JavaScript is required for this website to work.
Europa

Instemming van de burgers gevraagd!

Historicus Winkler over het Westen en het 'bonapartisme' van de EU

Dirk Rochtus29/12/2019Leestijd 6 minuten
Historicus Heinrich August Winkler.

Historicus Heinrich August Winkler.

foto © Reporters / DPA

Heinrich August Winkler zette in een redevoering in Berlijn zijn ideeën over ‘het Westen’ uiteen en voert er de eindejaarslijstjes mee aan.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

De weg naar het Westen is lang, de denkbeeldige weg die landen moeten afleggen om als vrije samenleving en ordelijke rechtsstaat te kunnen gelden. De historicus Heinrich August Winkler had zijn eigen land, Duitsland, voor ogen bij het werken aan een boek met de titel Der lange Weg nach Westen (2000).

Misschien had hij ook aan zijn eigen levenspad zitten denken, hoe zijn moeder, een jonge weduwe, met hem als vijfjarige in augustus 1944 vanuit Königsberg in Oost-Pruisen naar het westelijke deel van Duitsland trok. Een paar maanden later zou de geboortestad van Immanuel Kant bestormd worden door het Rode Leger en haar Duitse naam moeten inruilen voor het Russische ‘Kaliningrad’.

Frontstaat

Achter zich zag Winkler de val toe klappen, het IJzeren Gordijn opgetrokken worden. Württemberg, waar moeder en zoon zich vestigden, behoorde tot dat deel van Duitsland dat zich als staatkundige entiteit zou binden aan ‘het Westen’, de Westbindung zoals ingeluid door Konrad Adenauer, de eerste bondskanselier van de in 1949 opgerichte Bondsrepubliek Duitsland.

Het nadenken over inhoud en betekenis van ‘het Westen’ werd Winkler ingegeven door zijn eigen biografie, het verlaten van Oost-Pruisen (in 1945 opgedeeld tussen Polen en de Sovjet-Unie) en het neerstrijken in West-Duitsland dat ten tijde van de Koude Oorlog als ‘frontstaat’ zou grenzen aan de DDR, de Oost-Duitse communistische staat.

Betekenissen

Winkler heeft nog enkele andere boeken over ‘het Westen’ geschreven, zoals bijvoorbeeld Zerbricht der Westen? (2017) (‘Stuikt het Westen ineen?’). Zijn ideeën over de betekenis en de crisis van het Westen balde hij samen in een redevoering die hij in mei 2019 aan de Humboldt-Universität in Berlijn hield, toen in het maandblad Cicero gepubliceerd en op het jaareinde er nog eens als een van de meest gelezen teksten in gedocumenteerd werd.

Het loont om de kerngedachten van Winkler weer te geven, ook al omdat hij vanuit een historisch perspectief de boog slaat naar het migratiebeleid van bondskanselier Angela Merkel. De historicus begint met te zeggen dat het Westen een omstreden begrip is en daarom als ‘constructie’ tussen aanhalingstekens wordt gezet. Hijzelf spreekt over ‘het moderne Westen’ (hier tussen aanhalingstekens, want citaat).

Het Westen heeft verschillende betekenisverschuivingen doorlopen: in de 19de eeuw stond het voor de gemeenschappelijkheden tussen de ‘”geciviliseerde” naties’ van Europa en Noord-Amerika, tijdens de Eerste Wereldoorlog voor ‘de tegenstelling tussen de “westerse democratieën” – Groot-Brittannië, Frankrijk en de Verenigde Staten van Amerika – aan de ene kant’ en het meer autoritair bestuurde Duitse keizerrijk aan de andere kant, en ten tijde van de Koude Oorlog deed het dienst als ‘synoniem van de “vrije wereld”‘ die haar democratische levensvorm tegenover het ‘communistische Oosten’ verdedigde.

Project

Dat interesseert Winkler hier minder dan de vraag naar ‘de gemeenschappelijke tradities, normen en instituties‘ van de ‘historischer Okzident‘ waaruit ten gevolge van de Amerikaanse revolutie (1776) en de Franse (1789) ‘der moderne transatlantische Westen‘ voortgekomen is. Het normatieve project dat in de Virginia Declaration of Rights van 12 juni 1776 tot uitdrukking kwam, stoelde op wat Winkler een ‘joods en christelijk erfgoed’ en de Ausdifferenzierung der Gewalten, het zich-voltrekken van de scheiding der machten, noemt.

Met de beroemde historicus Leopold von Ranke spreekt hij van ‘die vollkommene Umkehr des Prinzips‘, het volkomen omdraaien van het principe, namelijk dat de soevereiniteit niet meer bij de monarch, maar bij het volk berust, en dat mensenrechten, de scheiding der machten, de rule of law en representative government gelden.

De ‘ideeën van 1914’ versus die van ‘1789’

De geschiedenis van het Westen laat zich volgens Winkler met de begrippen Kämpfe (meervoud voor strijd), Verstöße (inbreuken) en Lernprozesse (leerprocessen) samenvatten. Het eerste slaat op de strijd over de toe-eigening of de verwerping van de ideeën van 1776 en 1789, over de mate hoe nauw of hoe breed ze moeten geïnterpreteerd worden.

Winkler vermeldt het volgende niet, maar bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog zagen Duitse intellectuelen het keizerlijke Duitsland in naam van corporatistisch, illiberaal getinte Ideen von 1914 de wapens opnemen tegen Frankrijk als de belichaming van de Ideen von 1789. De socioloog Johann Plenge vatte dat dualisme samen in het werk 1789 und 1914. Die symbolischen Jahre in der Geschichte des politischen Geistes (Berlin 1916). Thomas Mann zou in zijn Betrachtungen eines Unpolitischen (1915-’18) de diepe Kultur van de Duitsers plaatsen tegenover de oppervlakkige Zivilisation van de Fransen.

Zelfkritiek

Het tweede begrip betreft het indruisen tegen de normen van het moderne Westen, zijn waardenlogica, in naam van allerlei belangen, de machtslogica. Het derde verwijst naar een geschiedenis van ‘zelfkritiek en zelfcorrecties’, een dynamiek die het normatieve project tot een normatief proces smeedt.

Het is juist van Winkler om zelfkritiek als een kernelement van het westerse denken aan te duiden. Zichzelf in twijfel trekken, luisteren naar argumenten om de eigen positie eventueel bij te stellen is wat een samenleving van vrije individuen onderscheidt van een maatschappij die neergedrukt wordt onder een sluier van ideologische en religieuze ‘waarheden’.

Radicale invraagstelling

Winkler heeft het verder over een ’tweevoudige radicale invraagstelling’ van het normatieve project van het Westen in de 20ste eeuw, namelijk van links (de Russische bolsjewisten) en van rechts (Italiaanse fascisten en Duitse nationaalsocialisten). Die invraagstelling door links was een tegenontwerp dat een van de postulaten van 1789, namelijk de gelijkheid, als iets absoluuts vooropstelde, ten koste van het andere postulaat, de vrijheid.

Die door rechts was de negatie van het normatieve project van het Westen, dus nog radicaler, maar ook van kortere duur doordat het Westen en de Sovjet-Unie zich tijdelijk – tijdens de Tweede Wereldoorlog – vereend hadden om het te verslaan. Voor Duitsland, tenminste voor het niet door de Sovjets bezette deel, schiep 1945 met de woorden van de geciteerde Jürgen Habermas die vorbehaltlose Öffnung der Bundesrepublik gegenüber der politischen Kultur des Westens (‘de opening, zonder enig voorbehoud, van de Bondsrepubliek tegenover de politieke cultuur van het Westen’).

Bonapartisme

Met het einde van de Sovjet-Unie, dus met het einde van de Koude Oorlog, verdween die uitdaging door het links-radicale project zonder hetwelk het Westen zich volgens Winkler misschien minder sociaal had ontwikkeld. De Verenigde Staten van Amerika genoten een decennium lang van de ‘absolute dominantie’ van de wereld. De door ‘Hybris’ ingegeven reactie van hun president op Nine Eleven maakte er een eind aan.

Dertig jaar na de val van de Muur wedijveren zoveel staten als regionale machten met elkaar dat het Westen zelf aan macht heeft ingeboet, Machtverlust des Westens om Winkler te citeren. De historicus stelt zich ook vragen bij de Europese Unie (EU) met het bon mot van de liberale socioloog Ralf Dahrendorf: Wenn die EU um Mitgliedschaft in der EU nachsuchen würde, müsste sie wegen ihres Mangels an demokratischer Ordnung abgewiesen werden. (‘Als de EU het verzoek zou indienen om lid van de EU te worden, zou ze wegens gebrek aan democratische ordening afgewezen worden’).

Inderdaad is de legitimiteit van de EU een niet-onmiddellijke omdat ze via haar lidstaten verloopt. De EU zelf kenmerkt zich door een verselbständigte Exekutivgewalt (‘zelfstandig geworden executieve macht’). Winkler verwijt haar ‘bonapartisme’, het begrip dat Karl Marx in zijn beroemde Der achtzehnte Brumaire des Louis Bonaparte (1851-’52) gebruikte om de heerschappij van keizer Napoleon III te definiëren.

Elites

Hier legt Winkler de vinger op de wonde: vele mensen hebben het gevoel uitgesloten te zijn van het heersende discours, vinden dat de elites hun macht op ondemocratische wijze aanwenden. Volgens Winkler ligt hier de oorzaak van het ontstaan en de versterking van ‘populistische protestbewegingen’.

De mensen hebben het gevoel ook dat er niet naar hen geluisterd wordt – een veelgehoorde klacht – en net dat raakt aan een wezenskenmerk van het normatieve project van het Westen: de consent of the governed: de wetgevende en de uitvoerende macht zijn aangewezen op de instemming van de geregeerden, de burgers dus, als het gaat om de ‘praktische verwerkelijking van normatieve zelfverplichtingen, bijvoorbeeld op het gebied van asiel en migratie, en zodoende om het integratievermogen van maatschappijen’.

Het is duidelijk dat Winkler de bondskanselier aanwrijft een migratiebeleid in gang gezet te hebben zonder de burgers of op zijn minst hun vertegenwoordigers, de leden van het parlement, om die ‘consent’ gevraagd te hebben.

Natiestaat

Winkler verzet zich ook tegen wensen of plannen om de lidstaten van de EU een ‘post-nationale zelfopvatting’ bij te brengen. De afschaffing van de natiestaten zou contraproductief zijn en de ‘nationalistische krachten’ nog versterken in hun protest. Inderdaad zou een Europese superstaat de burgers nog meer vervreemden van de heersende elites; de meest aangewezen ruimte om de democratie zich te laten ontplooien, is nog altijd de natiestaat, een gegeven dat ook door linkse denkers als een Wolfgang Streeck wordt beaamd.

Uiteraard verdedigt Winkler een nauwere samenwerking tussen de EU-lidstaten op basis ook van de immateriële waarden die als wezenskenmerken van het normatieve project van het Westen terug te vinden zijn in haar verdragen.

Uit die weldoordachte rede van Winkler valt te leren dat van de garantie van de vrijheid van denken de toekomst van het normatieve project van het Westen afhangt, een vrijheid van denken die echter vandaag de dag belaagd wordt door de herauten van de morele superioriteit en door de aanhangers van – om Habermas weer te citeren – tradierten Weltbilder, die ihre Grundlage insbesondere in den Religionen haben (‘overgeleverde wereldbeelden die hun fundament in het bijzonder in de godsdiensten hebben’).

Dirk Rochtus (1961) is hoofddocent internationale politiek en Duitse geschiedenis aan de KU Leuven/Campus Antwerpen. Hij is voorzitter van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN). Zijn onderzoek gaat vooral over Duitsland, Turkije, en vraagstukken van nationalisme.

Commentaren en reacties