Kabila’s financiële imperium ondermijnt Congo’s stabiliteit
Presidentsverkiezingen in Congo. België moet er niet op rekenen nog een rol van betekenis te spelen in Congo.
foto © Reporters
België moet – door zijn affairistische optreden in het land – vooral niet hopen iets in de melk te brokkelen hebben in Congo.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementHerinnert u zich ‘Telexgate’ nog? Weet u nog hoe de Belgische Parlementaire onderzoekscommissie Grote Meren eind 2002/begin 2003 vakkundig in de kiem werd gesmoord? Die commissie moest onderzoeken hoe Belgische affairistische kringen betrokken waren, samen met maffiose netwerken rond Joseph Kabila, bij het door rapporten van de Verenigde Naties aangeklaagde grootschalig plunderen van de bodemrijkdommen in Congo.
De commissieleden beschikten over gedetailleerde, oorspronkelijke mijncontracten die hen toegespeeld werden door Congolese vakbondslieden en door wat we vandaag ‘gele hesjes’ zouden noemen: moedige leden van plaatselijke ngo’s (niet-gouvernementele organisaties) die door kaderleden van het vroegere staatsmijnbedrijf Gécamines gevoelige informatie aangereikt kregen over de leegroof van de kobalt- en kopermijnen.
Belgische belangen in Congo
Toenmalig minister van Buitenlandse Zaken, Louis Michel, die zich opwierp als vredesapostel voor Congo nam tegelijkertijd die Belgische affairisten in bescherming ‘omdat ze (zogezegd) de laatsten der Mohikanen waren die in Congo de Belgische belangen verdedigden.’ Bijgevolg legde de Commissie Grote Meren, na het spuien van heel wat mist en veel theatrale gesticulaties, een nietszeggend eindrapport neer met vrijblijvende aanbevelingen.
Resultaat: de zogenaamde verdedigers van Belgische belangen werden in de kortste tijd vertrappeld en opzijgeschoven door nóg straffere maffiosi afkomstig uit Israël, Kazachstan, India en vooral China. De grote winnaars zijn Joseph Kabila en zijn trawanten die een miljardenimperium konden uitbouwen gevoed door de exploitatie van de bodemschatten van Congo – een soort hedendaagse versie van wat de vermaledijde Leopold II een goede eeuw geleden had gepresteerd.
Dát financiële imperium en de eraan verbonden Kabila-netwerken dienen uiteraard, ook na verkiezingen, gevrijwaard te worden. Het perverse mechanisme hiervoor werd mede in gang gezet na een maffiose privatisering van de mijnsector aan het einde van de jaren 1990; deze chaotische, ongereglementeerde privatisering werd doorgedrukt door de Wereldbank met steun van Washington, Brussel en Parijs. Ze belet vandaag een gedegen democratische transitie in Congo.
Naïef geringeloord
Niet alleen de verpauperde Congolese bevolking werd hier het slachtoffer van, ook de westerse belangengroepen lieten zich door nóg méér corrupte groepen naïef ringeloren. Google maar even de woorden ‘Glencore’ en ‘corruption’ en u krijgt een waslijst van affaires waarin de Zwitserse mijnbouwgroep, die onder andere de Belgische belangen (Forrest) opslokte, vernoemd wordt. Zelfs de Amerikanen (Freeport Mc Moran) moesten het onderspit delven voor Chinese staatsmastodonten. Met als gevolg dat de hele westerse green tech revolution (grondstoffen voor kobalt-lithium-ionbatterijen van elektrische auto’s, voor smartphones en voor allerlei hoogtechnologische toepassingen) grotendeels gegijzeld kan worden door maffiose groepen die hebben kunnen woekeren op een perverse privatisering, geïnitieerd door het Westen en weggekaapt door onder meer China, India, Kazachstan!
Het had nochtans anders gekund. Al midden de jaren 90 werd gewaarschuwd voor die maffiose ontsporing. Er werd luid aan de alarmbel getrokken door de Congolezen zelf, door deskundigen zoals IMC/International Mining Consultantsen de vroegere CEO van Gécamines, de Belg Robert Crem, die waterdichte scenario’s aanbrachten om de Congolese mijnbedrijven om te vormen tot autonome overheidsbedrijven met een onafhankelijk, internationaal management. Die plannen werden echter slinks verhinderd door Belgische affairisten en een handvol in Brussel mee heulende politici.
De pathetische reacties in Brussel en Parijs over het gesjoemel door de clan-Kabila bij de schijnbaar eerste vreedzame overgang van het ene presidentschap naar het andere, wordt in Moskou, Beijing en zeker in Kinshasa op hoongelach ontvangen. In de Congolese hoofdstad wist Kabila zich te omringen door oudgedienden van Mobutu, maar vooral door oude getrouwen van de vroegere Congolese(Zaïrese) oppositie (onder meer uit de UDPS) die jarenlang in Brussel journalisten en politici om de tuin hebben geleid en opeenvolgende Belgische regeringen vakkundig inpakten. Geen wonder dat ze vandaag, het opportunisme en de plooibaarheid van hun vroegere contacten kennende, de deur dichtgooien voor diezelfde Belgische politici en journalisten.
Belgische bemoeienis.
Ondanks de immer dubbelzinnige lokroep tot de ‘noko’s’ – de Belgische ‘nonkels’ – zijn de Belgen wel de allerlaatsten die de Congolezen de les moeten spellen! Door zijn manifest falend beleid heeft België geen recht van spreken als het over de ‘knoeiboel’ in Congo gaat. Steevast overheerste, lang vóór het Twittertijdperk, bij het kijken naar Congo het kortetermijndenken.
Er zijn in de geschiedenis cruciale kantelmomenten, maar Brussel miste telkens die unieke windows of opportunity om met moedige Congolezen een geslaagde democratisering en economische sanering door te voeren. Er deden zich nochtans verschillende gelegenheden voor. Van in de tijd dat Mobutu letterlijk wegkankerde en er van onderuit een soort Congolese Lente broeide – maar onbezonnen westerse interventies de gunstige politieke evoluties doorkruisten -, tot het later in het zadel tillen van Joseph Kabila. Zij die de plundering van de nationale rijkdommen legitimeerden, bekritiseren nu de verkiezingsuitslag.
Schoonmaak
Het lijkt erop dat de tot nieuw staatshoofd uitgeroepen Felix Tshisekedi de schijn moet redden, maar het blijft zeer de vraag of de alternatieve winnaar van deze presidentsverkiezingen, Martin Fayulu (een man met talent en favoriet van Washington, Brussel en Parijs), wel aan een grondige schoonmaak zou kunnen beginnen. In Fayulu’s kielzog duikt immers Moïse Katumbi op, de oud-gouverneur van de mijnprovincie Katanga, die zichzelf in de westerse media verkocht als de man die de corruptie in de mijnsector bestreed, terwijl daar in Congo heel wat vraagtekens bij geplaatst worden.
Het Westen heeft zichzelf in wat op termijn, vroeg of laat, één van de belangrijkste landen van Afrika wordt en bijgevolg op Europa zal wegen, ten goede of ten kwade, schaakmat gezet. We hoeven ons geen illusie meer te maken over de politieke invloed van België, zelfs als lid van de VN-Veiligheidsraad. De teerling is geworpen, de wissels zijn getrokken. Hoe minder bemoeienis vanuit Brussel, hoe beter. Laat de Congolezen het zelf uitklaren!
Hooguit kunnen Europa en de VS een langetermijnstrategie uitdokteren over hoe ze met de Chinezen, Indiërs, Turken en Brazilianen kunnen concurreren om in Centraal Afrika alsnog een betere welvaart te helpen creëren en migratiestromen te beheren.
Erik Bruyland is beroepsjournalist en auteur van 'Kobalt blues - de ondermijning van Congo (1960-2020)', Uitgeverij Lannoo. Hij is geboren en getogen in Congo, waar hij van 1978 tot 1984 de familiale onderneming leidde en woont nu deels in Indonesië en België.
Westerse analisten maken zich zorgen om de verkiezing van oud-generaal Prabowo Subianto tot president van Indonesië. Terecht?
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.