Mark Grammenslezing: ‘Opvattingen moeten leren van feiten’
Mark Elchardus hield zaterdag de eerste mark Grammenslezing
Mark Elchardus gaf zijn lezing in het Vlaams Parlement.
foto © WM
De eerste Mark Grammenslezing was een door het publiek gesmaakt succes. Over journalistiek, identiteit, gemeenschap en gelijkheid. Een verslag.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementOp zaterdag 29 oktober hield socioloog en auteur van ‘Reset‘ Mark Elchardus de eerste Mark Grammens-lezing in De Schelp van het Vlaams parlement. Een eerste in hopelijk een lange reeks van jaarlijkse lezingen ter ere van een journalistiek icoon.
Doorbraak start deze traditie met de bedoeling de vruchten te plukken van het gedachtengoed en de levenshouding van Mark Grammens. Aansluitend volgde een boeiend debat met Elchardus, Pieter Bauwens, Jean-Pierre Rondas en Rik Van Cauwelaert over de figuur Mark Grammens.
Gemeenschapsdenken
Elchardus gaf zijn lezing de titel ‘Opvattingen moeten leren van feiten. Gemeenschapsdenken als harde discipline‘ mee. Daarmee gaat hij dieper in op gelijkheid en identiteit, twee thema’s en waarden die vaak het onderwerp zijn van de teksten van Grammens.
‘Die twee waarden liggen vandaag onder vuur’, begint Elchardus zijn betoog. ‘Zij worden nu niet zozeer bedreigd omdat zij worden verworpen, maar omdat zij een inhoud krijgen die dwarsligt op fundamentele principes van onze beschaving, dwarsligt op de kern van onze identiteit. Een inhoud die er daarenboven toe leidt dat het gelijkheidsstreven vastloopt, ongelijkheid hardnekkiger wordt dan voorheen en dat mensen kiezen voor identiteiten die hen bitter weinig greep geven op het leven.’
Gelijkheidsstreven
In het eerste deel fileert Elchardus het begrip ‘gelijkheid’ en wat men daar heden onder verstaat. Wat ooit begon in het onderwijs als een streven naar gelijke kansen om sociale mobiliteit te bevorderen, is verworden tot een woke streven naar gelijke uitkomst. Positieve discriminatie is daarbij een perverse uitwas die rechtstreeks ingaat tegen onze cultuur die op meritocratie gebaseerd is.
Positieve discriminatie houdt namelijk steeds ook het achterstellen van anderen in. Het bevoordelen van leden van bepaalde groepen op basis van onveranderlijke kenmerken zoals etnische afkomst of geslacht gaat in tegen het fundament van de verlichtingsideologie. Overigens stelt hij fijntjes vast dat positieve discriminatie zich enkel richt tot het bereiken van geprivilegieerde posities. Hij ziet geen quota voor fabrieksarbeid, het vervoegen van de poetsploeg of gelijkaardige functies zonder veel sociaal aanzien.
Lage verwachtingen
Volgens Elchardus, die een deel van zijn carrière wijdde aan onderwijssociologie, is het gelijkheidsstreven verworden tot een pushen naar het hoogst mogelijk te behalen diploma. Terwijl zijn inziens het doel van het onderwijs moet zijn om iedereen, ongeacht het behaalde diploma, de kans te bieden een productief en gelukkig leven te leiden. Elchardus herinnert zich één van de belangrijkste vragen uit het begin van zijn loopbaan: hoe kunnen we het beroepsonderwijs en de vorming van vakmensen opwaarderen? Die vraag zijn we onderweg uit het oog verloren.
In plaats van arbeiderskinderen via onderwijs daarbij te verheffen, zijn we afgegleden naar een gelijkheidsstreven waarin de kwaliteitscriteria worden uitgevlakt. Een gelijkheidsstreven binnen een meritocratie veronderstelt dat iedereen aan dezelfde criteria moet voldoen en dat kansarme groepen daarbij meer kansen en ondersteuning aangeboden krijgen. Vandaag verwerpen we die criteria omdat ze onderscheid zouden maken. Dit is in feite beledigend voor de beoogde doelgroepen, het zogenaamde racisme van de lage verwachtingen. Dit veronderstelt impliciet dat kansengroepen niet beschikken over de mogelijkheden om aan bepaalde criteria te voldoen.
Groepsgemiddelden
Elchardus wil daarom het gelijkheidsstreven dat past bij de fundamentele waarden van onze cultuur in ere herstellen. Dat moet gericht zijn op gelijkberechtiging, individuele verantwoordelijkheid en het erkennen van verdiensten. Om dat te bereiken moeten we durven onderscheiden, iedereen de kans geven om zich te onderscheiden en daarbij de nodige ondersteuning bieden.
En vooral stoppen met wat in feite een schande is, het achterstellen van mensen op basis van kenmerken waarop zij geen vat hebben. We moeten personen belonen op basis van persoonlijke verdienste, niet van groepsgemiddelden.
Identiteit
In een tweede deel gaat Elchardus dieper in op identiteit. Hij legt hier de nadruk op het vinden van een identiteit binnen de gemeenschap die handelingsbekwaamheid verschaft, die bijdraagt aan de kans te overleven, gezond op te groeien, kennis en competenties te verwerven, te kunnen ondernemen, te werken op een waardige manier, daarvoor eerlijk vergoed te worden, toegang te hebben tot welvaart, tot veiligheid, tot welzijn, zekerheid te behouden als we werkloos, ziek of oud worden.Volgens hem zijn er binnen Europa twee gemeenschappen die daaraan voldoen: het gezin en de staat.
Ook hier zet hij zich af tegen de moderne woke tendens. Een tendens waarin mensen hun identiteit gaan zoeken in geslacht, huidskleur en seksuele oriëntatie. ‘Het probleem van de identiteiten die steunen op geslacht, huidskleur en andere particuliere eigenschappen’, stelt Elchardus, ‘is dat zij de emotionele band met een gemeenschap loskoppelen van de handelingsbekwaamheid die een gemeenschap hen biedt… Zij ontlenen hun identiteit, voelen zich emotioneel sterk verbonden met een gemeenschap die niet werkbaar is, niet in staat te zorgen voor de handelingsbekwaamheid van haar leden. Daarom ook kunnen zij opteren voor een benadering van gelijkheid die discriminerend is, die eliteposities verdeelt en weinig oog heeft voor, en weinig bijdraagt tot de capaciteit van de natie om werkbaar te zijn, om te zorgen voor de welvaart, het welzijn en de veiligheid van al haar leden.’
Nationalisme
Een identiteit die samenvalt met de natie geniet dan ook Elchardus’ voorkeur. Hij positioneert die vorm van nationalisme overigens tegenover imperialisme, de neiging van naties om anderen te onderwerpen. In dat kader formuleert hij kritiek op de gehechtheid van Mark Grammens aan het ‘nooit meer oorlog’ uit het IJzertestament. Een slogan die hij te vrijblijvend vindt, een vage wensdroom. Een gemeenschap, een natie, moet zich concreet organiseren om de eigen soevereiniteit te garanderen en zich te verzetten tegen imperialisme. ‘Over hoe men dat best doet, kan men van mening verschillen, maar de wens ‘nooit meer oorlog’ uitdrukken volstaat niet.’
Elchardus besluit zijn betoog met de stelling dat opvattingen moeten leren van feiten. Die overtuiging haalt hij uit het voelen en denken, de teksten en zinnen van Mark Grammens. Om dat te ondersteunen, leende de grote journalist de woorden van Keynes: ‘When the facts change, I change my mind. What do you do, sir?’ Een citaat dat volgens Elchardus op elke krantenredactie, in elke universitaire aula, op elk studentenkot, boven de werktafel van elke opiniemaker zou moeten hangen.
Drie oudere, blanke heteromannen
Als kers op de taart volgde na de lezing van Elchardus, waarin de intellectuele verontwaardiging over de stand van zaken binnen onze maatschappij duidelijk aanwezig was, een debat met drie oudere blanke heteromannen, die derhalve ook over enige decennia ervaring beschikken: Mark Elchardus, Jean-Pierre Rondas en Rik van Cauwelaert. De iets jeugdigere Pieter Bauwens hield de teugels in handen en serveerde vragen over de figuur en persoonlijkheid van Mark Grammens. Was Grammens links? Zijn hart klopte volgens Elchardus in elk geval links.
Over zijn verdediging van de collaboratie waren de meningen verdeeld. Volgens Van Cauwelaert was die onverdedigbaar, terwijl Elchardus en Rondas enige nuance aanbrachten. Elchardus wees op het onderscheid tussen iets begrijpen en er begrip voor opbrengen, een niet onbelangrijke nuance. De kritische noot kwam toch voornamelijk van Van Cauwelaert, die betreurde dat Grammens te weinig aandacht had voor het Europese niveau en zich te weinig baseerde op eerstelijnsbronnen, maar zijn inspiratie haalde uit de kranten.
Het hoogtepunt van het panelgesprek was ongetwijfeld het moment waarop Elchardus opmerkte dat de huidige journalisten zich niet meer kwijten van hun taak om de bevolking te informeren. Dat zij enkel nog de bevolking beïnvloeden en zeggen hoe ze moeten denken. Een vaststelling die op luid applaus van de talrijke aanwezigen kon rekenen.
Tot slot kregen de deelnemers van het panel, samen met Grammens’ weduwe Els Grootaers en redacteur Pieter Jan Verstraete een exemplaar han het boek van de week ‘Trouw moet blijken. Teksten uit Journaal’, een bloemlezing uit het werk van Grammens.
Wij kijken al uit naar volgend jaar. Het leven en werk van Mark Grammens blijven een inspiratie voor wie een hart heeft voor degelijke journalistiek en maatschappelijke analyse. De jaarlijkse lezing mag dan ook niet ontbreken in de agenda van de Doorbraaklezer.
De tekst van de lezing is verkrijgbaar in onze webwinkel.
Categorieën |
---|
Tags |
---|
Winny Matheeussen (1973) noemt zichzelf misantroop, hondenvriend en bergzitter.
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens buigen zich over de nasleep van de Amerikaanse presidentsverkiezingen.
Ward Hermans sloot zich als soldaat aan bij de Frontbeweging en bleef nadien Vlaams-nationalist bij de Frontpartij, het Verdinaso en het VNV. Hij stond aan de wieg van de Algemeene-SS Vlaanderen