Marnix Peeters: ‘Eigenlijk is alles de schuld van Jos Geysels’
Literaire rebel rekent af met literaire subsidies, prijzen en woke
foto © WM
Dit is een ingekorte versie van het interview met Marnix Peeters dat u uitgebreid kan lezen in het nieuwe Doorbraak Magazine. Vraag ernaar in uw krantenwinkel.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementDit is een sterk ingekorte versie van het interview dat u uitgebreid kan lezen in het nieuwe Doorbraak Magazine. Vraag ernaar in uw krantenwinkel.
In het lieflijke Burg Reuland, in de bijna bergachtige Oostkantons, woont auteur Marnix Peeters al jaren in zelfgezochte afzondering, samen met zijn vrouw Jana en hond Boef. We praten over Marnix’ jongste boek Komt een Priester bij Beëlzebub, maar al snel gaat het over het leven, politiek, woke en de literaire wereld in Vlaanderen. Van die laatste blijkt Peeters geen fan te zijn.
U droeg uw laatste boek op aan Roger Vangheluwe, voormalig bischop van Brugge, die zijn functie neerlegde omwille van seksueel kindermisbruik. De hoofdfiguur is dan ook een pedofiele priester…
Peeters: ‘Meer zelfs, ik heb Vangheluwe een exemplaar gestuurd. Jammer genoeg wacht ik nog steeds op een reactie. Ik hoop dat hij toch minstens een bedankbriefje stuurt. Ik heb al die moeite genomen om een voorafspiegeling van zijn lot te schetsen. Het is dan wel geen fraaie voorafspiegeling, maar het minste wat je dan mag verwachten is toch een klein woord van dank, niet?”
Het boek leest als een sneltrein, het lijkt alsof u schrijft in een ‘stream of consciousness’?
‘Ja, eigenlijk wel. Als dat niet werkt, geef ik er die dag de brui aan. Het moet klikken. Als dat niet het geval is, sla ik een dag over, soms zelfs een week. In het begin was dat moeilijk, vreesde ik voor writer’s block. Maar ondertussen, na twaalf jaar, heb ik genoeg vertrouwen om te weten dat het wel zal komen. Zoals Elschot zei: “Probeert niet te baren als gij niet zwanger zijt”. Het moet er zijn en als het er niet is, is het opwekken geen goed idee.’
‘Anders komt alles geforceerd over. Dat mag dus niet, het schrijven moet een zelfde kracht blijven hebben. Die kracht heb je enkel op goede dagen. Soms heb je in het leven van die dagen dat niets lukt. Dan moet je ook niet proberen om er iets van te maken. Met het schrijven is dat hetzelfde.’
‘Op een bepaald moment is het mijn levensdoel geworden om mezelf ook die ruimte te gunnen, om van de mallemolen van het dagelijks werkritme af te stappen. Daarom ben ik ook hier beland. Ik laat nu mijn leven meer bepalen door de natuurlijke gang van zaken. Wanneer de zon schijnt, schrijf ik een uurtje en dan doe ik verder geen moeite. Dan ga ik naar buiten en geniet met Jana en Boef van het bos.’
‘Door deze levensstijl heb ik wel veel offers gebracht. Ik heb er financieel geen goede zaak aan gedaan door bij DPG weg te gaan. Maar ik heb daar een groot fortuin voor teruggekregen, met zonlicht en geluk. De keuze tussen de ziel of de beurs… Ik heb, toen ik voor Het Laatste Nieuws begon te werken, mezelf en Christian Van Thillo de belofte gemaakt om geen dag langer te blijven enkel en alleen omwille van het geld. Ik wist toen niet of ik die belofte zou kunnen houden, maar toen het moment daar was heb ik geen seconde getwijfeld. Ik ben al heel mijn leven doordrongen van het idee dat dit een kort bestaan is en dat je niet mag blijven hangen op een plek die je niet gelukkig maakt.’
Je moet natuurlijk wel de luxe hebben om voor zo’n bestaan te kiezen. Velen worden door het leven zelve tegengehouden. Ze doen het voor de kinderen, de hypotheek…
‘Dat begrijp ik volkomen. Maar ook dat zijn keuzes. Ik heb bewust geen kinderen omdat ik weet dat je dan voor twintig jaar vertrokken bent met een last op je schouders. Misschien mag je het leven zo niet bekijken, maar ik heb dat wel gedaan. En zoals alles komt dat met een voordeel én een nadeel, in dit geval het niet hebben van kinderen. Dat is dan maar zo.’
Wat niet is, kan nog komen. Herman Brusselmans stak nooit zijn afkeer van kinderen onder stoelen of banken maar begint er nu, op rijpere leeftijd, toch aan.
‘Arme Herman! Nu gaat hij er inderdaad toch aan beginnen… (lacht). Dat gebeurt wel vaker bij mannen, dat ze in het aanschijn van de dood moeite krijgen met het feit dat het leven bij hen zou stoppen. Ik vind dat een vreemde gedachte en ik heb daar zelf geen enkele last van. Maar ik gun het Herman en wens hem het allerbeste. Ik ben nog steeds een ongelofelijke fan en ben hem veel verschuldigd. Veel mensen leggen onze werken ook naast elkaar, al vinden wij beiden dat onterecht. Het is niet omdat onze oeuvres baldadig zijn, dat ze vergelijkbaar zijn.’
U maakt er geen geheim van dat u niet houdt van het literaire wereldje. Waarom niet?
‘Omdat het gewoon een hoop zever is. Bij mijn debuut, De dag dat we Andy zijn arm afzaagden, was ik genomineerd voor de Bronzen Uil. Ik ben toen naar de uitreiking gegaan en vroeg me ogenblikkelijk af wat voor een V-halzengedoe dat was. Die broer van Verhofstadt liep daar rond, samen met een nog een hoop volk dat zich belangrijk vond. Je ziet direct hoe dat circuit in mekaar zit. Dat is een kring van mensen die subsidies vragen. Wanneer je daar niet in mee stapt, krijg je nooit een prijs. Kijk maar naar Brusselmans. Die heeft nooit subsidies gevraagd voor zijn werk en zal dan ook nooit een prijs winnen.’
‘Dat is geen toeval. Het is een gesloten systeem waarbij de mensen die de subsidies toekennen ook de jury’s van de literaire prijzen bemannen. Die zitten daar dan aan elkaars fluit te trekken en zichzelf te legitimeren. Jeroen Olyslaegers krijgt jarenlang subsidies en bij zijn zevende boek zeggen ze dan dat hij dankzij die subsidies een niveau heeft bereikt dat nu eindelijk een grote literaire prijs verantwoordt. Dat is allemaal bullshit, want zijn werk is nog even middelmatig als tevoren.’
Het is uw wereld niet…
‘Nee, en dat gevoel is wederzijds. Ik moet iets uitstralen dat mij van dat soort evenementen weghoudt. Iets anarchistisch… Ze vertrouwen me niet, denk ik. Ik houd ook nooit mijn mond en daar houdt dat wereldje niet van.’
‘Ik hoef de zegen niet van Jos Geysels of Koen Van Bockstal, die destijds Boek.be en Literatuur Vlaanderen onder elkaar verdeeld hadden. Iedereen kwam hen op recepties een pintje brengen in de hoop de volgende subsidieronde te overleven. Mijn grote geluk was dat ik in het begin al succes kende, ook omdat ik direct met een raket werd gelanceerd door onder meer De Morgen. Daardoor had ik als debutant hun steun niet nodig. En dat stak blijkbaar.’
‘Van Bockstal zei me op een gegeven moment (spreekt op bekakt zuinig toontje): “Ik heb uw boek gelezen. Het is niet slecht, maar het schrijfplezier zit er nog wat teveel in. Na een paar titels zal dat er wel uitgefilterd zijn”. Ik kende die man nog vanuit de muziekbusiness en vond hem al een complete hansworst, maar toen dacht ik: zwanst die nu?. Van het moment dat het schrijfplezier uit mijn werk is, stop ik!’
‘Dat is nu tien jaar geleden. Ik kon toen al voorspellen dat heel die nest binnen de tien jaar failliet zou zijn. En wat is er gebeurd? Het mooiste evenement van Vlaanderen, de Boekenbeurs, die 175.000 bezoekers trok en een feest voor kinderen was, is over kop gegaan. De opvolger is failliet gegaan. Alles gaat maar failliet! En dat komt door van die dikke vieze lullen die zeggen: “Het schrijfplezier zit er nog teveel in.”
U heeft het niet voor subsidies, zoveel is duidelijk.
‘Dat maakt schrijvers lui. Ze maken jonge schrijvers zot met subsidies en reisjes naar schrijversresidenties in Londen en New York. Ik heb er velen gekend die me zeiden dat ze hoopten zo snel mogelijk een tweede boek uit te geven bij een uitgeverij, want dat is de voorwaarde om aan de kassa te passeren. Dan krijgen ze geld en kunnen ze in alle rust schrijver worden. Zie eerst eens dat je boek deugt, in plaats van betaald schrijverschap op je drieëntwintigste na te streven. Zijn die niet verlegen?
U geeft uw boeken zelf uit. Blijft u daarmee doorgaan? Op eigenzinnige wijze, los van tegenstand en kritiek?
‘Ja. De goesting is er nog en ik wil dit volgend jaar nog eens herhalen. Het is niet zo dat ik druk voel van mijn lezerspubliek, maar het zijn wel rabiate mensen aan het worden.’
Verklaar u nader?
‘Toen de hele woke-beweging begon en de eerste signalen kwamen dat we allerlei zaken niet meer mochten zeggen of je trapte op allerlei tenen, beleefde ik een moment van lichte paniek: ik dacht even dat mijn rijk uit was. Een week later keerde dat inzicht al. Toen besefte ik dat mijn rijk net nu aan zet was. Want mijn lezers gaan dit woke gepeuter en geprot zo snel en zodanig beu zijn, dat ze hardnekkiger worden. En dat is ook gebleken.’
‘Mensen appreciëren het enorm dat ik me er niets van aantrek. Ik ga niet moedwillig beledigende termen gebruiken, maar omgekeerd hou ik er ook geen rekening mee. Het is complete onzin. Hier in de Oostkantons hebben ze hoegenaamd geen begrip voor woke gedoe. Ik heb hier een omgebouwde buurman/vrouw… Wanneer ik het met haar heb over alle gevoeligheden die in Vlaanderen leven rond transgenders, zegt ze met haar zware Oostkantonse mannenstem: “Ich verstehe das nicht”. Het is allemaal flauwekul!’
‘Vlamingen zijn, nadat ze de Kerk vaarwel hebben gezegd, in een moreel niemandsland terecht gekomen dat enkel op geld en bezit geÎnt was. Dan kom je de morele leegte tegen die je gaat opvullen. Eigenlijk is het een soort priesterpraat, op een andere leest geschoeid.’
‘Dertig jaar geleden, toen Tipper Gore begon met Parental Advisory-stickers op cd’s, staken we daar bij Humo enorm de draak mee. Alles waar we toen de Amerikanen mee uitlachten, doen we nu zelf. Dat is een enorme, onvoorstelbare culturele verarming. Het schrappen van dingen is zo weerzinwekkend. Daardoor verlies je inzage in hoe de dingen waren. We mogen Cyriel Buysse niet meer lezen omwille van de ‘negers’ in zijn boeken: dat is idioot en contraproductief. Door het verleden te schrappen, wis je het niet uit. Je kan het verleden, het heden en de toekomst enkel begrijpen door dat verleden te kennen. Dit alles is zo gat-achterlijk…’
‘Weet je, het is al-le-maal Jos Geysels! Daar is de schrapcultuur begonnen, met het cordon sanitair tegen het Vlaams Blok. Dat heeft hen mee groot gemaakt. Je moet naar de resultaten kijken: Boek.be is failliet en Vlaams belang is de grootste partij van Vlaanderen. (Buigt zich naar de microfoon) Proficiat, Jos! Nog van da! Die man heeft heel zijn leven enkel dingen verprutst: Groen, Boek.be en hij heeft het fascisme op het voorplan geduwd. Dat hij zich tot aan zijn pensioen maar bezighoudt met iets dat we niet gaan missen. RSC Anderlecht of zo, die zijn toch al om zeep.(lacht).’
Winny Matheeussen (1973) noemt zichzelf misantroop, hondenvriend en bergzitter.
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens buigen zich over de nasleep van de Amerikaanse presidentsverkiezingen.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.