Wat worden we allemaal toch onderdrukt
Affiche van mei 1968.
foto © Reporters / Leemage
Thomas Decreus schetst een duistere periode na mei 68 waarin elke overwinning van de ‘revolterenden’ voorgesteld wordt als een nederlaag.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementLectuur die ik kan aanbevelen is die van De Wereld Morgen. Niet omdat je er veel van opsteken kan, maar omdat je daar kennis maken kunt met de bizarre ideeën die je daarna tegenkomen kunt bij je politiek correcte vrienden. Het is namelijk het incubatiecentrum van analyses die niet vanuit de werkelijkheid vertrekken, geen feiten nodig hebben, maar louter gebaseerd zijn op ideologische vooringenomenheid (er zijn uitzonderingen; de stukken van Lode Van Oost staan meestal wel met de voeten op de grond, al zijn de conclusies vaak ook wereldvreemd). Deze week schiet Thomas Decreus, een filosoof/historicus van KUL-signatuur, de hoofdvogel af. Hij heeft namelijk ontdekt dat mei ’68 de repressie aan de macht heeft gebracht (07/05).
Revolutionaire energie intomen
‘De revolutionaire energie die vrijgemaakt werd tijdens de lente van ’68 ging niet spontaan liggen,’ schrijft hij, ‘maar moest getemd worden. Dat temmen leidde tot de ontwikkeling van een nieuw arsenaal aan methodes en technieken om collectieve en individuele contestatie te neutraliseren. Dat arsenaal aan nieuwe methodes en technieken begrijpen, betekent de samenleving van vandaag begrijpen.’
Dat is een intrigerende aanzet. Wat gebeurde er immers? Er werden extra politieagenten en bewakingsdiensten aangeworven, en bij nieuwe pogingen tot bezetting traden die al eens hardhandig op. Het is het soort klachten dat we ook horen van de Catalaanse separatisten vandaag, maar Decreus maakt wel geen melding van echte slachtoffers (zo min trouwens als de Catalanen vandaag). Maar goed ook, maar ik wil hem er wel aan herinneren dat er in ‘ons’ Zwartberg’ in 1966 twee doden vielen en een zwaar gehandicapte. En in 1902 waren er vijf doden gevallen tijdens de strijd voor het algemeen stemrecht. Ook in januari 1968 werd er in Leuven duchtig op los geslagen, zij het gelukkig ook zonder zware gevolgen.
Wat er dus zo nieuw was aan de paniekreacties van de burgerij na Mei ’68 in Frankrijk, is mij niet duidelijk. De hevigheid is trouwens relatief snel weggeëbd. Hoe je de huidige samenleving aan de hand daarvan kunt begrijpen is niet evident.
Revolutionaire energie verdrukken
Maar Decreus ziet ook andere vormen van repressie die toen aan de macht zijn gekomen. Hij wijst op het verbod van organisaties die effectief opriepen tot geweld en de inbeslagname van hun krantjes.
Maar dan spreekt hij zichzelf tegen: ‘De jaren zeventig bleven een woelige periode, zowel in Frankrijk als elders. Als reactie op de blinde repressie radicaliseerde een deel van de linkerzijde en werd gekozen voor de optie van een gewapende strijd. Het was een evolutie die natuurlijk verder in de kaart speelde van de staat, omdat het de criminalisering van revolutionaire groepen rechtvaardigde.’
Ja, hallo, moest men de Rote Armee Fraktion (Baader-Meinhof), Brigate Rosse of bij ons (wat later) de Cellules Communistes Combatantes (CCC) maar vrij spel geven? Ik was toen actief in AMADA (de latere PVDA) en ook wij waren daar tegen, omdat we dat revolutionair avonturisme vonden dat ernstige propaganda onder de arbeiders in de weg liep.
We vreesden dat er gebruik van zou worden gemaakt om via een wet op de stakingspiketten (ontwerp 430 van Alfons Vranckx) alle links-radicale groepen buiten de wet te stellen als ze opdoken aan fabriekspoorten. Edoch, 430 kwam er niet door, maar de wet tegen arbeidersmilities uit 1934 werd geactiveerd. De enige organisatie die er ooit door buiten de wet werd gesteld was bij mijn weten, ironisch genoeg, de extreemrechtse Vlaamse Militanten Orde (VMO). Waar is toch die repressie die Decreus alomtegenwoordig ziet?
Revolutionaire energie kanaliseren
Want weer spreekt hij zichzelf tegen: ‘In de periode 1968-73 worden de belangrijkste sociale overwinningen geboekt sinds het ontstaan van de naoorlogse Franse welvaartsstaat. Het is één van de vlakken waarop mei ‘68 wel een duidelijke overwinning was, en het is wellicht ook niet toevallig dat het een overwinning is die zelden genoemd wordt. Maar toch was het niet genoeg om de rust te doen terugkeren.’
En verder: ‘Wat zich op het einde van de jaren zestig en het begin van de jaren zeventig aftekende was een algemene revolte tegen een productiemodel en een arbeidsorganisatie die gebaseerd was op volgzaamheid.’ Maar de repressie, Thomas, je had het toch over repressie?
‘Doorheen de jaren zeventig zou ook dat inzicht aan terrein winnen bij managers en ondernemers. Werkkrachten kregen meer controle over de productie, verwierven inspraak in hoe taken verdeeld werden, konden op meer flexibele wijze hun uren invullen en werden benaderd als een individu in plaats van als een anoniem nummer. Kortom, als antwoord op de crisis van het gezag doet een nieuwe arbeidscultuur gaandeweg zijn intrede.’
Het omgekeerde dan repressie dus. En inderdaad: ‘Op korte termijn betekende dit een overwinning,’ geeft Decreus node toe. Maar hij is niet onder één hoed te vangen: ‘Het was er één met een bittere nasmaak. Het ultieme doel van de nieuwe cultuur op de werkvloer was immers de re-integratie van arbeiders in de productie. De harde hand maakte plaats voor een zachtere hand, omzwachteld met de taal van managers, psychologen en pedagogen. Arbeiders werden aangesproken op hun individuele verantwoordelijkheid en zo steeds meer gerepresenteerd als individu in plaats van als collectief.’
Revolutionaire energie begrijpen
En daarin lag dan – steeds volgens Decreus – het perverse karakter van de macht: het individu werd bevrijd maar de solidariteit werd ondermijnd. ‘Het resultaat was een samenleving die tegelijk permissiever werd als het ging om uitingen van individuele expressie, maar gewelddadiger en repressiever als het ging om collectief verzet of uitgesproken ongehoorzaamheid.’
Hij citeert dan een Franse filosoof (waar ik nog nooit van gehoord had), Felix Guattari: ‘Repressie is zachter, diffuser, meer veralgemeend, maar ook veel gewelddadiger. Al wie zich onderwerpt, aanpast en laat leiden, zal minder te maken krijgen met politieke interventies. (…) Er zal “community therapy” aangeboden worden, over de problemen van het individu en het koppel zal er overal gepraat worden; repressie zal psychologisch alomvattend worden. Het werk van prostituees zal erkend worden, er zal over drugs geadviseerd worden op de radio. Kort gezegd, er zal een algemeen klimaat van begrip en aanvaarding zijn. Maar voor individuen en categorieën die buiten de norm vallen en voor mensen die het in hun hoofd halen om het algemene systeem te bevragen wacht de vernietiging.’
We komen nu bij wat we de ‘proof of the pudding’ kunnen noemen: wie zijn toch die mensen voor wie volgens Guattari en Decreus de vernietiging wacht?
Op het stadhuis van geslacht veranderen
En dan botsen we op de fundamentele wereldvreemdheid van Thomas Decreus: ‘Een enorm apparaat om burgers te surveilleren werd zonder veel tegenwind uitgerold. Al wie binnen de contouren verblijft van wat maatschappelijk aanvaard is, zal daar weinig hinder van ondervinden. Maar protest dat buiten de consensus valt of de consensus radicaal bevraagt, wordt in geen tijd gemedicaliseerd of gecriminaliseerd.’
Maar wie zijn dat toch, die mensen die de consensus radicaal bevragen? Als ik om me heen kijk dan zie ik dat je al van geslacht kunt veranderen door dit te melden op het stadhuis; dat homo’s kunnen huwen; dat een beperkte hoeveelheid soft drugs niet geverbaliseerd wordt; dat een Turkse schepen die met Grijze Wolven in een betoging opstapt in de sp.a kan blijven (voorlopig toch nog); dat je openlijk mag pleiten voor het invoeren van de sharia (tenzij je daarmee ingaat tegen de politiek van de onderneming waar je werkt); dat een stakingspiket aan een verdeelcentrum getolereerd wordt; en zo kan ik nog wel wat dingen bedenken.
Waar zijn toch die ‘individuen en categorieën die buiten de norm vallen’, en die Decreus mordicus in bescherming wil nemen? Zou het kunnen dat dit de adepten zijn van Sharia4Belgium die naar Syrië zijn vertrokken?
Ideologische vooringenomenheid
Eerlijk: ik verdenk Thomas Decreus er niet van. Ik denk dat hij gewoon niet weet wie hij bedoelt, meer nog: ik denk dat hij niet weet waar hij over schrijft. De filosofen zijn ook niet meer wat ze geweest zijn, of liever: ze zijn nog altijd wat ze altijd geweest zijn. Warhoofden met een ideologische vooringenomenheid. Althans, sommigen onder hen.
Categorieën |
---|
Personen |
---|
Eddy Daniels is gewezen hoofdredacteur van Intermediair. Hij publiceerde recent een boek over de rol van de profeet Mohammed in het ontstaan van het jihadisme, ‘De kwestie M. Een gekaapte godsdienst’, dat enthousiast aangeprezen werd door Etienne Vermeersch.
Bij Vooruit blijft na het vertrek van Rousseau een niet-geëngageerde club van moreel voortreffelijken over, meent Eddy Daniëls.
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.