JavaScript is required for this website to work.
post

Björn Rzoska: ‘Kamp van Lokeren groeide uit tot belangrijk symbool’

Over het belang van historisch onderzoek en doorprikken van mythes

Harry De Paepe9/3/2018Leestijd 6 minuten
Björn Rzoska: ‘Ik had de naïeve idee dat we de spons over het verleden konden
vegen.’

Björn Rzoska: ‘Ik had de naïeve idee dat we de spons over het verleden konden vegen.’

foto © Reporters

Historicus Björn Rzoska schreef een studie over het interneringskamp van Lokeren. Dat wordt opgefrist heruitgegeven door Doorbraak.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Björn Rzoska is vandaag de fractieleider voor Groen in het Vlaams Parlement. Maar de man begon zijn carrière als historicus. Hij schreef in 1996 een scriptie over het interneringskamp van Lokeren. Dat werk verscheen in 1999 in boekvorm met de titel: Zij komen allen aan de beurt, de zwarten. Doorbraak brengt het vandaag in een herwerkte en geactualiseerde vorm terug uit.

Doorbraak: Waarom is het boek opnieuw uitgebracht?

Björn Rzoska: ‘Dat is de schuld van Karl Drabbe.’ (lacht)  

Het is zowaar een terugkeer naar je eerste roeping. Die van historicus. Viel dat mee?

‘Het was niet evident om zo’n gat van achttien jaar historisch onderzoek te dichten. Ik heb onder meer in de kerstvakantie enorm veel gelezen. Het kostte me wel bloed, zweet en tranen, maar ik ben blij dat het is gelukt.

Heb je je opgesloten in die periode?

‘Ja, ik heb me echt opgesloten. Met een behoorlijke ijzeren discipline. ’s Morgens vroeg uit de veren. Ik had van onder meer Bruno De Wever en Koen Aerts een literatuurlijst ontvangen waardoor ik kon bijbenen. Alleen bleek die lijst van Aerts nogal een dynamische lijst. (lacht) Die bleef maar dingen doorsturen, terwijl ik nog volop zat te lezen. Daar zaten heel wat interessante niet gepubliceerde doctoraten bij.’

Ik heb de oude versie van je boek vergeleken met de nieuwe. Het is inderdaad veel meer dan een opfrissing geworden.

‘Toen ik de inleiding en de epiloog van mijn eerste versie las, dan heb ik toch eens smakelijk moeten lachen. Toen besefte ik dat het toch meer tijd in beslag zou nemen dan ik inschatte. Maar het was lijden en plezier tegelijk.’

Je eerste boek was opgedragen aan je grootvaders en je tweede aan je kinderen.

‘En aan mijn leerkracht geschiedenis.’

Lessen trekken uit het verleden

De tweede versie durft te kijken naar de toekomst. Dat deed je in je eerste versie niet.

‘Juist. In het begin was ik daar wat beducht voor. Ik had iets van “moet ik dat wel doen?”. Ik wilde hier absoluut geen politiek boek van maken. Maar het was op vraag van de uitgever dat ik toch durfde de politieke relevantie voor vandaag neer te schrijven. Ik voelde ook wel aan dat, tegen dat ik aan mijn epiloog kwam, ik hier iets meer mee moest doen.’

Het is toch eigenaardig dat dit oude thema blijft leven.

‘Het is eigenlijk best wel vreemd, ja. Als je ook de kijkcijfers ziet van een programma als De Kinderen van de Collaboratie, waarbij sommige afleveringen tot tegen de 600.000 kijkers trekt. Dat betekent dat we er in Vlaanderen toch nog altijd mee bezig zijn.’

Waaraan ligt dat, volgens jou?

‘Ik denk dat de repressie een danige impact heeft gehad. Het gaat veel breder dan de directe actoren. Er is ook een lappendeken aan emoties bij de nakomelingen van die mensen. Maar er is ook de actualiteit. Alles wat te maken heeft met radicalisering en deradicalisering. Dat is behoorlijk actueel.’

Daar verwijs je naar in het slot van je boek.

Ik heb de periode na de Tweede Wereldoorlog bewust wat provocatief “de grootste deradicaliseringspoging” in de Belgische geschiedenis genoemd. Daarom vind ik het nog altijd boeiend én politiek en maatschappelijk relevant om te noteren wat er toen allemaal gebeurde. Ik vind dat sommigen in de Wetstraat het te veel rangschikken als ‘dat is voorbij’. Maar daar zaten toen een aantal interessante mechanismen in die ook nu nog spelen.’

Politieke mythes belemmeren realiteit

Je vindt dat het wetenschappelijk onderzoek naar die periode te weinig doordringt tot de Wetstraat.

‘Ja, dat is heel frustrerend. Ik heb al een paar keer ervaren dat politici behoorlijk cliché denken. Maar als er nu één onderwerp is waarnaar heel veel onderzoek werd verricht, dan is het wel de collaboratie en de repressie. Het is onzin om je weg te steken achter “er bestaat geen onderzoek rond”.’

In Vlaanderen staan we vrij ver met dat historische onderzoek.

‘Ik vind van wel. In veel Europese lidstaten staat men eigenlijk ver. Eén van de ontdekkingen voor mij was de vergelijking Nederland en Vlaanderen door Helen Grevers. Haar werk vond ik echt indrukwekkend. Er is een nieuwe en jonge generatie die op hoog niveau wetenschappelijk onderzoek verricht naar de oorlogsjaren en de repressie.’

Toch wel opvallend dat we in Vlaanderen over ‘repressie’ spreken terwijl de Nederlanders het hebben over ‘zuivering’.

‘En in Frankrijk noemt men het de “épuration”. Dat heeft eigenlijk te maken met, en dat is een nuchtere vaststelling, de succesvolle politieke terugkeer van het Vlaams-nationalisme na de Tweede Wereldoorlog. Het is me pas bij het herschrijven van het boek opgevallen — en door die nieuwe onderzoeken te lezen zoals het doctoraat van Koen Aerts — hoe belangrijk dat succes van de jonge Volksunie in de jaren 50 was. Die partij gebruikte de repressie en de amnestie-eis als een motor om zichzelf op gang te trekken.’

Ook de CVP probeerde dat in die periode. Denk aan de eerste IJzerbedevaart na de oorlog.

‘De CVP heeft dat inderdaad geprobeerd. Zij wilden hun eigen basis verbreden door de vroegere collaborateurs aan te spreken en bijvoorbeeld niet zozeer de verzetsmensen. Het is dus opvallend dat het woord repressie er bij ons ingebakken zit. Dat is onder meer het succes van die Volksunie. We zouden het vandaag een succesvolle “framing” noemen. Gek genoeg zou dit succes een rem betekenen voor de echte re-integratie van de oud-collaborateurs.’

De amnestie-eis werkte zichzelf tegen.

‘Eigenlijk wel. Alles wat te maken had met het terug toekennen van burgerrechten is eigenlijk voor een deel geremd geweest door het succes van de Volksunie. De andere partijen werden erdoor afgeschrikt.’

Dus kort door de bocht gezegd: zonder de Volksunie was er misschien wél een amnestie uitgesproken?

‘Het is een wat rare conclusie, maar het is inderdaad wel mogelijk. De toekenning van het burgerrecht begon vrij snel na de repressie. Maar vooral ad hoc. Er zat geen duidelijke structuur of plan achter.’

Toch vreemd dat er geen plan was. Men moest toch iets aanvangen met die groep mensen? Waar ligt dat aan?

‘Ja. Ik denk dat de Belgische politieke context daarin heel bepalend was.’

Communautaire politiek?

‘Nee, dat denk ik niet. Je zag hetzelfde in Franstalig België gebeuren. De maatregelen golden voor het hele land.’

In Franstalig België zie je opvallend minder boeken zoals de jouwe verschijnen. Het onderzoek verloopt er, zeg maar, toch schoorvoetend.

‘Ja, men heeft er een Brit (Martin Conway, nvda.) nodig gehad om de mythe van het “zwarte Vlaanderen en het witte Wallonië” te doorbreken.’

Mythes staan in beide landsdelen vaak in de weg van het historisch onderzoek.

‘Dat is zeker zo. Denk maar aan Laurette Onkelinx die in 2014 een woordenschat gebruikte in het parlement die mij triest maakt. (Ze had het toen over “le bruit des bottes”, nvda.)

Interneringskamp van Lokeren vooral een symbool

Het kamp van Lokeren was ook zo’n mythe. ‘Het culturele hart van Vlaanderen zat gevangen in Lokeren’, zo leert de klassieke lezing ons.

‘Het was één van de grotere kampen. Maar, het had vooral te maken de aanwezigheid van enkele belangrijke figuren van de Vlaamse Beweging die er opgesloten zaten. Denk maar aan Remi Piryns, Jozef Goossenaerts, Gaston Feremans of Filip De Pillecyn. Ze bezaten de gave van het woord en de pen. Dat beïnvloedde die beeldvorming enorm. Bruno De Wever schrijft het ook in zijn voorwoord dat het daarom de belangrijkste herinneringsplaats is van de repressie in de Vlaamse Beweging.

Het symbolisch belangrijke lied ‘Gebed voor het Vaderland’ ontstond er ook.

‘Het is een deel van de iconografie dat aan het kamp kleeft. Plak daarbij nog de foto’s van pater Longinus de Munter. Daarom werd het een belangrijk symbool. Het viel me ook op in mijn onderzoek dat de beelden die er van de repressiekampen bestaan bijna allemaal beelden van pater Longinus zijn die in Lokeren werden genomen. Zo ontstaat de idee dat de Vlaamse Beweging werd opgesloten in dat kamp.’

En niet zomaar de Vlaamse Beweging…

‘Nee, de elite van die beweging. Terwijl als je de lijsten van de gevangenen overloopt, zat er vooral een grote groep laaggeschoolden. Wat wel opvallend is, is dat er één groep iets of wat oververtegenwoordigd was: de onderwijzers. Die waren ook heel vatbaar voor de argumenten van de Vlaamse Beweging. Dat wijst onderzoek uit. Ze waren op colleges en andere scholen ook vaak de motors van die beweging.’

In de eerste versie lees je dat je het jammer vindt dat het decreet-Suykerbuyck, dat einde jaren 90 een verzoening wilde bewerkstelligen, mislukte.

‘Ja. (Denkt na.) Ik had mijn beide grootvaders die in de oorlog elk aan de andere kant stonden. Maar zij konden samen met elkaar aan tafel zitten en het met elkaar vinden. Van daaruit koesterde ik altijd de naïeve idee dat dit misschien voor het hele debat mogelijk was. Dat we op een gegeven moment er officieel de spons konden over vegen. Niet dat je moet vergeten, maar de oververhitting van de rechtstaat die er wel degelijk was, moest worden rechtgetrokken.’

Het is er niet van gekomen.

‘Dat heb ik altijd een intrigerende vraag gevonden: waarom we er nooit in zijn geslaagd dit te overstijgen. Ik probeerde het enkele jaren terug met een voorstel om die bladzijde om te slaan, maar ik kreeg er toch wel wat over mijn hoofd mee. Het viel op een koude steen. En nu is de relevantie intussen weg.’

De mensen zelf zijn er haast niet meer.

‘Het is een generatie die verdwijnt. Misschien was het model eerder de verzoening van onderen uit, zoals bij mijn grootvaders. Op een vrij natuurlijke manier. Ik vind het toch ook wel straf dat we specialisten zijn om mensen uit sturen naar Zuid-Afrika voor de Waarheids- en de Verzoeningscommissie of Luc Huyse die naar Ethiopië en andere trok. Maar op eigen bodem lukte het niet.’

Bij je eerste versie luidde de titel Zij komen allen aan de beurt, de zwarten. Nu is het Opgesloten tussen zwart, wit en grijs.

‘Het is ook de titel van de Lokerse tentoonstelling. Voor mij dekt deze titel ook meer de lading. Het was eigenlijk wel zo. Er zaten in Lokeren figuren die ver meegingen in de collaboratie, dan vele tinten grijs en ook echt onschuldige mensen.

Sommige zaken die je schrijft, komen over als een roman. Als je bijvoorbeeld kijkt naar dat gemeenteraadslid Florent Clayé.

‘Die Clayé was voor de oorlog gelinkt aan Rex en na de oorlog stond hij voor de strenge bestraffing van collaborateurs. Hij probeerde er politiek van te profiteren.’

Of het bijzondere verhaal van pater Longinus en ook de kampdirecteur.

‘Ja, en de kampdirecteur was niet de eerste de beste. Robert De Leeuw was een man met enig gezag. Hij was directeur van de gevangenissen van Hasselt, Kortrijk en  Gent geweest. Over hem werd in een evaluatie geschreven dat hij voortdurend “streefde naar beter leven”. Het toont ook aan dat Justitie er in die tijd echt wel goed werk werk van wilde maken. (Is even stil.) Je zou er inderdaad een roman over kunnen schrijven.’

Het boek van Björn Rzoska ‘Opgesloten tussen zwart, wit en grijs’ wordt vanavond gepresenteerd in Lokeren.

Het boek kan u hier bestellen, maar vindt u ook in de boekhandel.

Harry De Paepe (1981) is auteur en leraar. Hij heeft een grote passie voor geschiedenis en Engeland.

Commentaren en reacties