JavaScript is required for this website to work.
Politiek

De ‘liberale rechtsstaat’: vaak gehoord, zelden gedefinieerd

John Croughs19/7/2018Leestijd 7 minuten
Vrouwe Justitia, steeds op zoek naar een evenwicht tussen vrijheden

Vrouwe Justitia, steeds op zoek naar een evenwicht tussen vrijheden

foto © Reporters/DPA

Het begrip ‘liberale rechtsstaat’ wordt nogal – welja – liberaal gebruikt. Maar wat betekent het nu eigenlijk?

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

De liberale rechtsstaat is relatief.

De liberale rechtsstaat heeft haar grenzen. Of beter: het liberale karakter van de rechtsstaat heeft haar grenzen. Deze zijn gekend: de vrijheden van de ene houden op te bestaan indien ze de vrijheden van de andere ondermijnen of indien ze een gevaar betekenen voor de rechtsstraat of diens inwoners. Ook rechtvaardigheid zou de vrijheid moeten beperken…

Slechts weinigen zullen het oneens zijn over de vrijheden die de rechtsstaat moet bewaken én weinigen zullen een bezwaar hebben tegen de principes die deze vrijheden beknotten. Rechten van anderen, rechtvaardigheid en veiligheid bewaken… wie kan daar nu tegen zijn?

En toch vind je over die liberale rechtsstaat geen duidelijke, eensgezinde definitie. Tik ‘liberale rechtsstaat’ in op Google en je vindt de ene opinie of betekenis na de andere die telkens een wat andere invulling geven aan dit begrip. Waarom? Nu komen we tot het pijnpunt van deze mooie samenlevingsvorm: de vaagheid. Niet de vrijheden zelf, noch de principes die de vrijheden begrenzen zijn het probleem, maar wel de invulling, de concretisering ervan.

De ene liberale rechtsstaat is de andere niet.

Laat ons aannemen dat de meeste Westerse landen een liberale rechtsstaat kennen. De vrijheden, en vooral de beperkingen van die vrijheden, worden in al die landen anders bepaald of ingevuld. In een eerder stuk haalde ik reeds het wapenbezit in de VS aan. In verschillende staten geldt dit als een absolute vrijheid, een recht. Nochtans is dat in de meeste Westerse landen geen vrijheid, althans geen vrijheid die niet opgeheven is door het voorwaardelijke principe van veiligheid. Wapenbezit (en meer nog wapendracht) wordt in de meeste landen beschouwd als een gevaar voor anderen binnen de samenleving, waardoor deze vrijheid wordt ontnomen of ingeperkt in het belang van de principiële voorwaarde van de veiligheid.

Zo kennen we ook het recht om een gezichtssluier (boerka) te dragen in het VK. Ook hier is het volledig bedekken van het lichaam, inclusief het gelaat, geen inbreuk tegen de voorwaarde van veiligheid. Nochtans, in de meeste landen is er wel een verbod met net dit argument (onveiligheid wegens onherkenbaarheid) als reden van het verbod.

Ook in België zijn er rechten of verboden die in andere liberale rechtsstaten niet of wel toegelaten worden. Het dragen van een religieus teken zoals de hoofddoek als ambtenaar in een ‘loketfunctie’ bijvoorbeeld. De reden van dit verbod is niet zozeer het bewaren van de veiligheid, maar wel van de rechtvaardigheid. Elke burger dient zich rechtvaardig behandeld te voelen door de overheid en enkel een neutrale overheid kan dat bewerkstelligen, vindt men hier. Toch mag men in het VK reeds jarenlang een hoofddoek dragen in zulke functie, zelfs als politieagent. Sinds kort kan dit ook in Nederland, nochtans een seculiere, liberale rechtsstaat. Blijkbaar vormt die hoofddoek daar geen schending van de rechtvaardige behandeling van alle burgers?

We moeten het trouwens niet steeds zoeken in de meer ethische kwesties. De liberale rechtsstaat omvat alles. Ook in het dagdagelijkse leven worden wij allemaal getroffen door een niet erg liberaal principe: de fiscaliteit. Het heffen van belastingen is niet per se een schending van de liberale gedachte, op voorwaarde dat dit op geen enkele manier een bemoeienis zou impliceren vanwege de overheid. De meest liberale belasting zou dus een vlaktaks zijn op alle inkomsten tegelijk. Maar de overheid wil de bevolking natuurlijk wat sturen (groene of gezonde consumptie, jobcreatie, enzovoort). Daardoor gaat ze de belastingen sturend maken. In België valt dat nog goed mee omdat ons fiscaal stelsel één groot compromis is, maar het fiscale stelsel kan ook een echt hulpmiddel zijn om de samenleving wat meer richting te geven. Hoe meer men dit handig en efficiënt hulpmiddel hanteert, hoe meer onze vrijheid wordt geschonden.

De liberale rechtsstaat eindigt waar de gemeenschappelijke plichtsstaat begint.

De mate waarin een rechtsstaat liberaal is, hangt dus erg af van de invulling van de begrenzende voorwaardelijkheid van de geldende vrijheden. Deze invulling gebeurt enerzijds door democratisch proces en anderzijds door interpretatie van de rechterlijke macht.

Die erg vage invulling is natuurlijk problematisch en holt het liberale principe van de rechtsstaat gedeeltelijk uit. Zowel de democratische (wetgevende) macht als de rechterlijke macht nemen tal van keren een hypocriete positie in. Sommige vrijheden worden ontnomen op basis van een principiële voorwaarde, waar gelijkaardige vrijheden die botsen op dezelfde voorwaarden ongemoeid worden gelaten.

Meer nog, vaak zal men een voorwaarde tot inperking van een vrijheid inroepen, hoewel de inperking een andere reden heeft. Het beste, of toch meest actuele, voorbeeld hiervan is de boerka. Dit is een lichaams- en gezichtsbedekkend kledingstuk dat gedragen wordt door sommige moslima’s. In België is het verboden om een boerka in het openbaar te dragen omwille van de veiligheid, want het gelaat dient zichtbaar te zijn. Dit lijkt op het eerste gezicht een vrij verdedigbaar argument. Maar wat dan met carnaval? Gedurende enkel weken wordt op tal van plaatsen carnaval gevierd waar zovele mensen (vaak dronken, wat groter risico voor criminaliteit inhoudt) gezichtsbedekkende maskers dragen. Of wat in de winter, wanneer mensen de kraag van hun jas of hun sjaal tot onder hun neus dragen? Wat met motorijders die met de helm op even wat geld afhalen aan de bankautomaat?

Begrijp me niet verkeerd: ikzelf ben voorstander van een verbod, maar dan wel om de échte reden, namelijk het bestrijden van mogelijke en zelfs waarschijnlijke onderdrukking. Deze (waarschijnlijke) onderdrukking zou nochtans onder de principiële voorwaardelijkheid ter bescherming van andermans vrijheden kunnen vallen, maar daarvoor zijn die voorwaarden te vaag omschreven.

Elke vrijheid is een beperking van een andere vrijheid

En zo komen we bij de meest vage en vooral dubbele principiële voorwaardelijkheid van de liberale rechtsstaat. Een vrijheid van een individu stopt waar het de vrijheid van een andere individu aantast. Snel een voorbeeld om aan te tonen dat dit principe te pas en te onpas kan worden ingeroepen en in se altijd correct is: ik heb de vrijheid om in mijn tuin te genieten van de stilte. Mijn buur heeft de vrijheid om in zijn tuin te genieten van zijn eigen vals gezang. Een reglement van openbare orde zal ervoor moeten zorgen dat mijn buur en ik beiden een beetje van onze vrijheid kunnen genieten, hetgeen impliciet betekent dat we beiden onze vrijheid ingeperkt zien. En dit principe is altijd en overal aanwezig.

Waardeloze waarden

We hebben deze dagen onze mond vol over waarden en normen. Die bepalen mee onze identiteit en geven vorm aan de samenleving. Het ‘Wijzijnconservatief-collectief’ noemt ze zelfs essentieel en dicht ze een verbindende kracht toe. Mooi en wat mij betreft inderdaad essentieel. Maar in een liberale rechtsstaat zijn we daar niet echt veel mee. Het kan een leidraad vormen voor sommigen. Voor anderen kan het een opsomming zijn van begrippen waarmee ze het totaal oneens zijn en die ze dagdagelijks aan hun laars lappen. Een échte liberale rechtsstaat zal er weinig aan kunnen veranderen.

In de praktijk is het gelukkig net iets anders en zorgt ons democratisch en rechterlijk apparaat ervoor dat althans sommige van die waarden juridisch afdwingbaar zijn, of minstens ten dele. Maar in se is dat tegen de principes van de onfeilbare liberale rechtsstaat, tenzij een schending van die waarden ook een schending zou zijn van de principiële voorwaardelijkheid van de liberale rechtsstaat.

Een voorbeeld is ‘burgerschap’. Onze overheid kan eisen dat iemand een bepaalde inburgeringscursus volgt. Dat is logisch, maar echte vrijheid kan je dat niet noemen. Het niet volgen van een inburgeringstraject betekent geenszins dat er een gevaar is voor de veiligheid of rechtvaardigheid van anderen binnen de samenleving, noch voor de vrijheden van anderen. Maar al zijn sommige waarden hier en daar afdwingbaar, al dan niet in strijd met het liberale principe, het merendeel is slechts een houvast.

Vrijheid van geloof versus vrijheid van religie.

Laat ons een kat een kat noemen: alle discussies en debatten over identiteit, liberale rechtstaat, waarden en normen, enzovoort worden veroorzaakt door een steeds groter wordend cultuurconflict waarmee de Westerse landen reeds enkele decennia worden geconfronteerd. Dit cultuurconflict als geheel wordt veel te weinig benoemd en men spreekt te vaak over slechts één onderdeel van dit conflict, namelijk over religie en met name over islam. Maar goed, desgevallend gaat het dus weerom over religie.

In de liberale rechtsstaat is één van de vrijheden die de burgers genieten het belijden van hun geloof. Dat is wat mij betreft maar goed ook. Hoewel ik iemand die gelooft in iets dat vaak haaks op de wetenschappelijke theorie staat en dat an sich onverklaarbaar is, als ietwat vreemd en naïef beschouw, laat het mij vrij koud in wat men al dan niet gelooft. Zolang men er mij maar niet mee lastig valt.

Deze vrijheid van geloof is logischerwijze een vrijheid die op zich niet indruist tegen de principiële voorwaardelijkheid van de liberale rechtsstaat.

Maar het is niet louter een vrijheid van geloof die de liberale rechtsstaat voorziet. Het is een vrijheid van religie, van godsdienst, die de burgers van een liberale rechtsstaat genieten. En dat is toch iets heel anders dan een vrijheid om te geloven in wat je maar wil. Dit is eigenlijk de vrijheid om lid te zijn van een gestructureerde organisatie die een welbepaald geloof oplegt (of aanbiedt) aan haar leden. Deze organisaties hebben hiërarchische structuren (de ene meer dan de andere) en worden beïnvloed door allerlei andere organisaties waaronder zelfs regimes en vice versa.  Het is niet hetzelfde, maar een religie heeft enkele sektarische gelijkenissen.

Religieuze leden zijn potentiële kiezers

Waarom wordt een religie dan niet beschouwd als een potentieel gevaarlijke organisatie? Er zijn ook geldstromen van de leden naar de organisatie. De geldstromen van andere bronnen zijn niet transparant. Er zijn ook vele regels (en wetten) die gevolgd (moeten) worden en die niet altijd binnen de contouren van de rechtsstaat vallen. Er zijn ook vormen van onderdrukking en indoctrinatie. Er is ook al voldoende bewijs van seksueel (of ander psychologisch) misbruik door sommige leiders van de leden. De (latente) dreiging tegenover andersgelovigen tel ik hier niet bij, aangezien deze niet zozeer uitgaat van de organisaties zelf.

Volgens mij zijn de religies veel te groot waardoor deze een enorme (politieke) macht hebben, al was het maar alleen om het potentieel van kiezers die er lid van zijn. Overheden hebben alleszins de vrijheid toegekend aan de burgers van de liberale rechtsstaat om lid te zijn van een religie naar keuze. Door enerzijds religies te erkennen en anderzijds het lidmaatschap ervan als een liberaal recht te voorzien, gaat een overheid impliciet akkoord met de algehele structuur en werking van een religie. Dat is het logische gevolg.

In de praktijk merken we echter dat het omgekeerde het geval is. De overheid struikelt altijd en overal wel eens over een religieuze vrijheid die men wil inperken omdat ze botst tegen ofwel de voorwaardelijkheid van de liberale rechtsstaat ofwel tegen de contouren van de wetgeving. Maar de bijna heiligverklaring van religies door de liberale rechtsstaat zorgt voor nog een veel grotere spreidstand. Zeer waarschijnlijke vormen van onderdrukking, discriminatie en indoctrinatie kunnen als het ware niet meer worden bestreden door de overheid vanwege de vrijheid (rechten) die de liberale rechtsstaat toekent aan religies.

Ik pleit niet voor een verbod op religie, maar wel voor een reflectie over de erkenningsvoorwaarden en de rechten van religieuze organisaties en hun plaats binnen de liberale rechtsstaat.

De vrijheid om te concluderen

Mijn betoog is duidelijk: de liberale rechtsstaat en vooral de voorwaardelijkheid ervan, dient te worden gemoderniseerd en duidelijk te worden omschreven en afgebakend.

Ook moet men begrijpen dat de liberale rechtsstaat een organisch iets is, dat mede door veranderingen in de samenleving zelf onderhevig kan zijn aan noodzakelijke updates. Daarom moet er een mechanisme ingebouwd worden die op een zeer strenge democratische wijze, zoals met unanimiteit van stemmen, deze updates kan doorvoeren, waardoor de rechtsstaat niet telkens achterloopt op de werkelijkheid van de samenleving.

John Croughs (Twitter: @J_Croughs) is vader, projectontwikkelaar en Buggenhoutenaar en volgt maatschappelijke evoluties op de voet.

Commentaren en reacties