JavaScript is required for this website to work.
post

Lachen in de nacht

De buurtwinkel: waar de tijd bleef stille staan

ColumnHarry De Paepe4/3/2021Leestijd 2 minuten
‘Atsjoem!’. De winkelier niesde op de kaas en pakte vervolgens het half pondje
in alsof er niets aan de hand was. Na al die jaren lag ik er in mijn bed om te
lachen.

‘Atsjoem!’. De winkelier niesde op de kaas en pakte vervolgens het half pondje in alsof er niets aan de hand was. Na al die jaren lag ik er in mijn bed om te lachen.

foto © Poppe de Boer (CC0)

Naar het schijnt zijn cursiefjes niet meer van deze tijd. Maar Harry De Paepe trekt zich daar niks van aan.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Ik lag zeker al een uur naar het plafond te staren. Mijn wekker tikte zachtjes verder. Wanneer ik de slaap niet kan vatten, begin ik te denken. Of is het omdat ik lig te piekeren dat die slaap me maar niet omarmt? Ik dacht na over corona. Een originaliteitsprijs win ik er zeker niet mee. Op de achtergrond hoorde ik het geluid van een voorbijrijdende auto in de straat. Het lichtschijnsel dat van buiten op het plafond scheen, deed dienst als het bioscoopdoek waarop ik een stukje film uit mijn leven zag afspelen.

Winkel uit de oude doos

Mijn coronagepieker nam me terug naar mijn kindertijd en naar die keer dat ik met mijn fiets — een BMX — uitgestuurd werd voor een boodschap. Het gebeurde tijdens een van mijn vakantieweekjes bij mijn grootouders. Ik kreeg de opdracht om naar de plaatselijke buurtwinkel te fietsen, om er onder andere een ‘half pond jonge kaas’ te gaan halen. (Laatst vroeg ik nog eens naar een half pond kaas, maar de dame achter de toonbank kon me niet helpen.) De korte fietstocht naar die buurtwinkel was op zich geen uitdagende onderneming, maar je moest wel de gevaarlijke steenweg over om er te geraken.

Het buurtwinkeltje droeg met glans het etiket van ‘waar de tijd bleef stille staan’. Het had een dubbele vitrine. Links lagen er wat producten die er duidelijk al een hele tijd lagen. Rechts kon je verkleurde pyjama’s bewonderen die in de ‘ik lig hier al lang’-wedstrijd de linkerkant, ook al deden die producten hun best, met vlag en wimpel overtroefden. In mijn verbeelding zag je zelfs de strepen van de lamellen op die pyjama’s, maar ik denk dat ik gewoon graag overdrijf. Oranje stickers op de winkeldeur maakten reclame voor spaarzegels van Valois. De deur ging met een knik en een kort krassend geluid open.

Atsjoem!

Het was een klein winkeltje waar je — volgens wat iemand me vertelt — goede wijn kon kopen, charcuterie, brood en ook verkleurde pyjama’s, kortom de buurtwinkeldingen. O ja, ik mag de ‘frankskenssnoep’ niet vergeten. U weet wel: voor dat slag snoepjes moest je een halve frank neertellen, die snoepjes kostten een frank en die soort twee frank. Ik kende de winkeldame, omdat ik ze al als heel klein ventje gadesloeg vanachter grootmoeders rokken. Nu was ik gegroeid en ze herkende me niet. ‘Wiens kinneke zijde gij?’, klonk het klassieke wachtwoord van het dorp van mijn grootouders. Ik gaf mijn klassieke paswoord: ‘Ik ben een kleinzoon van de fotograaf.’ En toen gingen steevast de poorten van de dorpsclub open en kon men beginnen babbelen over koetjes en kalfjes.

Met mijn briefje in de hand las ik de orders, geschreven in dat nette en krullige handschrift kenmerkend voor de generatie van mijn grootouders, voor: ‘Een half pond jonge kaas, alstublieft.’ De man van de uitbaatster stond ook achter de toonbank. Het leek wel of ze een drukke dag verwachtten. Ik was de enige in de rij. ‘Wilde gij de kaas snijden?’, vroeg zijn vrouw. Terwijl hij begon aan zijn sneetjes kaas, werkte de vrouw het verdere bestellijstje af. Ik zie nog het beeld van de grijze rug van de man, hij droeg een stofjas, en hoe zijn hoofd ineens even naar achteren knikte en er een luid genies klonk: ‘Atsjoem!’. De winkelier niesde op de kaas en pakte vervolgens het half pondje in alsof er niets aan de hand was. Het kindje op de arm van het Sint-Antoniusbeeld naast de kassa leek het best wel grappig te vinden.

Na al die jaren lag ik er in mijn bed om te lachen. De klok vertelde dat het twee uur ’s nachts was. Ik bedacht dat het winkeltje niet meer bestaat. Een van de zonen van de uitbaters werd overigens nog een talentvol parlementslid, maar zijn carrière is ook alweer voorbij. Over hem werd verteld dat hij wel eens in de sandwiches beet die in de winkel te koop waren. Hij nam er een hap van en legde ze dan gewoon terug. Maar ja, in die wereld bestond er nog geen corona. En van niezen in je elleboog was nog geen sprake.

Gelukkig kan een mens nog lachen. De nacht werd wat minder lang.

Harry De Paepe (1981) is auteur en leraar. Hij heeft een grote passie voor geschiedenis en Engeland.

Commentaren en reacties