‘Kapitalisme niet kapot te krijgen’
De maatschappijcriticus Wolfgang Pohrt (1945-2018) schopte onverbiddelijk tegen linkse heilige huisjes
Wolfgang Pohrt
foto © TAZ
Op 21 december overleed Wolfgang Pohrt. Een portret van de gevreesde Duitse publicist die liever haatcommentaar dan ‘Beifall’ had.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnement‘In zijn inktpot zwommen de scheermesjes rond’, zo typeert de Tagesspiegel de vorige week gestorven denker en maatschappijcriticus Wolfgang Pohrt. In het Duits klinkt dat nog scherper: ‘In seinem Tintenfass schwammen die Rasierklingen’. Al gold Pohrt als marxist, geen enkel links huisje was hem te heilig om er niet met zijn vlijmscherpe pen tegen aan te gaan. Ook geen genade vonden bij hem de brave ‘Marx-Philologen’ die het werk van de grote denker uit Trier voor de zoveelste maal interpreteren en herkauwen. Pohrt was een gevreesd publicist en debater. Waar hij publiceerde, barstten de lezersrubrieken en internetfora uit hun voegen van de haatcommentaren. Waar hij als spreker verscheen, stond de zaal binnen de kortste keren in rep en roer.
Sloper
Geboren op dezelfde dag als Karl Marx (5 mei) en dat terwijl zich de ondergang van het Duitse Rijk aan het voltrekken was (1945), kon hij niet anders dan als door het lot voorbestemd zijn om uit te groeien tot een maatschappijcriticus en sloper van gevestigde waarheden. ‘Wahr’ was voor hem niet datgene waar allen het over eens zijn, maar partij kiezen voor de ‘Vernunft’ (de Rede) en tegen ‘Herrschaft’. Zijn studies in de sociologie wilde hij eerst afbreken omdat het vak hem als ‘hogere onzin in een verzorgd kleedje’ verscheen, maar de lectuur van het marxistisch geïnspireerde meesterwerk Dialektik der Aufklärung van Theodor W. Adorno en Max Horkheimer spoorde hem aan om toch voort te doen. Na zijn doctoraat doceerde hij aan hogescholen, verrichtte sociologisch onderzoek en publiceerde talloze opiniestukken.
Opstoot
Pohrt schreef zich aanvankelijk in de stroming van de zogenaamde ‘Antideutsche’ in, de stroming van links-radicalen die het Duitse nationalisme verantwoordelijk achten voor al het onheil dat in de afgelopen twee eeuwen over Europa is gekomen. De ‘Antideutsche’ kanten zich ook tegen antiamerikanisme en antizionisme zoals die en vogue waren en zijn bij het overgrote deel van de Duitse linkerzijde. Het antiamerikanisme beleefde begin jaren ’80 een stevige opstoot in de Bondsrepubliek Duitsland met het protest tegen het NAVO-Dubbelbesluit, concreet de opstelling van Amerikaanse Pershing-raketten op Duitse bodem. De ‘Friedensbewegung’ bracht op 22 oktober 1981 meer dan een miljoen mensen op de been in West-Duitsland, de helft daarvan alleen al op een massabijeenkomst in de beroemde Hofgarten vlak voor de universiteit van Bonn, de toenmalige hoofdstad. Pohrt deed de vredesbeweging af als een ‘deutschnationale Erweckungsbewegung’ (‘Duits-nationale opwekkingsbeweging’). In Die Zeit (31 oktober 1981) publiceerde hij een opiniestuk met de – omwille van zijn historische reminiscentie – provocerende titel ‘Ein Volk, ein Reich, ein Frieden’ waarin hij zijn duivels ontbond tegen de nationalistische ondertonen van de vredesbeweging. Hij nam meer in het bijzonder aanstoot aan de volgende uitspraak van de theoloog Helmut Gollwitzer, een van de voordenkers van de Duitse vredesbeweging, in een lezersbrief aan Der Spiegel: ‘Kein Deutscher kann diese bedingungslose Unterwerfung der Interessen unseres Volkes unter fremde Interessen, diese Auslieferung der Verfügung über die Existenz unseres Volkes an eine fremde Regierung hinnehmen.’ (‘Geen enkele Duitser kan deze onvoorwaardelijke onderwerping van de belangen van ons volk aan vreemde belangen, deze uitlevering van de beschikking over het bestaan van ons volk aan een buitenlandse regering aanvaarden.’) Wie bitte?, moet Pohrt wellicht hebben uitgeroepen: Wablief, onderwerping van het volk aan een ‘fremde Regierung’ (waarmee Washington bedoeld was)? Geen enkele linkse stoorde zich aan de woorden van Gollwitzer – wat als een rechts iemand ze had neergeschreven? -, Pohrt wel.
Barbarij
In zijn antwoord op Gollwitzer en de vredesactivisten maakte Pohrt komaf met het antiamerikanisme van links: ‘Daß wir hier weitgehend unbehelligt leben können, verdanken wir keiner deutschnationalen Souveränität, sondern dem Sieg der Alliierten.’ (‘Dat wij hier verregaand ongehinderd kunnen leven, hebben we aan geen Duits-nationale soevereiniteit te danken, maar aan de overwinning van de Geallieerden’). En verder nog: ‘Mögen anderswo dem amerikanischen Kulturimperialismus die tradierten Lebensformen ganzer Nationen zum Opfer gefallen sein – in Deutschland aber begann mit dem amerikanischen Kulturimperialismus nicht die Barbarei, sondern die Zivilisation.’ (‘Het moge dan wel zijn dat elders de overgeleverde levensvormen van heelder naties aan het Amerikaanse cultuurimperialisme ten prooi gevallen zijn – in Duitsland echter begon met het Amerikaanse cultuurimperialisme niet de barbarij, maar de civilisatie’). Ook antizionisme kapittelde hij als een gecamoufleerde vorm van links antisemitisme. En over mei ’68 liet Pohrt zich zo uit: ‘Die Studentenrevolte war eine sozialistische Bewegung von Kleinbürgern’. Het laat zich niet moeilijk raden dat hij, hoewel zelf links zijnde – of juist daarom -, vele linkse Duitsers tegen zich in het harnas joeg.
Zedenpreker
Pohrt kon het niet laten de Duitse linkerzijde nog meer te tergen met de bewering als zou het probleem van ‘Fremdenfeindlichkeit’ (xenofobie) opgeklopt worden om ‘de sociale kwestie niet te moeten thematiseren’. Sociaaldemocraten en communisten van de oude stempel bekommerden zich nog om de gewone man en vrouw in de straat; de neo-linksen doen vandaag de dag denigrerend over de ‘angst’ van het ‘gewone volk’ voor de gevolgen van de globalisering, zoals toenemende migratie en uitholling van de nationale soevereiniteit. Pohrt bekritiseerde ook de morele superioriteit van de linkerzijde, zoals die – niet voor het eerst, en ook niet voor het laatst – naar boven kwam ten tijde van het kanselierschap van de sociaaldemocraat Gerhard Schröder (1998-2005) met de zogenaamde ‘Aufstand der Anständigen’, de ‘opstand van de fatsoenlijke mensen’ tegen antisemieten en racisten. Die laatsten zouden als vijandbeeld gebruikt worden, aldus Pohrt, ‘weil sie so was wie der Dreck sind, an welchem der Saubermann zeigen kann, dass er einer ist … Sie werden gebraucht, weil die Ächtung von Antisemitismus und Rassismus das moralische Korsett einer Clique sind, die sich sonst alles erlauben will, (…) aber wie jeder Verein für ihren Bestand Verbote und Tabus benötigt’ (‘omdat ze zo iets als de drek zijn waaraan de zedenpreker kan tonen dat hij een fatsoenlijke mens is … ze worden gebruikt omdat het in de ban slaan van antisemitisme en racisme het morele korset van een kliek is die zich voor de rest alles wil veroorloven, (…) maar zoals elke vereniging verbodsbepalingen en taboes nodig heeft voor haar voortbestaan’).
Kapitalisme
De door linksen gevreesde ‘renaissance’ van een agressieve Duitse natiestaat relativeerde hij in het boek FAQ (2004) met de woorden (en daarmee wendde hij zich af van de Antideutsche): ‘Die Deutschen wären dazu gar nicht in der Lage, da sie sich aufgrund ihrer Altersstruktur vielmehr um Rente und Zahnersatz kümmern müssten’ (‘De Duitsers zouden daartoe helemaal niet in staat zijn, omdat ze zich op basis van hun leeftijdsstructuur eerder om hun pensioen en hun kunstgebit zouden moeten bekommeren’). Ook andere illusies van de linkerzijde, als zou het kapitalisme ooit verdwijnen, boorde hij de grond in met zijn boek Kapitalismus forever (2012). Het kapitalisme zou immers tegemoet komen aan het wezen van de mens, maar dat betekent niet dat het niet zou mogen getemd worden, of in de woorden van Pohrt: ‘Die Menschen (…) wollen nicht nur leben, sondern auch gewinnen. Man kann nur die Spielregeln ändern und dafür sorgen, dass Leute, die beim Gewinnspiel nicht mitmachen wollen oder können, deshalb nicht in Armut leben müssen.’ (‘De mensen … willen niet alleen leven, maar ook winnen. Men kan slechts de spelregels veranderen en ervoor zorgen dat lui, die niet willen of kunnen meedoen aan dit kansspel, daarom niet in armoe moeten leven’).
Mobiliseren
Pohrt was een linkse jongen die ook links niet spaarde. Vijanden had hij te over, zoals ook de enkele citaten in dit artikel kunnen doen vermoeden. En hij wilde niets liever. ‘Beifall’ (applaus) kon hem gestolen worden. Hij was ‘een soort Hobby-Schopenhauer van onze tijd, die schouderophalend en verveeld toekeek op de turnoefeningen van de linksen‘, zoals Thomas Blum in het socialistische dagblad Neues Deutschland (11 mei 2013) schreef. Een andere – haast even scherpe – criticus, maar dan een uit centrumrechtse hoek, de publicist Henryk M. Broder, drukte zijn respect voor Pohrt als volgt uit: ‘Ich kenne keinen zweiten Autor, der es in so kurzer Zeit geschafft hätte, alle, an die er sich wendet, gegen sich zu mobilisieren, die Linken, die Alternativen, die Bürgerlichen’ (‘Ik ken geen tweede auteur, die er in zo korte tijd in geslaagd zou zijn alle, tot wie hij zich richt, tegen zich te mobiliseren, de linksen, de alternatievelingen, de centrumrechtsen’).
Na een leven vol polemiek legde Wolfgang Pohrt er vorige week, op 21 december, het bijltje bij neer. De gevolgen van zijn hartaanval uit 2014 waren hem fataal geworden. Zijn verzameld werk verschijnt in elf ‘Bände’ (boekdelen) bij uitgeverij Edition Tiamat van Klaus Bittermann. De lay-out is donkerblauw met lichtblauwe elementen: een reminiscentie aan een andere ‘Werkausgabe’ …. die van Marx en Engels!
Tags |
---|
Dirk Rochtus (1961) is hoofddocent internationale politiek en Duitse geschiedenis aan de KU Leuven/Campus Antwerpen. Hij is voorzitter van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN). Zijn onderzoek gaat vooral over Duitsland, Turkije, en vraagstukken van nationalisme.
Een volledige ambtstermijn zat er niet in voor de SPD’ers Brandt, Schmidt, Schröder en nu Scholz.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.