Marceline Loridan: een rosse voenk, zonder vrees, zonder illusies
In Memoriam Marceline Loridan-Ivens (1928-2018)
Marceline Loridan
foto © Reporters
Marceline Loridan overleed op 18 september. Het was een dame met een ongelooflijk levensverhaal. Een portret door Lukas De Vos.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementEr zijn weinig vrouwen die nog Marceline heten. Wat de naam bij mij altijd opriep was Marcelino, Pan y Vino, de ontroerende geschiedenis van een weesjongen in een klooster die Ladislao Vajda draaide in 1955. Een wat naieve parabel, die gelooft in verlossing en rechtschapenheid, in onschuld en zinvolheid.
Marceline Loridan en het afscheid van haar vader
Marceline Loridan (naar de naam van haar eerste man, een ingenieur van wie ze vroeg scheidde maar zijn naam mocht behouden) is hoogbejaard geworden, en heeft na haar kampervaringen in Birkenau alle hoop laten varen, zonder zich over te geven aan moedeloosheid. Ze heeft zich haar hele leven vastgeklampt aan haar vader Sjlomo Rozenberg (in Polen, waaruit hij in 1919 vertrok na de pogroms van maarschalk Piłsudski, heette hij officieel Szlama). Met hem werd ze in Vichygebied, in hun kasteeltje in Bollène, opgepakt door de Gestapo, en vanuit Drancy op transport gezet naar Auschwitz-Birkenau. Haar vader zou het niet overleven, het meisje – ze was toen vijftien – heeft de rest van haar leven geleefd op de enige keer dat ze hem bij het kruisen van dwangarbeiderskolonnes nog kon vastpakken, en aan het briefje dat een elektricien haar kon bezorgen, een beduimeld, afgescheurd stukje papier met hooguit een vijftal zinnen die ze zich niet meer kon, of wou, herinneren. Weggeduwd uit haar verleden.
Harde lectuur
In 2016 pas antwoordde ze op de brief-met-de-verdrongen woorden – haar wederwoord, Et Tu n’Es pas Revenu (door de Bezige Bij vertaald als En Je Kwam niet Terug) beslaat 110 bladzijden, en is een lange overpeinzing over het waarom, het hoe, het onvermijdelijke, het wegglippende, het zinledige, de onzekerheid. Ze schreef het met Judith Perrignon, en heeft maar één kerngedachte: ‘J’ai vécu puisque tu voulais que je vive’.
Het is harde lectuur, juist door ongetemperd heimwee in de wetenschap dat de mens gedoemd is om steeds opnieuw te hervallen in uitroeiing en afgoderij. Want, zei ze, ‘religie is een uitvinding van angstige mensen (…) zelf nadenken is er niet meer bij. (…) In oktober 1944 heb ik tijdens Jom Kippoer, de Grote Verzoendag, gevast. Niet uit religieuze overwegingen, maar omdat ik mij sterk en waardig wilde opstellen tegenover de SS’ers en de kampwachten van Birkenau’ (Trouw, 6/3/2016). Alle films en documentaires die ze maakte of erin optrad getuigen van die zucht naar begrip, naar een optimisme om zich aan vast te klampen, om uiteindelijk terug te vallen op het besef dat alles vergeefs is. Dat haar moeder koud bleef na haar terugkeer (‘De mensen willen het toch niet weten’) en snel hertrouwde, dat een broer en een zus zelfmoord pleegden ‘aan de kampervaringen’ zonder dat ze er ooit gezeten hadden, het tekent wel de lijnen uit van een leven vol vraagtekens zonder antwoorden.
Naïef geloof in het communisme
Het stond in de sterren geschreven dat ze een vaderfiguur zou zoeken na haar terugkeer uit de kampen. Die man, haar tweede man, werd Joris Ivens, de Nederlandse documentalist. Met hem zou ze dertig jaar de wereld afreizen, eerst in het simpele geloof dat de communistische ideologie een uitweg kon bieden, later in een credo quia absurdum dat het joods-zijn opgaat in een tragische poging om de wereld te verbeteren. Dat zionisme deelde ze met Simone Veil, die met haar in het kamp zat, en het later tot minister en voorzitster van het Europees Parlement schopte. Zij had kampnummertatoeage 78750, Veil 78751. Ze hield trouwens op de uitvaart van Veil met de kaddisjopzegging op 5 juli 2017 een warme toespraak voor haar ‘zus’.
Maar godsdienstig was ze niet. Ze trouwde met een tien jaar oudere goy, een niet-jood, in een vrijdenkende relatie, bewust zonder kinderen (Ivens was ook 30 jaar ouder en zou in 1989 sterven), en altijd op weg om onrecht en onverdraagzaamheid te bestrijden, in haar films, in haar lezingen over de Shoah, in vaak bittere interviews. Anders dan Claude Landzmann was haar drijfveer geen beschuldiging en zeker geen zelfmedelijden, maar strijd tegen beter weten in. Ze trad toe tot de communistische partij in 1955, om het jaar daarop met slaande deuren te vertrekken. Toen al had ze afwijkend gedrag: ze zocht toenadering tot de renegaten, de wijsgeer Henri Lefèbvre die een goeroe zou worden van Mei ’68, en de socioloog Edgar Morin, die haar in de filmwereld introduceert en haar de hoofdrol geeft in Chronique d’un Eté van Jean Rouch (1961). In die film gaat ze gesprekken aan met toevallige voorbijgangers in Parijs of ze gelukkig zijn. Onverhoeds begint ze dan over de oorlog en laat ze, vaak tot ongemakkelijke verbijstering van de ondervraagde, haar KZ-nummer zien. Een vorm van Cinéma Vérité, waar de Franse Nouvelle Vaguehet patent zou op nemen.
Wars van alle dogmatisme, wars van groepsvlakschaving
Met Ivens ging er wél een wereld open. Later zou ze met vertedering zeggen: ‘J’étais le feu, il était le vent’. Het vuur van de opstand, zoals de dichter Remi C. Van de Kerckhove het uitdrukte, ‘opstand verrukkelijke arend’ werd een doel op zich. Ik was ‘een kind van het geweld’, zo omschreef ze zichzelf. Maar nuchter genoeg om te beseffen hoe meegesleept, hoe lichtgelovig ze waren. De schellen vielen van haar ogen toen de Bende van Vier de macht aan zich wou trekken toen Mao Tse Toeng te ziek werd in 1975 om de hardliners nog in toom te houden. Mao stierf het jaar daarop en even hadden de onbuigzamen met zijn weduwe Jiang Qing de overhand. Het werd Ivens en zijn vrouw te heet onder de voeten, iedereen werd verdacht, de Culturele Revolutie keerde zich tegen haar kinderen. De twaalfdelige reeks Comment Yukong Déplaça les Montagnes (goed voor dertien uur film) vatte dit historische ideologische keerpunt in al zijn ondoordachtheid goed samen: de onafwendbaarheid van de autarchie, het falen van het kapitalisme, de zelfvernietiging van de revolutie. Al was het niet zo bedoeld, de film was eerder opgevat als een lofzang op de zelfredzaamheid van het volk.
Daar is Loridan-Ivens later schuldbewust op teruggekeerd. Ze zag wel het belang van hun ideologische films in: ‘Ze brengen verslag uit van een historische tijd. In al die films, ook in die over China, zie je tekenen van wat er mis was in die landen, we hebben niets verdoezeld. Wat me een goed teken lijkt, is dat ik kort geleden bericht kreeg dat ze op een festival in Peking al zijn (Ivens’) en onze films over China wilden vertonen. Een tijdje later kreeg ik een nieuw bericht dat de regering dat verboden heeft. Dat zegt wat over de films, er zit een diep verlangen naar democratie in’. Dat was natuurlijk een interpretatie achteraf, die was ingegeven door het afslijten van het communistisch engagement, een gewetensvolle stap die het echtpaar zette naar einde van Joris Ivens’ leven toe. Anders dan Jean-Paul Sartre, of Harry Mulisch, die nooit overtuigde marxisten waren en zeker geen veldwerk hadden gedaan, begrepen zij hun eigen naïviteit (die ook Bertrand Russell toegaf). ‘Ja, wij hebben de revolutie onterecht een heldhaftig karakter gegeven’, bekende ze later. Une Histoire de Vent (1988) was hun publieke biecht. ‘Nous avons filmé en rupture avec le réalisme des luttes, en donnant sa place à l’imaginaire. Le film reflète les contradictions de la China aussi bien que les nôtres’, verklaart ze in Le Monde (25 juli 2005). Loridan-Ivens zegt dat zij het zaadje van de twijfel bij Ivens inplantte. Wat best kan, zij aanbad verzet en opstand om hun eigen dynamiek, niet om de resultaten ervan te bevriezen. ‘Juive, rouquine et gauchère, j’avais tous les attributs pour devenir bêtement gauchiste. (…) Je n’ai jamais véritablement été d’extrême gauche. Ce qui me portait c’était de voir ce que peuvent être les hommes, (…) comment ils y arrivent’.
Dames uit de frontlijn
Misschien is Loridan-Ivens’ ontwikkelingsgang nog het best te vergelijken met die van Oriana Fallaci, de Italiaanse antifasciste die in interviews met de ‘Groten der Aarde’ vooral hun onbeholpenheid, dubbelspraak en twijfels blootlegde. Ook Fallaci was eigenlijk een atheïste, een feministe, een oorlogskind. Wat het concentratiekamp was voor Loridan-Ivens waar ‘Mengele ons met de punt van zijn stokje naakt om onze as liet draaien en besliste wie zou leven en wie niet’, was de verslaggeving vanuit de frontlijn voor Fallaci, in Hué en vanuit een tank bij de inval in Cambodja. Fallaci viel daarna in publieke (politiek correcte) ongenade, omdat ze zich cadikaal keerde tegen de grondslagen van de islamitische terreur. Bij een interview met Khomeini in Teheran trekt ze na een woede-aanval van de ayatollah haar tsjador af (hij kwam daarna schoorvoetend terug voor de rest van het interview). Voor beide vrouwen was de aanslag op de Twin Towers op 11 september 2001 het kantelpunt (hoewel Falacci natuurlijk al in 1961 Il Sesso Inutili– De Nutteloze Sekse had geschreven over de rechteloze staat en onderdrukking van de vrouwen in Pakistan en India). Loridan-Ivens had dezelfde ervaringen opgedaan in Vietnam (Le 17me Parallèle) en Laos (La Guerre Populaire au Laos), allebei uit 1968 – en ze had al naam gemaakt met films over de Algerijnse onafhankelijkheidsoorlog (L’Algérie Année Zéro, 1962) en een onderzoek naar de oorsprong van de Vietnamoorlog: Le Ciel, La Terre(1965). Racisme had ze al vroeg in een ruimer perspektief gezien, op de werven van haar eerste man zag ze de Magrebijnse handlangers behandeld als het vuil van de straat. Bij ons was het niet beter, ook ik heb de café’s nog gekend met het plaatje: ‘Interdit aux Algériens’, ‘Interdit aux Nord-Africains’. Iedereen heeft boter op het hoofd.
Op zichzelf teruggeworpen
Bij haar speelde vanzelfsprekend ook het groeiend bewustzijn mee van haar joods-zijn. Het menselijk leven is van geen tel. Het individu wordt naamloos. Laridon-Ivens verloor behalve haar vader ook veertig familieleden in de Holocaust. Zij erkent dat de gelijkenis tussen Chinees en Joods bijzonder groot is: ze zijn erg familiegebonden, ze gedragen zich fatalistisch, ze zijn ontzettend creatief. ‘Celle qui a physiquement pris part, en revendiquant son droit à l’erreur, à plus d’un demi-siècle d’histoire’, schrijft Alain Dreyfus in Libération (11 november 2003). ‘Des nuits blanches de l’existentialisme aux jours noirs de la guerre d’Algérie et du Vietnam en passant par Mai 68 et les luttes du MLF – het Vrouwelijk Bevrijdingsfront – pour l’avortement et la contraception’. Twaalf jaar later keert ze zich onvoorwaardelijk tegen het dragen van de sluier (‘cette marque de soumission volontaire qui va à l’encontre de tout ce pour quoi des gens se sont battus, sont morts parfois’), tegen de zelfzuchtige drang naar zelfopoffering, het gezochte martelaarschap, tegen de Palestijnse onverzoenlijkheid die ze in haar jongere jaren nog fel verdedigde (al vond ze nog altijd de joodse kolonies in bezet gebied een stommiteit).
De echte omslag is bij Laridon-Ivens gebeurd na de dood van haar (overspelige maar trouwe) geliefde. Pas dan werd ze op zichzelf teruggeworpen. Om Joris Ivens te eren was ze nochtans ze al in 1985 begonnen aan een scenario met Elizabeth Prasetyo, wat zal resulteren in de documentaire over zijn leven en werk, Une Histoire de Ventdie in 1988 hoge toppen zal scheren op het Filmfestival van Cannes. ‘Ivens hield zich voor de vliegeraar van de Geschiedenis’, schreef criticus Louis Skorecki diep onder de indruk. De filmwereld zelf was minder scheutig: hij kwam uit in één enkele zaal in Parijs. Loridan-Ivens zet daarna twee stichtingen op, In Nederland en in Frankrijk, om het testament van Ivens, mensenrechten en maatschappelijke verantwoordelijkheid, te blijven huldigen en gedenken. In 2003 zal ze haar eerste en enige fiktiefilm draaien, de sleutel voor haar hele ommekeer: La Petite Prairie aux Bouleaux, de nogal klunzige vertaling van Brzezinka, de Poolse naam voor Birkenau.
Wie op een hogere tak zit…
Het is een autobiografische film geworden, met Anouk Aimée in de hoofdrol – zij werd er voor bekroond met de Gouden Beer in Berlijn. Hij is ter plekke opgenomen, en verhaalt de terugkeer van een oudere vrouw die de opsluiting in het kamp overleefde om haar demonen en herinneringen te bezweren. En die waren niet min, als je Loridan-Ivens liet vertellen: ik moest greppels graven waarin de lijken van vergaste joden achteraf met benzine overgoten en verbrand werden; ik ruik nog altijd de geur van verbrand vlees; ik kwam als een komplete wilde terug, alleen gedreven door overlevingsinstinct. En de frustraties achteraf, het schuldgevoel ook. Mijn moeder wou alleen weten of ik niet verkracht was, dat soort burgerlijke bekommernissen. Waarom ze dan de film maakte? ‘As a person, like so many other survivors, I thought it was better to remain silent. But today, as an artist, although I truly fear that I don’t have the capacity, I know I have to express myself and add my voice to those of people who have had the courage to speak before the death of the last survivor sends the camps into the realm of History once and for all’ (Jewish Women Archive).
Wat ze van Ivens wel geleerd heeft is de parallel te trekken met latere, voor haar hedendaagse gebeurtenissen. Het verleden heeft haar voor altijd mismeesterd en gebrandmerkt: ‘Longtemps, je n’ai pas fait de différence entre les camps et le système concentrationnaire reproduit par nos sociétés: les chefs, les sous-chefs, les courtisans’. Wie de huidige bedrijfsstructuren en de politieke piramides bekijkt, begrijpt waar de kern ligt van de onderdrukking. Pieter Brueghel wist het al: wie op een hogere tak zit schijt op de lagere, en ‘Siet sone dit hebbe ick seer lange gheweten dat de groote vissen de cleijne eten’. Als dat de motivering is bij het sociaal engagement, dan zijn vergissingen van geen tel. Ook al wijzen de tendenzen bij Marceline Loridan-Ivens in haar nadagen op een groeiend irredentisme, de aansluiting bij het grote joodse geheel.
Haar gelijk haalde misschien uit de ontdekking eerder dit jaar van een brief waarin ze verraden werden aan de nazi’s. ‘C’est là qu’une nuit de 1943, douze miliciens français renseignés par des compatriotes bien intentionnés se saisissent d’elle er de son père pour les expédier vers les camps de la mort’, noteert Dreyfus bitter. Wie daaraan ontsnapt heeft recht op monomanie. En op Wiedergutmachung.
Categorieën |
---|
Lukas De Vos (1949) is senior journalist (VRT, knack.be), docent, essayist. Recente boeken: 'Land! Land!'(2011); 'Heen' (2012); 'Ivo Michiels Poortwachter Woordwachter' (2013); 'Met Thrillend Oog' (2016); 'Apache, Niet Zomaar een Indianenverhaal' (2017). Europakenner, Aziëdeskundige, filmspecialist (Snapshots VVF). In voorbereiding: 'De Duitse Strop' (2018).
Rechts gaat vooruit bij de recente federale verkiezingen in Zwitserland. Maar het land functioneert helemaal anders dan andere Europese democratieën.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.