoe meer we van elkaar weten, hoe meer waarden we kunnen delen, hoe meer we elkaar zullen begrijpen, en hoe beter we overeen kunnen komen. Zonder het misschien te beseffen, bewees minister Demir met haar uitspraak over de balletjes in tomatensaus het historisch open karakter van Vlaanderen. Of waren het nu toch polpette al pomodoro?
PS: Tot de veertiende eeuw is er in de Europese kookboeken geen spoor van balletjes in tomatensaus. Het woord ‘purpetta’ (of polpetta) komt in de vijftiende eeuw voor het eerst voor in het Italiaanse kookboek Libro de Arte Coquinaria van de toen belangrijkste Europese chef Maestro Martino (ook Martino de’ Rossi of Martino de Rubeis) in dienst van de bisschop van Aquileia.
Tags |
---|
Philip Roose (1979) studeerde geschiedenis in Leuven en Granada en marketing en management in Parma. Hij woont in Catania (Sicilië) en exporteert Italiaanse wijnen. Samen met Joost Houtman schreef hij het boek 'Bella Figura: Waarom de Italianen zo Italiaans zijn?' (Uitgeverij Vrijdag; verschijnt 31 mei 2018).
Woorden scheppen de realiteit, of toch de perceptie ervan. Philip Roose over de instrumentalisering van taal.
Jack London was een veelschrijver én avonturier. Zijn omzwervingen overtuigden hem van de noodzaak van een socialistische samenleving, een idee dat hij verwerkte in zijn boeken.