Marc De Vos: ‘Het risico dat we als land afglijden, is heel reëel’
Professor De Vos pessimistisch over welvaart en sociale bescherming
Professor Marc De Vos
foto © Itinera
Maakt het zelfbehoud in de politiek geen plaats voor het algemeen belang, dan steven we na 2024 op een catastrofe af, vreest prof. Marc De Vos.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementNee, de politiek draagt niet de verantwoordelijkheid voor alles wat verkeerd loopt in dit land. Die verantwoordelijkheid en het leiderschap zijn ook collectief, vindt professor en auteur Marc De Vos. Maar de politiek moet wél veel meer ambitie uitstralen, en daarbij moet zelfbehoud plaats maken voor het algemeen belang. ‘De uitdagingen die de komende vijf jaren op ons afkomen, zijn gigantisch. Dit worden voor België de zwaarste jaren sinds de tweede wereldoorlog.’
Hij omschrijft het als politiek ‘zombie-gedrag’: het ontkennen van de realiteit, waarna problemen nooit echt ten gronde worden aangepakt en dus altijd blijven terugkeren. Maar hij waarschuwt ook de burger: de politiek kan het niet alleen, en we dragen dus met ons allen een collectieve verantwoordelijkheid voor de weinig benijdenswaardige positie waarin dit land zich vandaag bevindt. Flink wat jaren geleden lag Marc De Vos – die als professor Arbeidsrecht en Europees Recht onder meer verbonden was aan de UGent- mee aan de grondslag van de invloedrijke denktank Itinera, die hij ook jarenlang leidde.
Welvaartstaat
Itinera wierp zich al snel op tot een hofleverancier van strategische analyses rond heel wat cruciale maatschappelijke thema’s. Enkele jaren geleden trok De Vos naar Australië, waar hij aan de slag ging als professor en decaan op de Macquarie University in Sydney. Sinds begin dit jaar is hij opnieuw in België aan het werk, als professor in Gent en als strategisch consultant over onder meer de toekomst van de welvaartsstaat, de globalisering en de Europese Unie. Vooral over de toekomst van onze welvaartsstaat toont hij zich vandaag bijzonder pessimistisch.
Na het begrotingsakkoord van deze week overheerste toch vooral een gevoel van ontgoocheling: was het opnieuw maar dat? Deelt u dat gevoel?
Marc De Vos: ‘Veel meer dan dat. Het allerergste vind ik nog dat men nu een begroting voor twee jaar voorstelt die absoluut niet de ambitie uitstraalt om op twee jaar veel meer te realiseren dan men op één jaar kan doen. Integendeel, het is pure abdicatie, vanuit de premisse dat we volgend jaar al in een pre-electoraal klimaat zitten en dan helemaal niets meer kunnen doen. Dat onwaarschijnlijke defaitisme, in combinatie met een totaal gebrek aan politieke verantwoordelijkheidszin in de politiek in dit land, vind ik ronduit stuitend.’
‘Los van de waan van de dag of de context van de huidige federale regering, ben ik extreem bezorgd over de komende vijf à tien jaar. Het risico dat we als land gaan afglijden – onder meer in welvaart en sociale bescherming – is in mijn ogen heel reëel. De Vivaldi-oefening is daar een onderdeel van: de output is veel te klein in vergelijking met wat we op dit moment echt nodig hebben. Het IMF loste afgelopen week nog maar eens een stevig schot voor de boeg: het begrotingstekort in ons land zou binnen 5 jaar oplopen tot 5,5% van het BBP, na de VS het hoogste van alle industrielanden.’
‘Daarnaast hebben we met Frankrijk ook het hoogste overheidsbeslag binnen de EU én de laagste groeiverwachting, samen met Italië. De essentie is voor mij niet eens het huidige politieke beleid, maar vooral de bredere Belgische context: een zeer zwaar staatsapparaat met zeer hoge belastingen en een in verhouding veel te lage return. Van Frankrijk kan je dan nog zeggen dat het ook een heel sterke staat is die ook economisch een stevige vinger in de pap houdt. In België daarentegen is de staat zo groot omdat hij net heel zwak is, en hij slaagt er maar niet in om structureel in te grijpen waar nodig.’
Deglobalisering
Laat het ons iets concreter maken: wat stemt u juist zo pessimistisch voor de volgende vijf tot tien jaar?
‘Heel veel, helaas. De energiecrisis zal op structurele wijze nieuwe investeringen én dus ook de verdere ontwikkeling van onze industriële ruggengraat hypothekeren. Daarnaast zitten we ook in een periode van deglobalisering, waarin economisch nationalisme de boventoon voert. Dat zien we vandaag al in Frankrijk, Duitsland en Nederland. Ons land heeft veel te danken aan de globalisering, en als de focus veel meer op staatssteun en subsidies komt te liggen, dan botsen we vooral op onze handicaps.’
‘We zijn een klein land met een kleine markt, de staat vertoont weinig strategisch vermogen en bovendien zitten we ook aan onze budgettaire limieten. De zware watersnood vorig jaar in Wallonië was op dat vlak een teken aan de wand: er was eenvoudigweg géén financiële marge meer om de zaak aan te pakken en dus moest de Waalse overheid bijna een hold-up plegen op de verzekeringsmaatschappijen.’
Staat Vlaanderen er, binnen die Belgische context, niet nog een stukje beter voor?
‘Niet echt, het is een light-versie van Wallonië of België. Ik zie eigenlijk maar twee domeinen waarin Vlaanderen echt excelleert: de havenactiviteiten en de farma-biotech. Het Vlaamse KMO-weefsel is goede middenmoot in Europa, maar niet meer dan dat. Politiek zie ik geen enkel groot dossier waarbinnen Vlaanderen er eigenlijk in slaagt om een voorbeeldregio te zijn. Het klopt natuurlijk dat Wallonië en Brussel in veel slechtere papieren zitten, die zijn virtueel failliet. Maar het ambitieniveau in Vlaanderen ligt anno 2022 dramatisch veel lager dan in de periode toen de Vlaamse politieke autonomie vorm begon te krijgen. We worden steeds meer een doorslag van de federale realiteit.’
Dan belanden we uiteraard onvermijdelijk bij de politiek: al jarenlang klinkt de roep om een aantal structurele hervormingen – denk aan de pensioenen en de arbeidsmarkt – steeds luider. Maar ook nu weer komt er van die structurele hervormingen niets in huis. Verwachten we in dit land té veel van de politiek?
‘Ik denk dat dit zeker een factor is: ik stel in België een reusachtige gewenning vast aan overheidsafhankelijkheid. En let wel: dat dateert al van een hele tijd vóór de pandemie. Voor elk maatschappelijk probleem wordt er naar de politiek gekeken, maar dit opbod zorgt natuurlijk ook voor een almaar oplopend tekort aan middelen. Daardoor zitten overheid en politiek ook permanent opgesloten in een soort zero sum-debat tussen de partijen over budgetten, subsidies en kortingen. Het politieke systeem wordt er door leeggezogen. Wil je echt hervormen, dan moet je politieke energie prioritair naar hervormingen gaan en niet gegijzeld worden door dat permanente opbod. In een Belgische context slaan besparingen hoogstens op een vertraging in de groei van de uitgaven.’
Virtuele realiteit
Misschien heeft de politiek zelf ook in grote mate bijgedragen tot de groei van dit systeem, door overal een vinger in de pap te willen houden?
‘Absoluut, maar het vergt nu net politiek leiderschap en moed om dat te veranderen. Als je constant electoraal campagne voert alsof de bomen tot in de hemel groeien en daarbij ook constant beloftes doet die anderen later moeten uitvoeren en betalen, dan werk je dat systeem alleen maar verder in de hand. En dan is er finaal ook geen heilzaam democratisch debat meer mogelijk. Ook de grote media dragen hierin een grote verantwoordelijkheid. Verkiezingsdebatten zijn bij ons virtuele realiteit geworden.’
‘Bovendien houdt de politiek zo ook een klaagcultuur in stand. Bedrijven staan nu opnieuw aan de klaagmuur omwille van de energiekosten die de pan uit swingen, maar eigenlijk zitten we al sinds de bankencrisis in een systeem waarbij de overheid het bedrijfsleven zwaar subsidieert en ondersteunt. Terwijl de winsten toch grotendeels geprivatiseerd bleven. Aan de andere kant van het spectrum heb je dan de uitkeringsgewenning die verder in stand wordt gehouden.’
Hoe verklaart u dat de Belgische politiek die structurele uitdagingen nooit kon of durfde aanpakken, ook nu weer niet, terwijl zoiets pakweg in Nederland wél mogelijk bleek?
‘Ik zie verschillende verklaringen: gebrek aan leiderschap, aan professionalisme en ambitie aan de top. Dat vertaalt zich dan concreet in een regeerakkoord dat er eigenlijk geen was, een opeenstapeling van vage beloftes en intenties. Dan weet je vooraf dat je – zeker met zoveel partijen en in de Belgische institutionele context – de hele regeerperiode lang zal moeten investeren in heronderhandelen. Daarnaast moeten we ons toch eens ernstige vragen durven te stellen bij de meerwaarde van het befaamde Belgische consensusmodel. Voor mij is die negatief. Het huidige model biedt geen breder draagvlak meer aan de politiek om ingrijpende beslissingen te nemen. Integendeel: het leidt tot een nog sterker opbod van vragen en onbetaalbare beloftes. De voornaamste exponent daarvan is uiteraard het interprofessioneel overleg in ons land, waarbij vakbonden en werkgevers permanent naar de regering stappen met andere eisen.’
Misschien is dat nu net de kern van het Belgische probleem: het water tussen de verschillende regio’s en politieke opvattingen is zo diep dat er eenvoudigweg geen akkoorden meer gesloten kunnen worden die méér zijn dan vage beloftes of intentieverklaringen?
‘Ik stel vast dat de concrete beloftes in dit regeerakkoord intussen gerealiseerd zijn én stuk voor stuk op het conto van de PS staan. Bijvoorbeeld de minimumpensioenen. Dat verklaart ook waarom de PS zich de rest van de legislatuur kan gedragen zoals ze zich nu gedraagt. Zij hebben het wél professioneel aangepakt, de rest helemaal niet. Vandaag wordt er met geld gestrooid omdat we in een oorlogssituatie verkeren. Dat is politiek heel gemakkelijk: iedereen verwacht het en al die extra uitgaven moeten nu niet gecompenseerd worden omwille van de ‘uitzonderlijke omstandigheden’. Maar net die situatie maakt ook ingrijpend hervormen mogelijk: je kan veel verder gaan dan in normale tijden en je hebt ook de tijd om de hervorming te laten stabiliseren. In normale omstandigheden moet de rekening elk jaar kloppen, wat hervormen belemmert. Maar we laten ook deze kans aan onze neus voorbijgaan.’
Cultuurprobleem
In 2024 staan er opnieuw verkiezingen op het programma: waar staat de kiezer volgens u in heel dit verhaal?
‘De kiezer is een essentieel onderdeel van het Belgische probleem. Als bevolking zijn wij veel te weinig bekommerd om goed bestuur, en hebben we weinig of geen aandacht voor het algemeen belang. Bovendien rekenen we de partijen waarvoor we stemmen ook zelden of nooit af op wat ze al dan niet realiseren. Verkiezingen in dit land zijn altijd ultieme hallucinaties, het gaat nooit over de realiteit. We moeten ons deel van de verantwoordelijkheid erkennen: de daadkracht van een democratie hangt in belangrijke mate af van het democratisch burgerschap in de samenleving.’
‘België is daar niet als enige land problematisch in, maar het probleem stelt zich hier wel een stuk scherper. In combinatie met de weinig hoopgevende financiële context van de volgende jaren – van de toenemende vergrijzingskosten en de financiering van de energietransitie over extra investeringen in defensie tot het enorme begrotingstekort – stevenen we daardoor op een aantal heel zware jaren af.’
Hoe krijg je dit op korte termijn gekeerd?
‘Niet of nauwelijks, vrees ik. Het gaat immers deels om een cultuurprobleem, en dat laat zich niet zomaar snel even keren. Ik verwacht dan ook dat er na de verkiezingen in 2024 plots heel veel op tafel zal liggen, en dat we dan wél verplicht zullen zijn om een aantal zeer moeilijke knopen door te hakken. Ik zie dan een scenario waarbij een aantal politieke partijen een monsterakkoord zullen sluiten waarin voor iedereen wat eten en drinken te vinden is.’
‘Een diepgaande energietransitie voor Groen, een afgeslankte overheid voor de liberalen, een ingrijpende belastinghervoming voor de linkerzijde, institutionele hervormingen voor N-VA. Want het staat voor mij in de sterren geschreven dat we ook op dat vlak echt grote stappen voorwaarts moeten zetten. De huidige staatsstructuur ligt mee aan de basis van haperende politieke systeem vandaag. Voor 2024 zal er evenwel niets meer gebeuren: deze regering zal hooguit continu crisisbrandjes blijven blussen.’
Grote keuzes
Waarom zouden al die partijen in 2024, onder nog veel grotere druk, wél kunnen wat eerder nooit lukte?
‘Ik nodig u uit om er even de verkiezingsprogramma’s van de belangrijkste partijen uit 2019 opnieuw bij te nemen. Die waren zo losgerukt van de realiteit dat het eigenlijk van bij het begin al totaal onmogelijk was om op basis daarvan te gaan onderhandelen. Voeg daar nog de financiële impact van de gigantische noord-zuid kloof in dit land aan toe, én het Europese begrotingskader dat ons toeliet om de boel te blijven rekken. Ik hoop dat we in de aanloop naar 2024 tot een zuiverder debat kunnen komen over de grote keuzes die zich in dit land opdringen. De politieke partijen zullen daarvoor misschien niet staan te springen, maar ik hoop dat ook de media daarbij eindelijk hun verantwoordelijkheid zullen opnemen en rekenschap vragen.’
In een ander scenario zouden het natuurlijk vooral de PTB en Vlaams Belang kunnen zijn die garen spinnen bij de huidige situatie. In dat geval zal de bereidheid bij de klassieke beleidspartijen om de nek uit te steken wellicht eerder klein zijn?
‘Heel wat democratieën verkeren op dit moment in een vergelijkbare situatie: enorme structurele uitdagingen in combinatie met meer extremisme en polarisering. We maken een periode van democratische decadentie door. Dat is een gegeven, daar heeft u een punt, maar ik zie voor de klassieke partijen maar één uitweg: zichzelf eindelijk eens overstijgen en beslissingen nemen die ze anders niet durven te nemen. Op die manier zouden ze mee het breekijzer kunnen vormen dat al die vastgeroeste structuren en systemen in dit land los kan wrikken.’
‘Net het sluimerend ongenoegen en de vaststelling dat vele uitdagingen nooit echt grondig worden aangepakt, leiden immers tot meer extremisme en polarisatie. Enkel een stevige dosis politiek moed kan ons uit die vicieuze cirkel halen. Maar het valt effectief niet uit te sluiten dat de verkiezingen tot een ander en radicaler scenario leiden. Na 2024 komen we sowieso onszelf tegen en is het van moeten.’
Categorieën |
---|
Filip Michiels is zelfstandig journalist/auteur en schrijft voor diverse Belgische kranten, weekbladen en websites. Hij won tweemaal de Citi Persprijs voor economische journalistiek en was eenmaal genomineerd voor de Belfius Persprijs. In 2022 publiceerde hij de biografie van Bessel Kok: "Chaos & Charisma".
De best gelezen stukken van 2024 op Doorbraak. Vandaag: in de Vlaamse Rand rond Brussel woedt een nieuwe taalstrijd.
‘Het bloed dat vloeit kleeft aan de handen van Hamas’, zegt de Israëlische ambassadeur in België. Maar hoe moet het verder? Een gesprek.