Met volmachten naar het einde van de democratie
De laatste man die Hitler in het openbaar tegensprak
Hitler spreekt de Reichstag toe in 1933
foto © Bundesarchiv, Bild 102-14439 / CC-BY-SA 3.0
Precies 80 jaar geleden overleed de sociaaldemocraat Otto Wels. Hij trachtte met klassieke recepten de democratie te redden, maar redde uiteindelijk alleen zijn eer.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementSommige politici gaan met één redevoering of met één citaat de geschiedenis in. Otto Wels, die precies 80 jaar geleden overleed, was zo iemand. De voorzitter van de Duitse sociaaldemocraten (SPD) bood op de avond van 23 maart 1933 verbaal weerwerk tegen de plannen van de kersverse rijkskanselier Adolf Hitler om zich de wetgevende macht toe te eigenen. De manier waarop Wels dat deed, vervult de Duitse sociaaldemocratie vandaag de dag nog altijd met veel trots.
Hitler temmen
Wat is er allemaal voorafgegaan aan die noodlottige dag? In het Duitsland van die dagen volgde de ene dramatische gebeurtenis op de andere. Ook aan verkiezingen was er geen tekort: op 31 juli 1932 behaalde de nationaalsocialistische partij (NSDAP) 37,36% van de stemmen, maar ondanks dit succes weigerde Hitler als vicekanselier in de regering te stappen. Die halsstarrigheid kostte hem bij de volgende verkiezingen op 6 november in hetzelfde jaar twee miljoen kiezers. De partij zakte naar 33,09%, een bittere pil, maar het was cijfermatig nog altijd genoeg om incontournable te blijven.
Oud-kanselier Franz von Papen (van de katholieke Zentrumspartei) werkte vanachter de schermen in op de hoogbejaarde president Paul von Hindenburg om Hitler te benoemen tot rijkskanselier. De leider van de NSDAP zou volgens hem orde op zaken stellen, en – zo verzekerde von Papen de twijfelaars in het conservatieve kamp – ‘wir haben ihn uns engagiert‘. In een overwegend burgerlijk kabinet met slechts drie nationaalsocialisten (waaronder weliswaar de kanselier) zou het niet moeilijk zijn om Hitler te ’temmen’. Althans, dat dacht von Papen.
Brandend parlement
De 30e januari 1933, de dag waarop Hindenburg Hitler aanstelde tot kanselier, zou de geschiedenis ingaan als de dag van wat de nationaalsocialisten grootsprakerig de Machtergreifung noemden (alsof er geen gekonkelfoes aan vooraf was gegaan). Hitler besefte dat het nodig was zijn legitimiteit bij de bevolking te verhogen. Daarom liet hij nieuwe verkiezingen voor 5 maart 1933 uitschrijven. De mysterieuze brand van de Reichstag, het parlementsgebouw, op 27 februari kwam hem goed van pas. Nog altijd discuteren historici over de schuldvraag.
Wie er ook de hand in moge gehad hebben, Hitler wees met een beschuldigende vinger naar de communisten (KPD). Met een ‘Verordnung des Reichspräsidenten zum Schutz von Volk und Staat’ konden de nationaalsocialisten vanaf dan hun politieke vijanden laten vervolgen. Ook al hadden ze nu de hefbomen van het staatsapparaat in handen en konden ze het ‘communistische gevaar’ als schrikbeeld gebruiken in de verkiezingscampagne, toch behaalden ze met hun deutschnationale kartelpartner Kampffront Schwarz-Weiß-Rot samen maar een nipte meerderheid met respectievelijk 43,9 en 8%.
De grondwet breken
Dat was niet het resultaat waarop Hitler had gehoopt. Er moest meer gebeuren om de macht te kunnen uitbouwen. Op 21 maart, de Tag von Potsdam, wist Hitler alvast de traditionele Pruisische elites voor zich te winnen. Symbolisch kon dat tellen, maar er was ook een institutionele ingreep nodig om de macht te verstevigen. Twee dagen later legde Hitler het Ermächtigungsgesetz (volmachtenwet) voor aan het parlement. Daarmee kon de regering wetten uitvaardigen zonder toestemming van het parlement, ook wetten waarmee ze de grondwet (Verfassung) niet alleen kon wijzigen (verfassungsändernd), maar ook kon doorbreken (verfassungsdurchbrechend), zoals het in deze beschrijving heet.
Aangezien de Reichstag zwaar beschadigd was, vond de plenaire zitting van het parlement plaats in de Kroll-opera. Plenair is misschien wat overdreven: op 8 maart al had de regering de 81 mandaten van de KPD voor nietig verklaard. Bovendien waren er 26 sociaaldemocratische parlementsleden gevangen genomen door het nieuwe regime of naar het buitenland gevlucht. Het parlement telde 647 leden; om geldig te kunnen stemmen, moesten er 432 aanwezig zijn. KPD en SPD beschikten samen over 201 mandaten. Indien er nog 15 andere afwezig zouden zijn, kon de stemming niet plaats vinden. Daarom werd met een wijziging van het huishoudelijk reglement beschikt dat parlementsleden die zich niet ‘verontschuldigd’ (!) hadden voor hun niet-deelname aan de zitting, met name die van de KPD en de gevangen of gevluchte volksvertegenwoordigers, als ‘aanwezig’ (!) golden.
Vogelvrije oppositie
Van de SPD-fractie was duidelijk verzet tegen het Ermächtigungsgesetz te verwachten. Otto Wels begon zijn rede als voorzitter van de SPD met de uitdrukkelijke steunbetuiging van de sociaaldemocraten aan de buitenlandpolitieke eis van ‘Herr Reichskanzler’ naar gelijkberechtiging van Duitsland op het internationale forum. Dat lag volledig in de lijn van de kritische houding die alle Duitse politici, of ze nu links of rechts waren, tegenover het Verdrag van Versailles aannamen. Uit zo een Gewaltfrieden, een met dwang opgelegde vrede zoals in 1918/19, kan niets goed voortkomen, zei Wels nog, en sloeg zo tegelijk een brug naar de huidige situatie in Duitsland (sinds de Machtergreifung). Een echte Volksgemeinschaft – een ideaal dat de nationaalsocialisten wat graag verbreidden – kon alleen maar gebaseerd zijn op ‘gelijkheid voor het recht’: daarmee verwees Wels naar het bittere feit dat de Hitler-regering haar politieke tegenstanders als het ware vogelvrij had verklaard. Toen sprak hij de beroemde woorden: ‘Freiheit und Leben kann man uns nehmen, die Ehre nicht.’ (‘Vrijheid en leven kan men ons ontnemen, niet de eer’).
Vrijheid & onverwoestbare basisbeginselen
Gezien de vervolgingen waaraan de sociaaldemocratische partij sinds enkele weken bloot stond, kon de regering niet van haar verlangen dat ze de volmachtenwet zou goedkeuren (over de KPD repte Wels niet). Met de meerderheid die ze bij de verkiezingen van 5 maart hadden behaald, hadden de regeringspartijen volgens Wels toch volledig naar de letter en de geest van de grondwet kunnen regeren. De almacht die de regering nu wilde verwerven, zou de controle van alle publieke aangelegenheden door de verkozenen des volks uitschakelen. Temeer daar de pers van haar bewegingsvrijheid beroofd was, voegde Wels er nog aan toe.
De Duitse sociaaldemocraten bekenden zich in de woorden van hun voorzitter ook tot de ‘basisbeginselen van de menselijkheid en de rechtvaardigheid, van de vrijheid en het socialisme’. Wels richtte zich direct tot Hitler: ‘Kein Ermächtigungsgesetz gibt Ihnen die Macht, Ideen, die ewig und unzerstörbar sind, zu vernichten.’ (‘Geen enkele volmachtenwet geeft u de macht, ideeën die eeuwig en onverwoestbaar zijn, te vernietigen’). Hitler besteeg daarna weer het spreekgestoelte – het was trouwens de eerste keer dat hij in de Reichstag sprak – en gaf Wels te verstaan dat hij de stemmen van de SPD niet nodig had: ‘Deutschland soll frei werden, aber nicht durch Sie!‘ (Duitsland dient vrij te worden, maar niet dankzij u!’).
Zichzelf ontbindende politieke partijen
De kanselier wist dat hij behalve uiteraard op de regeringspartners NSDAP en Deutschnationale Volkspartei ( DNVP) kon rekenen op de stemmen uit het burgerlijke kamp. Prelaat Ludwig Kaas, de voorzitter van de Zentrumspartei, reikte de nationaalsocialisten de hand ‘im Angesicht der riesenhaften Aufgaben, die der deutsche Wiederaufbau an uns stellt’ (‘in het aangezicht van de reusachtige taken die de heropbouw van Duitsland ons oplegt’). Hij vertrouwde op het woord van Hitler dat naast andere toezeggingen de positie van de Kerk niet zou aangetast worden en wilde deze ‘garanties’ dan ook niet in gevaar brengen door een ander stemgedrag.
De vijf afgevaardigden van de liberale Deutsche Staatspartei (onder wie de latere eerste Bondspresident Theodor Heuss) stemden ondanks bedenkingen mee, want ‘Wir verstehen, dass die gegenwärtige Reichsregierung weitgehende Vollmachten verlangt, um ungestört arbeiten zu können’ (‘Wij verstaan dat de huidige rijksregering verregaande volmachten verlangt om ongestoord te kunnen werken’). Heuss had zich in een in 1932 verschenen boek Hitlers Weg kritisch gebogen over het nationaalsocialisme als beweging. Voor de stemming over het Ermächtigungsgesetz had hij twee redevoeringen voorbereid, de ene in geval van een neen-stem, de andere voor bij een onthouding, maar uiteindelijk plooide hij voor de druk van de eigen fractie.
Er werden 538 stemmen geldig afgegeven. De 94 leden van de SPD-fractie stemden met neen, de 444 anderen keurden de volmachtenwet goed. Dat deden niet alle leden uit het burgerlijke kamp van harte, maar de druk op hen was erg groot. Wie tegenstemde, kon zich aan represailles verwachten. Sommigen hebben ook met overtuiging ingestemd omdat ze hoopten op een ‘nationale wederopstanding’ of omdat ze geloof schonken aan de garanties van Hitler voor het behoud van orde en recht. Dat vertrouwen zou geschonden worden. Dat de SPD op 22 juni 1933 verboden werd, hoeft niet te verwonderen. De Deutsche Staatspartei, de Deutsche Volkspartei, de DNVP, Zentrum en Bayerische Volkspartei besloten zichzelf niet veel later te ontbinden omdat ze toch geen ontplooiingskansen meer zagen in het ‘nieuwe’ Duitsland. De wet van 14 juli 1933 verbood de ‘oprichting van nieuwe partijen’ zodat vanaf die dag de NSDAP de enige nog toegelaten partij was.
Eer gered, democratie verloren
Otto Wels had zijn rede op 23 maart 1933 beëindigd met de woorden: ‘Wir grüßen die Verfolgten und Bedrängten’ (‘Wij groeten de vervolgden en de opgejaagden’). Zelf zou hij gauw tot hen behoren. Nadat de Hitler-regering op 2 mei 1933 de vakbonden had opgedoekt, ging Wels in ballingschap, eerst naar Saarbrücken (in het Saarland dat onder toezicht van de Volkenbond stond), later naar Praag en na de Duitse bezetting van ‘Bohemen en Moravië’ in maart 1939 naar Parijs. Al in augustus 1933 had de regering-Hitler hem het Duitse staatsburgerschap ontnomen. Op 16 september 1939, twee weken na het uitbreken van de oorlog, overleed Wels op 66-jarige leeftijd. Zo kwam voor hem een einde aan de vlucht voor de nationaalsocialisten. Zijn laatste rustplaats vond hij op het kerkhof van Chatenay-Malabry ten zuidwesten van Parijs.
De politicoloog Franz Walter noemt Wels een man van de partij, van het partijapparaat, niet van de politieke macht. Zo zou hij in de laatste jaren van de Republiek van Weimar (de periode voorafgaand aan het Derde Rijk) plannen van jonge vakbondslui voor een actievere conjunctuurpolitiek en meer investeringen van tafel geveegd hebben. De NSDAP kon zich daarentegen opwerpen als de partij die de massawerkloosheid zou terugdringen. Volgens Walter ligt ook daarin het falen van de SPD om de republiek te redden. Toen Hitler aan de macht was gekomen, dacht de SPD hem nog te kunnen bestrijden met de middelen van de rechtsstaat. Tegen de ongeziene sluwheid van Hitler en de brutaliteit van zijn stormtroepen hadden de SPD en andere linkse en burgerlijke krachten echter geen verweer. Alleen met een glansvolle rede kon Wels nog de eer van de democratie redden, maar niet de democratie zelf.
Grendels tegen autoritaire tendensen?
Zijn perikelen zoals met het Ermächtigungsgesetz vandaag de dag nog mogelijk? Met andere woorden, is een herhaling van ‘1933’, van ‘de jaren ’30’ denkbaar? Nee, de parlementaire democratie in het Westen heeft uit het verleden geleerd. Er zijn zovele institutionele mechanismen, zoveel juridische grendels in ons systeem ingebouwd dat een nieuwe Hitler geen schijn van kans heeft. Daarvoor werkt de Radbruchsche Formel, de formule die genoemd is naar de sociaaldemocraat en rechtsfilosoof Gustav Radbruch, inspirerend, zoals na te lezen in het artikel van Arvid Rochtus. Bij de oprichting van de Bondsrepubliek Duitsland bijvoorbeeld werd duidelijk bepaald dat het parlement de grondwet niet in haar geheel kan wijzigen, maar gebonden blijft aan de onveranderlijke, de democratische beginselen verwoordende kern ervan. Verfassungsdurchbrechende wijzigingen zoals in het Derde Rijk kunnen niet meer. Nooit meer zal iemand uit dezelfde trukendoos kunnen putten als een Adolf Hitler om ons democratisch systeem te vernietigen. De klemtoon ligt uiteraard op het woord ‘dezelfde’. En uiteraard betekent dit alles niet dat er nu geen gevaren meer zouden dreigen voor de democratie, maar ze zijn van een andere wezensaard: enerzijds zijn het sluipende, anderzijds haar van binnenin uithollende bedreigingen. Tegen die gevaren is weinig constitutioneel kruid gewassen.
Categorieën |
---|
Tags |
---|
Dirk Rochtus (1961) is hoofddocent internationale politiek en Duitse geschiedenis aan de KU Leuven/Campus Antwerpen. Hij is voorzitter van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN). Zijn onderzoek gaat vooral over Duitsland, Turkije, en vraagstukken van nationalisme.
Een volledige ambtstermijn zat er niet in voor de SPD’ers Brandt, Schmidt, Schröder en nu Scholz.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.