JavaScript is required for this website to work.
Ethiek

John Stuart Mills schadebeginsel en de coronacrisis

Iedereen is vrij, voor zover men een ander niet schaadt.

Nicolas Van Haecke17/4/2020Leestijd 4 minuten
John Stuart Mill, Engels filosoof en econoom: ‘Het enige aspect van eenieders
gedrag waarvoor men zich moet verantwoorden aan de maatschappij, is datgene wat
anderen raakt.’

John Stuart Mill, Engels filosoof en econoom: ‘Het enige aspect van eenieders gedrag waarvoor men zich moet verantwoorden aan de maatschappij, is datgene wat anderen raakt.’

foto © Reporters / Design Pics

Mill en de coronacrisis hebben meer met elkaar te maken dan verwacht. De crisis dwingt ons immers het schadebeginsel opnieuw in te vullen.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Wat hebben John Stuart Mill en de coronacrisis met elkaar te maken?  Op het eerste gezicht weinig of niets, maar bij nader inzien misschien toch meer dan men zou denken. Het draait daarbij allemaal om onze invulling van het schadebeginsel.

Schadebeginsel

Een woordje uitleg.  John Stuart Mill (1806-1873) was een Engels filosoof en econoom die in zijn bekende werk On Liberty het schadebeginsel als volgt uiteenzette:

‘That principle is, that the sole end for which mankind are warranted, individually or collectively, in interfering with the liberty of action of any of their number, is self-protection. That the only purpose for which power can be rightfully exercised over any member of a civilized community, against his will, is to prevent harm to others. (…) To justify that, the conduct from which it is desired to deter him, must be calculated to produce evil to some one else. The only part of the conduct of any one, for which he is amenable to society, is that which concerns others. In the part which merely concerns himself, his independence is, of right, absolute. Over himself, over his own body and mind, the individual is sovereign.’

‘Dat beginsel houdt in dat het enige doel waartoe het de mensheid gerechtvaardigd is om, hetzij individueel, hetzij collectief, inbreuk te maken op vrijheid van handelen van een van haar leden, zelfbescherming is. Dat het enige doel waartoe macht rechtmatig uitgeoefend kan worden over een lid van een beschaafde gemeenschap, tegen zijn wil, erin bestaat schade aan anderen te voorkomen. (…) Om dat te rechtvaardigen, moet berekend worden dat het gedrag waarvan men hem wil weerhouden, een ander kwaad berokkent. Het enige aspect van eenieders gedrag waarvoor men zich moet verantwoorden aan de maatschappij, is datgene wat anderen raakt. Over het deel dat slechts hemzelf betreft, is zijn onafhankelijkheid, van rechtswege, absoluut. Over zichzelf en over zijn eigen lichaam en geest heerst het individu.’

Kort samengevat komt het dus neer op een zo groot mogelijk zelfbeschikkingsrecht. Iedereen is vrij, voor zover men een ander niet schaadt. Het schadebeginsel is ook één van de pijlers die onze westerse ‘liberale democratie’ mee vorm heeft gegeven.

Cultureel bepaald en tijdsgebonden

Maar anders dan men misschien zou vermoeden, houdt Mills’ beginsel geen éénzijdig pleidooi voor ‘vrijheid, blijheid’ in.  Want iedereen is vrij… in zoverre men een ander niet schaadt. Dan stelt zich ook de grote vraag: Wanneer schaadt men nu wel een ander en wanneer niet? Wie bepaalt dat? En in welke mate wordt dat gedrag dan gesanctioneerd?

In die zin is duidelijk dat Mills’ beginsel in grote mate cultureel bepaald is. Wat in een bepaalde cultuur als schadelijk gedrag gezien wordt, is dat in een andere niet.  Of misschien wordt het gedrag overal wel min of meer als schadelijk gezien, maar in één bepaalde cultuur nauwelijks gesanctioneerd en in een andere net heel streng. Voorbeelden zijn legio.

Natuurlijk is dat schadebeginsel ook tijdsgebonden.  De coronacrisis maakt meer dan ooit duidelijk dat de manier waarop een principe vorm krijgt, evolueert met de tijd.  Zo vond niemand een goeie maand geleden dat een hand schudden schadelijk of gevaarlijk gedrag was. Vandaag is vrijwel iedereen het erover eens dat dat wel zo is. Je zal dan ook nog maar weinig mensen vinden die je zullen begroeten met een handdruk.

‘Ik’ en ‘de ander’

Wat de coronacrisis ook weer scherp aantoont, is dat de tweedeling in Mills’ schadebeginsel tussen het ‘ik’ en de ‘ander’ soms een moeilijk punt blijft. In de praktijk zijn die namelijk niet altijd zo duidelijk te onderscheiden. Stel bijvoorbeeld dat iemand besmet raakt door zich niet voldoende aan de ‘social distance’-regels te houden, maar vervolgens niemand anders besmet heeft. In principe berokkent die persoon volgens een strikte interpretatie van Mills’ principe enkel zichzelf en niet de ander schade. Maar wat dan als hij of zij in het ziekenhuis belandt en beademd moet worden, eventueel zelfs ten koste van iemand anders? Kortom: Gedrag dat op het eerste gezicht strikt individueel lijkt en een ander niet direct schaadt, heeft — hetzij op korte of op langere termijn — vaak toch een collectieve component en een maatschappelijke kost. Iets gelijkaardigs stelt zich bijvoorbeeld bij bepaalde vormen van verslavingen.

Schade voorkomen

Daarnaast – en ook dat toont de coronacrisis opnieuw duidelijk aan – is Mills’ schadebeginsel maar wettelijk hanteerbaar als ook de kans op schade ingecalculeerd wordt. De wet wil schade namelijk net voorkomen. Virologen zullen ongetwijfeld beamen dat de statistische kans dat een willekeurig persoon iemand anders besmet door de ‘social distance’-regel te overtreden, klein is. Maar tegelijk zijn we het er bijna allemaal over eens dat de kans toch groot genoeg is en dat de mogelijke gevolgen voldoende ernstig zijn om die afstandsregel nog een tijd in stand te houden.

Iets gelijkaardigs zien we natuurlijk nog op tal van andere domeinen. Denk bijvoorbeeld aan verkeersregels. De kans dat je een (dodelijk) ongeval veroorzaakt door in een bebouwde kom 60 in plaats van 50 te rijden, is klein. Toch houden we ons gelukkig bijna allemaal meestal aan die 50 per uur. In die zin heeft de afweging of iets de ander al dan niet schade berokkent of kan berokkenen naast een ethische ook een belangrijke wetenschappelijke component. Tijdens deze coronacrisis is het belang van een goede wetenschappelijke onderbouwing al meermaals heel duidelijk gebleken. In het bijzonder zodat mensen zowel de maatregelen als de bijhorende sancties, die ze als evenredig moeten aanvoelen, grotendeels zouden accepteren.

Over principes en vormen

Het schadebeginsel is en blijft dus een belangrijk politiek-filosofisch principe, maar de invulling ervan is tijdsgebonden en cultureel bepaald. Bovendien toont de coronacrisis ook opnieuw duidelijk aan dat het zelfbeschikkingsrecht vaker dan we misschien zouden vermoeden ook een collectieve component heeft. Dat we ook de kans op schade in rekening moeten brengen.

De vorm waarin het schadebeginsel uitgedrukt wordt, is door de coronacrisis deels veranderd. Dat zal ook in de toekomst nog gebeuren, en dat is maar goed ook. Wetten, voorschriften en gedragsregels evolueren met de tijd en het leven mee — althans zo zou het toch moeten zijn. Zij die zich namelijk vastklampen aan de vormen waarin de principes jaren of zelfs eeuwen geleden invulling kregen, verstarren. De principes echter blijven vaak tijdloos en waardevol. Degenen die de principes verwerpen, hebben immers geen kompas meer om zich te oriënteren.

Schadebeginsel herinvullen

Een belangrijke politieke uitdaging ligt dan ook in het blijvend herinvullen van het schadebeginsel. En dat dan liefst zodanig dat minstens een democratische meerderheid van de bevolking zich erin kan terugvinden. De ingrijpende maatschappelijke impact van de coronacrisis op zowel korte als langere termijn kan dat proces, ook in Vlaanderen, sterk beïnvloeden.

Nicolas Van Haecke heeft interesse voor EU-thema's en binnenlandse politiek.

Commentaren en reacties