Kunnen we nog een weg uit? (II)
Enkele dagen de media grondig volgen, kan de mentale gezondheid ernstige schade toebrengen. Leidt die bezigheid al niet tot een depressie en moedeloosheid, dan toch minstens tot stevig verlies aan vaste grond onder de voeten.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementIn onze eerste bijdrage (zie voor de referentie onderaan) zetten we een reeks recent in de pers geformuleerde stellingen op een rijtje. Stuk voor stuk komen ze van mensen die op een ernstige manier bezig zijn met maatschappelijke vraagstukken. Maar de geponeerde standpunten roepen een reeks vragen op, die toch wel fundamenteel moeten genoemd worden.
Voltallige bevolking soeverein
Vooreerst toch dit: deze tekst wordt geschreven door een voorstander van de democratie. Een gratuite mededeling, want zijn we dat niet allemaal? Tot voor kort wel, maar vandaag toch minder en minder heb ik de indruk.
Waarover hebben we het als we dat woord gebruiken? Ik maak het me zelf gemakkelijk en gebruik de inleiding van Wikipedia bij het lemma als uitgangspunt. We lezen:
‘Democratieis een bestuursvorm. Het Nederlandse woord stamt af van de Griekse woorden dèmos, “volk” en krateo, “heersen, regeren” en betekent dus letterlijk “volksheerschappij”. Dit houdt in dat het volk zelf stemt over de wetten, zoals in het oude Athene, of het volk verkiest vertegenwoordigers die de wetten maken, zoals in België en Nederland.
In een democratie is de voltallige bevolking soeverein en is alle autoriteit gebaseerd op de (minstens theoretische) instemming van het volk. Deze bestuursvorm is gebaseerd op het menselijke gelijkheidsideaal. Als iedereen vrij en gelijk in rechten en plichten geboren is (zoals in het eerste artikel van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens staat) dan heeft ook niemand méér recht dan een ander om bepaalde wetten vast te stellen of beslissingen te nemen. Het implementeren van die theorie in de politieke praktijk is vaak niet eenvoudig en kent vele aspecten.’
De Wikipedia-redacteur van dienst betreedt geen spectaculaire paden en houdt het bij een vrij algemeen erkende bepaling. De conservatieve denker Bart-Jan Spruyt plaatst een kanttekening (in Trouw, 11 november 2011): ‘In mijn ogen getuigde zijn voorstelvooral van een gebrekkig inzicht in de toestand van de democratie. In een ideale democratie zijn de burgers goed opgevoede en opgeleide mensen, die in staat zijn te denken in termen van het algemeen belang. Zulke burgers kun je zonder aarzeling het woord geven. Maar over zulke burgers beschikken we niet. Zeker niet in tijden van crisis: dan zijn mensen nog sterker dan gewoonlijk geneigd om enkel aan hun eigen kortetermijnbelangen te denken. Dan is het spelen met vuur om een referendum uit te schrijven.’
Vijf minuten praten met een stemgerechtigde
Spruyt komt de verdienste toe van zijn hart geen moordkuil te maken en zijn vaststelling dat niet alle burgers goed opgevoede en opgeleide mensen zijn die het algemeen belang voor ogen hebben, kan niet als onzin opzij geschoven worden; ze klinkt erg realistisch. Het antwoord van Winston Churchill, ook een conservatief die realisme verkoos boven naïviteit: ‘Democracy isn’t perfect, I just don’t know a better system.’ In een prettigere versie luidt dat: ‘Democratie is de ergste manier van regeren, op alle andere manieren die al geprobeerd zijn na dan.’
Churchill spreekt Spruyt niet tegen. Hij noemde een politicus ooit iemand die denkt aan de volgende verkiezingen, terwijl een staatsman de toekomst voor ogen houdt. Of wat te denken van deze: ‘Het beste argument tegen democratie is een conversatie van vijf minuten met een gemiddelde stemgerechtigde.’ Maar goeie oude Winston was zich er wel van bewust dat er geen techniek bestaat om ‘het volk’ als eigenaar van de soevereiniteit te vervangen door een andere groep ‘goed opgevoede en opgeleide mensen, die in staat zijn te denken in termen van het algemeen belang’. Mocht die wel bestaan, dan hebben we die tot vandaag in elk geval niet gevonden. Daarom legde de Britse oorlogspremier zich neer bij de onvolkomenheid van het systeem.
Ik voeg daar graag volgende zeer passende bedenking aan toe van Peter Van Nuffelen, hoofddocent geschiedenis van de oudheid aan de Universiteit van Gent: ‘Eerder dan een op zijn best futiele, en potentieel gevaarlijke poging te ondernemen om de Atheense directe democratie te kopiëren, kan onze maatschappij daarom iets leren van de klassiek-Griekse nadruk op de morele verantwoordelijkheid van elk van ons: geen inspraak zonder verantwoordelijkheid. In een democratie heeft het volk het recht zich te vergissen. Maar zoals Thucydides toont, moet het de gevolgen daarvan dragen.’ (De Standaard, 12 november 2011) De kiezer kan fouten maken, maar moet er zelf voor opdraaien.
Laten we de dikke sigaren rokende kampioen van de one-liners maar een pragmatische democraat noemen, met oog voor de onmiskenbare mankementen. En mocht het fatsoenlijk uit te spreken zijn, liet ik mezelf graag alsChurchilliaans-Thucydidesische democraat aanspreken.
Populair of juist
Tot niet zo lang geleden klonk het weinig spectaculair zichzelf democraat te noemen. Geen groter verwijt aan het adres van ‘sterke leiders’ in ver afgelegen landen en politieke partijen aan de rand van ons politiek spectrum dan dat ze ondemocratisch zouden zijn. De tijden zijn evenwel op korte tijd duidelijk veranderd. Weinige opiniehebbers uit onze contreien zullen de democratie expliciet afvallen, maar sommige aangehaalde citaten uit de vorige bijdrage komen wel heel erg dicht in de buurt.
Dat de euro blijkbaar alleen maar zou kunnen gered worden door niet-verkozen technocraten, blijft in de kranten dikwijls een loutere, haast neutrale vaststelling. Eric Van Rompuy wordt er niet op aangesproken als hij pleit voor een zakenkabinet, geleid dus door ‘vaklui’ die de politici vervangen. De Standaard schrijft zonder blikken of blozen dat het ‘aan de andere kant ook duidelijk (is) geworden dat politici de noodzakelijke knopen niet durven door te hakken, uit angst de rekening van de kiezer gepresenteerd te krijgen.’ (14 november 2011)
Mia Doornaerts geloof in de kiezer is ook niet overdreven groot als ze schrijft: ‘En de ultieme politieke moed bestaat er natuurlijk in liever voor een juiste, maar onpopulaire, politiek dan voor herverkiezing te gaan.’ (De Standaard, 14 november 2011). Wat juist is, blijkt onpopulair en wellicht is het populaire van de weersomstuit onjuist. Volgens Johan Van Overtveldt zijn geen verkiezingen te winnen door iemand die doet wat nodig is. ‘Drukt Sarkozy de maatregelen door die zich voor het welzijn van Frankrijk én dat van de euro opdringen, dan zal zijn populariteit gegarandeerd verder dalen en kan hij zijn herverkiezing echt wel vergeten.’ (Trends 10 november 2011)
Europese technocraten
De oplossing moet komen van a) technocraten en/of b) Europa. Daarbij wordt gemakkelijk voorbij gegaan aan de vaststelling dat banken, toch niet helemaal onschuldig aan de crisis die we vandaag kennen, geleid worden door technocraten? Giorgos Papandreou heeft aan de muur ezelsvellen van de Londen School of Economics en Harvard hangen. Hij zou, was hij niet eerder in de politiek gestapt, nu ongetwijfeld een technocraat heten en wellicht opgenomen zijn in de nieuwe Griekse specialistenregering van Lucas Papademos.
Waarom zou voor verkozen politici op Europees niveau niet gelden dat ze in eerste instantie streven naar herverkiezing? Wat doet vermoeden dat zij wel in staat zijn de maatregelen te nemen die ‘zich opdringen’? Waar vinden zij de moed onpopulaire maatregelen te treffen en de ‘domme’ kiezer voor het kortzichtige hoofd te stoten?
Dat de oplossing alleen op Europees niveau kan gevonden worden, lijkt nog amper betwist te worden. Ook de meest aanwezige Vlaamse economist Paul De Grauwe fietst in het grote peleton dat pleit voor een gezamenlijke, Europese aanpak. Maar diezelfde De Grauwe schrijft wel: ‘Het dramatische is dat de Europese Commissie ook slachtoffer is geworden van het eigen getallenfetisjisme.’ (De Morgen, 14 november 2011) Geef die Europese Commissie vandaag alle touwtjes in handen, zoals De Grauwe dat wenst, en ze neemt maatregelen die hem niet zinnen. Hij noemt die Europese instellingen ‘de slaven van de financiële markten’.
EU-commissaris Olli Rehn wil minder overheidsuitgaven en meer belastingen. ‘De econoom die ik ben stelt zich dan de vraag hoe dat de economie kan stimuleren?’, schrijft de technocraat De Grauwe, wiens ideeën botsen met de huidige Europese aanpak, ingefluisterd door andere technocraten.
steen der wijzen
Blijkbaar bestaat er niet zoiets als dé oplossing, waar alle technocraten het over eens zijn en die gebeiteld staat in de steen der wijzen. Dat brengt ons bij een basisvergissing die wel meer gemaakt wordt en zeker in tijden van zware (economische) crisis opgang maakt. Wij geloven graag dat ‘het’ probleem kan worden opgelost door gewoon eens nuchter na te denken, wat vaklui geacht worden te doen. Alsof de (economische) crisis vergelijkbaar zou zijn met een gebroken been of een slepende deur. Zoek in die gevallen een bekwame chirurg of een gediplomeerde schrijnwerker en laat die de klus klaren.
De G1000, die interessant genoeg werd geacht om te kunnen rekenen op een ongeziene persaandacht, leidde heel erg aan dat euvel. De indruk werd door dat initiatief gewekt dat mensen wel dé oplossing vinden als ze ongebonden een babbel met elkaar slaan, daarin uiteraard bijgestaan door experts. Het inhoudelijke resultaat van de bijeenkomst in Thurn & Taxis op 11 november viel in dat opzicht lelijk tegen en kon verrassend weinig aandacht wekken.
Dat politiek en economie geen positieve wetenschappen zijn mag dan al spijtig heten, het is niet anders. Het gaat over het maken van een keuze, afhankelijk van de eigen situatie en de eigen voorkeuren. Vraag twee hooggeleerde economisten naar remedies en we krijgen drie modellen voorgeschoteld. Niet omdat de ene slim en de andere dom zou zijn; wel omdat de achterliggende ideeën verschillen. Daarenboven bestaat onenigheid over de inschatting van de effecten van maatregelen die niet kunnen worden uitgeprobeerd in een kiemvrij lab, maar moeten doorgevoerd in een wereld met ontelbare medebepalende variabelen.
Het veel geroemde algemeen belang is geen onbetwistbaar feit, maar verschilt naargelang doelstellingen en uitgangspunten. Neutrale oplossingen bestaan niet in de politiek of economie. Tevens vormt onze wereldwijd verstrengelde economie zo’n uitgebreid en ingewikkeld web, dat een onbetwist verklarend model niet kan worden opgesteld.
Is daarmee beweerd dat specialisten geen rol kunnen spelen in de politiek? ‘Het verschil tussen technocraten en gewone kiezers? Die tweede vergissen zich spontaan, zonder na te denken; de eerste groep slaat de bal pas mis na lange berekeningen.’ Die prettige boutade gaat wellicht wat kort door de bocht. Specialisten zijn nuttig om bij de uitvoering van politiek besloten maatregelen technisch te begeleiden. Zijn ze niet in staat dé juiste politieke of economische weg te wijzen, dan mag soms wel verwacht worden dat ze manifest onjuiste voorstellen kunnen ontmaskeren. Ze hebben een maatschappelijke rol te vervullen, maar in een democratie komt hen de hoofdrol niet toe.
Onuitroeibaar conflict
Uiteraard is de kiezer wispelturig, zoals Mia Doornaert vaststelt, en dat gegeven maakt het vinden van uitwegen niet eenvoudiger. Maar dat is bijlange niet het hoofdprobleem. Ook als die kiezer consequenter was, zou dat het botsen van de verschillende meningen niet uitschakelen. Journalist Joël De Ceulenaer roept de politicologe Chantal Mouffe op als getuige à charge tegen de G1000-visie. ‘Met hun oefening in de deliberatieve democratie wil de G1000 aantonen dat gewone burgers nog wél kunnen wat professionele politici zogezegd al een tijdje verleerd zijn: overeenkomen. En laat die democratische droom nu net volkomen haaks staan op de inzichten van Chantal Mouffe. Het conflict is onuitroeibaar en dus onoplosbaar, vindt zij. “Zonder conflict zouden we geen politiek nodig hebben, dan konden we al onze problemen uitbesteden aan experts en technocraten.” (…) Een technocratie is geen democratie. (…) We verlangen naar harmonie, naar compromis, naar definitief doorgehakte knopen. Terwijl de samenleving nu eenmaal een optelsom van conflicten is. Om een bekende boutade eens Mouffiaans op z’n kop te zetten: er gaapt geen kloof tussen de burger en de politiek, zoals de G1000 ook lijkt te suggereren, er gaapt een kloof tussen de burger en de burger.’
Vooral in crisissituaties zouden we zo graag hebben dat knopen definitief en onbetwistbaar juist kunnen worden doorgehakt. We snakken naar dé oplossing die onze toenemende onzekerheid wegwerkt en hopen dat de vaklui die in petto hebben. We (of beter ‘ze’, waarbij ‘de politici’ dan de rol van zondebok spelen) hebben ons (we bedoelen natuurlijk ‘zich’) vergist, maar de redding ligt voor het grijpen. Gewoon even ‘logisch nadenken’, gezellig rond een tafel.
De koe en de berin
Het geloof dat tegenstellingen en onenigheid overwinbaar zijn, heeft iets bijbels. ‘De wolf en het lam wonen samen, de panter vlijt zich neer naast het bokje, het kalf en de leeuw weiden samen: een kleine jongen kan ze hoeden. De koe en de berin sluiten vriendschap, hun jongen liggen bijeen. De leeuw eet stro, net als de os. De zuigeling speelt bij het hol van de adder, het kind strekt zijn hand uit naar het nest van de slang. Niemand doet nog kwaad of handelt nog verderfelijk op heel mijn heilige berg, want de kennis van de Heer vervult het hele land, zoals het water heel de bodem van de zee bedekt. Op die dag staat de wortel van Isaï als een vaandel voor de volken opgericht: de volken zoeken hem op, en zijn woonplaats zal prachtig zijn.’
Geen citaat uit het manifest van de G1000, maar woorden van de hand van de Oudtestamentische Jesaja. De ‘Heer’ heet vandaag ‘de technocraat’ en ‘Europa’ neemt de plaats in de van ‘heilige berg’. Dat er één vaandel komt voor de volken, zet Jesaja meteen voluit in het kamp van de supranationalisten.
19 november 2011
Wordt vervolgd
Eerdere bijdrage: http://www.doorbraak.be/nl/nieuws/kunnen-we-nog-een-weg-uit-i
Tags |
---|
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.