JavaScript is required for this website to work.
post

Irakese leger kiest het hazenpad

Dirk Rochtus26/5/2015Leestijd 2 minuten

IS rukt verder op. Zijn tegenstanders vechten een robbertje uit over wie schuldig is aan de opmars van de terreurorganisatie.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Wie gedacht of gehoopt had dat ‘Islamitische Staat’ (IS) op zijn retour was, zit er ver naast. IS veroverde op 20 mei 2015 de strategisch gelegen stad Palmyra en controleert nu de helft van het Syrische grondgebied. Enkele dagen later liep de terreurorganisatie van fundamentalistische soennieten ook de Irakese stad Ramadi onder de voet. De Irakese troepen kozen ijlings het hazenpad. IS bevindt zich nu op amper honderd kilometer van de hoofdstad Bagdad.

Scherp

In de anti-IS-coalitie zit het er bovenarms op tussen leidende politici. Ashton Carter, de Amerikaanse minister van Defensie verweet het Iraakse leger een gebrek aan strijdvaardigheid. Het Pentagon is verontrust omdat de Iraakse soldaten bij hun vlucht heel wat legermateriaal hebben achtergelaten zoals tanks die door de Verenigde Staten (VS) waren geleverd. Opleiding, training, het leveren van materiaal, het heeft allemaal geen zin, aldus de minister, als de troepen niet bereid zijn om te vechten. Nooit eerder werd Amerikaanse kritiek op het Iraakse leger zo scherp geformuleerd. Haidar al-Abadi, de premier van Irak, verdedigde de soldaten van zijn land door aan te kondigen dat ze een offensief ter herovering van Ramadi zouden lanceren. Het sjiitische Iran staat de geloofsbroeders in Bagdad bij. Qassem Suleimani, de Iranese commandeur van de Al-Quds-brigades, kaatste de bal terug naar de Amerikanen. Die zouden zich veel te weinig engageren in de strijd tegen IS en zich beperken tot luchtaanvallen op stellingen van IS. Uit vrees dat de ruzie tussen de niet al te natuurlijke bondgenoten in deze strijd – denk dan vooral aan de VS en Iran – vond Joe Biden, de Amerikaanse vice-president, toch lovende woorden voor ‘het enorme offer en de moed’ van de Irakese troepen.

Tegenstelling

Maar de oplossing moet het louter militaire niveau overstijgen. Dat beseft de Irakese vice-premier Saleh al-Mutlaq die er net als Carter zijn verwondering over uitsprak dat een door de Amerikanen zo grondig getrainde legereenheid er de brui aan gaf bij het naderen van een handvol IS-strijders. De diepere oorzaak van het falen van het Irakese leger ligt in de onopgeloste tegenstelling tussen soennieten en sjiieten, weet al-Mutlaq, de ranghoogste soenniet in een sjiietische regering. Sinds de val van de soenniet Saddam Hoessein zwaaien de sjiieten – eertijds de gediscrimineerde meerderheid – de plak in Irak, maar gedragen ze zich op hun beurt discriminerend tegenover de soennieten. Bagdad zou hen best kunnen gebruiken zoals bleek in 2007 toen soennitische stammen de opmars van ‘al Qaida’ in de provincie Anbar stuitten. Maar de sjiitische regering weigerde hen te bewapenen uit vrees dat de soennieten zich misschien wel eens tegen haar konden keren. Het gevolg is dat de soennitische minderheid in Irak niet langer verzet biedt tegen IS, de groepering die al-Qaida nog in brutaliteit en mensenverachting overtreft. Zolang er geen politieke oplossing gevonden wordt die recht laat wedervaren aan de soennieten, komt de strijd van de sjiietische regering in Bagdad tegen de fundamentalisten van IS neer op een dweilen met de kraan open.

Foto (c) Reporters

Dirk Rochtus (1961) is hoofddocent internationale politiek en Duitse geschiedenis aan de KU Leuven/Campus Antwerpen. Hij is voorzitter van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN). Zijn onderzoek gaat vooral over Duitsland, Turkije, en vraagstukken van nationalisme.

Commentaren en reacties