Koloniaal schuldgevoelen en slachtofferschap vertroebelen Congo-debat
Bedenkingen bij de 'Kinderen van de kolonie'
foto © Reporters
Als Congo zich wil onttrekken aan de schaduw van de Belgische kolonisering, mag het zich niet langer wentelen in antikoloniale nostalgie of slachtofferschap.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementAls correspondent voor The New York Tribune stak Karl Marx in 1853, toen als vanzelfsprekend, de loftrompet over ‘het westerse beschavingswerk’ in de Britse ‘modelkolonie’ India. Het westers kolonialisme was, evenzeer als het marxisme voor het wereldproletariaat, in de eerste plaats een faustiaanse onderneming: het verwerven van kennis, rijkdom en macht. Zo denkt een Congolese vriend, zakenadvocaat in Lubumbashi, er trouwens ook over in zijn commentaar op de VRT-reeks Kinderen van de kolonie.
Kinderen van de kolonie
Ik citeer, kort vertaald, uit zijn mail: beoordeel de kolonisering in haar tijdsgeest, anders rijdt men zich eens te meer vast in de schuldgevoelens van gecomplexeerde Belgen en in een slachtofferrol voor de Congolezen ‘Les analyses et les critiques ne valent que dans le contexte d’époque et on doit comparer le Congo belge aux possessions coloniales des autres métropoles. Ce n’étaient pas des paradis. Une nouvelle fois, il y a des débats pour des Belges complexés ou culpabilisés et des Congolais de la diaspora qui bénéficient de l’hospitalité européenne et, indirectement, des fruits de la colonisation qu’ils dénoncent…’
Het onderhouden van schuldgevoelens en slachtofferschap draagt in niets bij aan een evenwichtig debat over ons koloniaal verleden, over de impact ervan op de gebeurtenissen in Midden-Afrika of in de discussies rond het vernieuwde AfricaMuseum van Tervuren.
Laat mij eerst kleur bekennen: geboren en getogen in Congo ben ik een kind van de kolonie en zou ik er mij kunnen van afmaken door te zeggen dat ik nooit een chicote (zweep) gezien heb of mishandeling van Congolezen. Ik zou er kunnen op wijzen dat het bruto binnenlands product van Congo in 1960 het bbp evenaarde van Italië en Canada of superieur was aan dat van Zuid-Korea; dat mijn ouders met het koloniale apparaat niets te maken hadden en mijn familie in Belgisch Congo ondernemingen heeft opgericht, zoals Belgische bedrijven dat vandaag in China, Brazilië of Polen doen. Niettemin, waren kolonies geen paradijzen voor de gekoloniseerden. ‘Jullie Belgen hebben in Congo toch wel smeerlapperijen – des salloperies– uitgestoken,’ sneert de Congolese historicus Elikia M’Bokolo in de VRT-reeks.
Koninkrijken van de Savanne
Elk koloniaal systeem rijmt met machtsuitoefening en misbruiken. En zoiets ingrijpends laat gedurende generaties sporen na: van de Spaanse furie en de scheiding der Nederlanden in Vlaanderen, tot bij de Indianen en Afro-Amerikanen in de VS of in de Arabische dictaturen van het Midden-Oosten en Noord-Afrika, na eeuwen islamitische kolonisering.
Als oud-koloniaal meen ik dan ook dat VUB-professor Guy Vanthemsche terecht het vergoelijken van de goede aspecten van de kolonisering vergelijkt ‘met het wijzen op de mooie gelaatstrekken van een kind dat geboren is uit een verkrachting’. Want onmiskenbaar verstoorde de Belgische kolonisering de lokale evolutie van de ‘Koninkrijken van de Savanne’ zoals beschreven door Afrika-historicus Jan Vansina – al rijst de vraag of Ethiopië (niet of nauwelijks gekoloniseerd) het zoveel beter heeft gedaan?
Ondanks de blessuren van de kolonisering blikt de Ivoriaanse schrijver Venance Konan hierop terug met een verruimde blik. In zijn boek Si le noir n’est pas capable de se tenir debout, laissez-le tomber werpt hij op dat de Afrikaan moet ophouden met zijn verkleutering– ‘s’infantiliser’ – door anderen almaar de schuld te geven of te verwachten dat zij alle problemen zouden moeten oplossen. In ‘Kinderen van de kolonie’ komt, met uitzondering van de Luikse cardioloog Pierre Mbuyamba, geen enkele getuigenis van de (Belgische) Congolezen ook maar in de buurt van zo’n breder perspectief waarin Konan volkomen terecht onderstreept dat er niet één volk bestaat dat niet gedomineerd of gekoloniseerd werd.
Dergelijke zelfkritische Afrikaanse stemmen worden echter niet gehoord of ze worden gesmoord omdat ze het nieuwe westerse schuldbesef dwarsbomen en het Afrikaanse slachtofferschap knevelen. Bijvoorbeeld de ongemakkelijke vragen van Axel Kabou in Et si l’Afrique refusait le développement?, waarin de Kameroense sociologe opwerpt: ‘Hoe de stilstand te verklaren valt van een continent dat, tot het begin van de middeleeuwen, mee was met alle technologische prestaties van de mensheid?’ De middeleeuwen, dat is een hele tijd vóór de Conferentie van Berlijn over de verdeling van Afrika in 1884!
Het antwoord luidt ongetwijfeld: slavernij en ja, ook de westerse én Arabische kolonisering. Maar hoe was het mogelijk? In Empires of the Weak: the real story of European expansion and the creation of the New World Order, toont J.C. Sharman aan dat de Europeanen zelden in een positie waren om uitsluitend door hun militaire overmacht de wereld te domineren. Integendeel, ze coöpteerden buitenlandse elites door handel te drijven, ze in te huren, ze te helpen bij het verslaan van lokale vijanden en, als dat allemaal niet werkte, door corruptie.
Congolees zelfonderzoek
Elikia M’Bokolo mag dan historicus zijn, hij is ook een adviseur van president Joseph Kabila, wiens saloperies– miljoenen doden, corruptie en de plundering van de bodemrijkdommen – door Patrice Lumumba vandaag in exact dezelfde bewoordingen zouden kunnen neergesabeld worden als toen de kersverse eerste minister van Congo het Belgisch kolonialisme veroordeelde. Vanuit gated communities wordt in Kinshasha, Lubumbashi of Goma door rijke Congolezen met evenveel dédain neergekeken op de gewone Congolees als door de kolonialen vóór 1960.
Als Congo bijna zestig jaar na zijn onafhankelijkheid een failed stateis, heeft dat grotendeels te maken met de kolonisering en een overhaaste dekolonisering die de jonge natie zonder voorbereiding en met een lege staatskas achterliet, maar wordt het niet hoog tijd om de handen aan de ploeg te slaan als professor Isidore Ndaywel in Kinderen van de kolonie concludeert dat de Congolezen nog altijd een afkeer hebben van landbouw ‘omdat de koloniale landbouw uitsluitend gericht was op export’? – dat is intussen zes decennia geleden!
Indonesië werd gedurende 350 jaar bezet door Nederland, maar gaat met dat verleden ongecomplexeerder om dan Congo met zijn 75 jaar Belgisch kolonialisme. Indonesië werkte zich op in de G20 en Indonesische staats- en privébedrijven ontpoppen zich tot multinationals die in Afrika beginnen te investeren.
Als we een grondig en evenwichtig debat willen over de impact van de kolonie op de hedendaagse ontwikkelingen in Congo, zouden de Congolese Belgen die hier opgroeiden en wonen en in de VRT-reeks getuigden, dan niet beter werk maken van een mentale dekolonisering in plaats van voort te borduren op een hiér aangekweekt en aangezwengeld, éénzijdig en geheel vrijblijvend Belgisch schuldgevoel over ons koloniaal verleden? In Mes indépendances ontkracht de Algerijnse publicist Kamel Daoud de perversiteit van het zich blijven wentelen in antikoloniale nostalgie.
Tags |
---|
Erik Bruyland is beroepsjournalist en auteur van 'Kobalt blues - de ondermijning van Congo (1960-2020)', Uitgeverij Lannoo. Hij is geboren en getogen in Congo, waar hij van 1978 tot 1984 de familiale onderneming leidde en woont nu deels in Indonesië en België.
Westerse analisten maken zich zorgen om de verkiezing van oud-generaal Prabowo Subianto tot president van Indonesië. Terecht?
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.