fbpx


Geschiedenis

Jan Dumolyn: ‘Iedereen is blij met de Canon, behalve Marc Reynebeau en het Vlaams Belang’

De Historicus die mee vorm gaf aan de Vlaamse Canon



Historicus Jan Dumolyn (UGent) stond mee aan de wieg van de Vlaamse Canon en hielp mee aan de tv-serie Het Verhaal van Vlaanderen. Geschiedenis aanschouwelijk maken is zijn missie. ‘Ik hou niet van de elitaire reflex om krampachtig ons vak te beschermen. Dat veertienjarigen opnieuw geïnteresseerd zijn in onze geschiedenis, dat is toch fantastisch!’ Dumolyn (1974) snapt ze wel, de vele vragen over de Vlaamse Canon – de officiële geschiedschrijving van ons land aan de hand van 60 gebeurtenissen en…

Niet ingelogd - Plus artikel - log in of neem een gratis maandabonnement

U hebt een plus artikel ontdekt. We houden plus-artikels exclusief voor onze abonnees. Maar uiteraard willen we ook graag dat u kennismaakt met Doorbraak. Daarom geven we onze nieuwe lezers met plezier een maandabonnement cadeau. Zonder enige verplichting of betaling. Per email adres kunnen we slechts één proefabonnement geven.


Was u al geregistreerd bij Doorbraak? Log dan hieronder in bij Doorbraak.

U kan aanmelden via uw e-mail adres en wachtwoord of via uw account bij sociale media.





Wachtwoord vergeten





Nog geen proefabonnement?


Lees Doorbraak een maand gratis en vorm uw eigen mening.

Uw Abonnement is (bijna) verlopen

Uw abonnement is helaas verlopen. Maar u mag nog enkele dagen verder lezen. Brengt u wel snel uw abonnement in orde? Dan mist u geen enkel artikel. Voor 90€ per jaar of 9€ per maand bent u weer helemaal bij.

Uw (proef)abonnement is verlopen (of uw browser weet nog niet van de vernieuwing)

Uw (proef)abonnement is helaas al meer dan 7 dagen verlopen . Als u nu een abonnement neemt, dan mist u geen enkel artikel.


Historicus Jan Dumolyn (UGent) stond mee aan de wieg van de Vlaamse Canon en hielp mee aan de tv-serie Het Verhaal van Vlaanderen. Geschiedenis aanschouwelijk maken is zijn missie. ‘Ik hou niet van de elitaire reflex om krampachtig ons vak te beschermen. Dat veertienjarigen opnieuw geïnteresseerd zijn in onze geschiedenis, dat is toch fantastisch!’

Dumolyn (1974) snapt ze wel, de vele vragen over de Vlaamse Canon – de officiële geschiedschrijving van ons land aan de hand van 60 gebeurtenissen en thema’s. ‘Luister, ook ik heb favoriete thema’s moeten afgeven. Zo vind ik het bijvoorbeeld zeer spijtig dat Paul van Ostaijen en onze podiumkunsten niet in de Canon zijn opgenomen. Maar iedereen heeft iets moeten afgeven.’

Dat de Pater Damiaan-actie al een kwartier na publicatie officieel betreurde dat Pater Damiaan niet in de Canon stond, hoort er volgens Dumolyn dan ook bij. ‘Eigenlijk vind ik dat een teken dat de Canon lang verwacht werd en dat ze iedereen beroert. Dat is net goed. En kijk, er moet al bijgedrukt worden, want de drukker had het succes niet verwacht. Ik hou ook wel van dat beetje rommeligheid.’

‘Ik heb met mede-historicus Bruno De Wever al lang een amicale discussie. Hij vindt dat geschiedenis contingentie is: alles had ook zomaar anders kunnen verlopen. Moest België ontstaan? Zouden de Nederlanden niet beter bijeen gebleven zijn? Wat als Hitler tijdens de Eerste Wereldoorlog gesneuveld was? Leuk denkwerk, maar dat is voor mij niet de kern van de geschiedenis. Er zijn namelijk economische, sociale en landschappelijke determinanten die ons leren dat dingen ook niét zomaar anders hadden gekund. Die diepe geschiedenis, met respect voor het landschap, dat is meer mijn ding.’

‘Soms zijn de zaken betrekkelijk duidelijk. Waar onvruchtbare grond is, daar kan geen landbouweconomie ontstaan. Regio’s die vaak af te rekenen hebben met infectieziekten hebben te weinig arbeidskrachten. Zonder technologie was het Westen nooit zo machtig kunnen worden. Dat is een duidelijke richting. Ik hoop dat dat voldoende naar boven komt in de Vlaamse Canon: het is niet zomaar een bloemlezing van losse feitjes, maar een ontwikkelingsgang die mee verklaart waarom Vlaanderen nu is wat het is.’

‘Niet dat alles dan ook weer volstrekt gedetermineerd is. Het is net de tegenstelling tussen de mens en zijn omgeving die mijn vak zo interessant maakt. Ik geloof bijgevolg niet dat Vlaanderen zomaar voorbestemd is om een natie te zijn. Maar de geschiedenis heeft door bepaalde factoren wel geholpen in die natievorming. Die factoren in kaart brengen, dát is de Vlaamse Canon.’

Is de Vlaamse Canon politiek?

Dumolyn: ‘Dat is een lastige vraag. Critici misbruiken het adjectief politiek. De Canon is politiek in die zin dat ze officieel vastlegt wat interessante periodes uit onze geschiedenis zijn. Dat helpt in de gemeenschappelijke verbeelding van onze samenleving. Maar geschiedenis is een wetenschap die uit vele lagen bestaat. Net dat is al een element van depolitisering.’

‘Geschiedenis is namelijk paradigmatisch: er zijn verschillende manieren om naar het verleden te kijken. Soms overlappen die paradigma’s met ideologie en politiek, met maatschappelijke keuzes. Je kan met een marxistische bril naar de geschiedenis kijken. Of met een neoklassieke of liberale bril. Op die manier kan geschiedenis minstens deels met politiek verweven zijn. Tegenwoordig kijkt men graag vanuit een links-emancipatorische mainstream-bril naar de geschiedenis. Bijvoorbeeld wanneer men de geschiedenis door de ogen van vrouwen wil vertellen.’

‘Alleen door alle verschillende paradigma’s samen te brengen wordt geschiedenis gedepolitiseerd. Als je weet dat er verschillende brillen zijn om naar het verleden te kijken, word je je ervan bewust dat er ondanks die paradigma’s ook vaststaande feiten zijn. Neem nu bijvoorbeeld de voor Vlaanderen belangrijke Guldensporenslag uit 1302. Mijn lezing over de Guldensporenslag – dat ze een sociale strijd is zoals die toen in verschillende Vlaamse steden woedde tussen ambachtslui en machthebbers – wordt zelfs gesteund door de liberaal-conservatief Boudewijn Bouckaert. Zo komt geschiedenis tot stand: als een permanente discussie die leidt tot een consensus. Die consensus heeft geresulteerd in de Vlaamse Canon. Maar ze is niet politiek. Alle elementen in de Canon zijn lezingen waarover we het allemaal eens waren, ongeacht onze verschillende levensbeschouwelijke achtergrond.’

‘Iedereen, behalve journalist Marc Reynebeau van De Standaard. Die voert nog altijd de politieke discussie van tijdens de negentiende eeuw: de Guldensporenslag moest ofwel de Vlaamse katholieke natie-opbouw versterken, ofwel de liberale visie op de marktstrijd tussen ambachten en kooplui in de verf zetten. De Vlaamse katholieke natie-opbouw was dan nog eens een pars pro toto voor België. Ze moest het unitaire België een duidelijke en trotse geschiedenis geven omdat Frankrijk als land toen een reële bedreiging voor ons was. Zo hou je geschiedenis politiek. Het verbaast me dat een professionele mythe-breker als Reynebeau dat niet doorheeft.’

‘Maar laat dat de pret niet bederven. Ik heb overwegend positieve reacties gekregen op de Vlaamse Canon. Eigenlijk is iedereen blij met de Canon behalve Marc Reynebeau en het Vlaams Belang. Daaruit concludeer ik dat de Canon nog niet zo slecht is.’

Waarom heeft vooral de huidige politieke linkerzijde het vandaag zo moeilijk met het idee van een Vlaamse Canon? Vlaanderen is al sinds 1993 een gewest en een gemeenschap binnen een federaal België. Een natie. Wordt het op links niet eens tijd om dat te aanvaarden?

‘De Vlaamse politieke structuren zijn in het leven geroepen sinds het invoeren van de taalgrens in 1963, en nog meer sinds 1970, toen de federalisering van België op gang kwam. Het ontstaan van de Vlaamse beweging midden 19e eeuw is nog geen natievorming. De Vlaamse beweging is in de kern een emancipatorische sociale beweging. Een strijd die ik – laat dat duidelijk zijn – uiterst legitiem en noodzakelijk vind.’

‘Maar natievorming is toch iets anders. De Vlaamse natievorming, Vlaanderen als publieke ruimte, als plaats waarbinnen een gesprek plaatsvindt, is al bij al nog jong. Daar komt nog eens bij dat de Vlaamse sociale strijd van de 19e en 20e eeuw en de nog jonge Vlaamse natievorming besmeurd is door het tijdelijk samengaan met de Nieuwe Orde. En dat is meteen een antwoord op uw vraag over waarom links het zo moeilijk heeft met Vlaanderen. De helft van mijn collega-historici hier aan de universiteit is tegen elke Vlaamse identiteit omdat die identiteit voor velen besmet is door de collaboratie. Dat tot daar aan toe, dat ligt in het verleden. Maar tel daar dan nog eens de opkomst van het Vlaams Blok bij in de jaren ’90 en ik moet er geen tekeningetje meer bij maken vanwaar die afkeer komt.’

‘Dat is een verklaring. Ik begrijp ook niet altijd waarom men op links denkt dat men daarom de Vlaamse natievorming kan tegenhouden met protest tegen de Canon. Ze is vrees ik een trein die al vertrokken is. Daarnaast zie ik ook wel dat het verzet met mandarijnendom te maken heeft. Elitaire academici zijn bang van Het Verhaal van Vlaanderen, van journalist Bart Van Loo met zijn boek over de Bourgondiërs en van een vulgariserende Canon, omdat ze bang zijn dat de burger de geschiedenis te eigengereid gaat interpreteren. Flauw, want hoe meer mensen geïnteresseerd zijn, hoe beter. Sommige van die mandarijnen zijn overigens mijn vrienden (lacht). Maar wat dat betreft worden we het niet eens.’

Kan u op basis van uw werk aan de Canon concluderen: de Vlaamse identiteit betekent iets concreets, en is objectiveerbaar?

‘Identiteit is een moeilijk begrip. Het is in feite een fantasme dat zeer goed werkt. Je bent iemand, in een bepaald landschap, met een bepaalde geschiedenis, en dat heeft allemaal invloed op elkaar. Ik ben geboren en getogen in Brugge, uit een linkse Brugse familie, en dat heeft mijn identiteit gevormd. Net zoals een Antwerpenaar van Marokkaanse origine zijn identiteit mee gevormd is door de wijk waarin hij is opgegroeid, door zijn familiale achtergrond, én door het feit dat hij in Vlaanderen woont. Dat is allemaal objectiveerbaar. Maar of dat resulteert in één afgebakende identiteit, dat is een ander paar mouwen.’

Doet u dan helemaal geen poging om de Vlaamse identiteit te proberen definiëren?

‘(denkt na) Oké. Laat me er deels in meegaan. Ik voel me niet zo verwant met de losgekoppelde kosmopoliet uit de grootstad die overal en nergens thuis is. Dat iets voor een kleine klasse van elitaire intellectuelen. Dat is voor mij geen verstandige houding, want ze kijkt neer op de gewone man. Gewone mensen identificeren zich met gemeenschappen, met erfgoed, met bepaalde gebruiken. Je kan daarmee lachen, of je kan dat koesteren. Wanneer het bijvoorbeeld over een discussie als Zwarte Piet gaat, moet je ook proberen begrijpen waarom de gewone mens die al decennialang het Sinterklaasfeest zo viert, het op die manier wil blijven vieren. Anders hou je alleen een uniforme amusements- en consumptiecultuur over. De cultuur van de moderne grootsteden. Van die neoliberale Gleichschaltung waarin alles even weinig waarde heeft gruw ik.’

‘Maar om me te beperken tot de Vlaamse identiteit, die dan nog eenvormig moet zijn? Ik ga graag naar Vlaamse, Italiaanse, Franse en Spaanse streken. Terroir en traditie zijn voor mij waardevoller dan grote steden, waar alle winkels hetzelfde zijn, en steeds minder mensen thuis zijn. Mede daarom word ik weleens omschreven als “melancholisch links” (lacht). Ik ben daarin niet alleen. Ook de Italiaanse marxist Antonio Gramsci riep op om na te denken over wat identiteit en folklore van de Zuid-Italiaanse boer betekenden.’

Komt het ook door onze geschiedenis dat ‘Vlaams zijn’ zo moeilijk te definiëren is? 

‘Vlaanderen is altijd erg lokaal gebleven. Dat is geen uitzondering, want dat geldt evenzeer voor de stichtende delen van de Italiaanse natiestaat. Milaan en Napels liggen ook cultureel mijlenver uit elkaar. Onze geschiedenis is net zo: eenheid en verdeeldheid wisselen elkaar af. De eenheid van de Nederlanden vanaf de Bourgondische periode is enerzijds de eenheid van de Lage Landen aan zee. Geen bergachtige streek, maar een vlakke opeenvolging van rivierdelta’s, waardoor onze streek makkelijk te doorkruisen was. Continu onderhevig aan stromen van mensen, goederen en diensten. Uiteraard heeft dat ingewerkt op wie we zijn.’

‘Anderzijds heeft er tegenover die eenheid altijd particularisme bestaan in onze contreien. Onze verschillende steden waren onderling sterke rivalen. Brabant en Vlaanderen zijn daarom verschillend. De verhouding tussen de Nederlands-Dietse volkstaal, de taal van de lokale overheden, en het Frans, dat al lang een taal van de hogere bestuurlijke elite was, is er al sinds de Bourgondische periode. Daarom zijn de Franstalige delen van de Nederlanden altijd onlosmakelijk onderdeel van de Nederlanden geweest.’

‘Ook onze economie is altijd bovenlokaal geweest, in die zin dat ze al lang verbonden is met het buitenland, zowel richting Keulen als richting Parijs. In die zin zijn Limburg en Luik, ook al waren ze lang onafhankelijk, ook een onderdeel van de Nederlanden. We zijn een samenraapsel, maar wel met af en toe vlagen van eenheid.’

‘Vele landen zijn overigens samenraapsels. Dat de eenheidsstaat en de natie ons zo fascineren, heeft te maken met het feit dat Vlaanderen twee sterke en oude eenheidsstaten als buurland heeft: Frankrijk en Engeland-Groot Brittannië. Maar dat zijn de uitzonderingen in Europa. De enige manier waarop men dat in Frankrijk heeft kunnen volhouden, is omdat ze het er van bovenaf ingeramd hebben. België wou op eenzelfde manier omgaan met de Vlamingen, maar is daar in mislukt.’

‘De Franse centralisatiedrang is dan ook nog eens veel ouder dan de verlichting. Dat merk ik als ik op geschiedkundige congressen over de Middeleeuwen met Franse collega’s praat: eigenlijk zien zij ons nog altijd als een soort onderdeel van Frankrijk. Onzinnig is die claim trouwens niet, want het graafschap Vlaanderen was ooit een onderdeel van Frankrijk. Brabant niet. Cultureel verschillen wij meer van noorderlingen dan we van Fransen verschillen. Langs de andere kant: Noord-Frankrijk heeft op bepaalde vlakken meer met ons gemeen dan met Parijs. Het was dan ook ooit deels een onderdeel van Vlaanderen.’

Christophe Degreef

Christophe Degreef is onafhankelijk journalist. Niet oud, wel old skool.