Monument voor een omstreden man
Servisch debat over de Eerste Wereldoorlog
Het debat over de Eerste Wereldoorlog bereikt nu ook Servië. De Balkanstaat was volgens historici minder onschuldig dan hij tot nu toe leek. De oprichting van een bepaald monument in de Servische hoofdstad komt dan ook niet goed over.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementHet is aftellen naar 28 juni, de dag waarop honderd jaar geleden een dodelijke kogel in Sarajevo de oorlogsmachine in gang zette. Precies op die dag zal in Belgrado, de hoofdstad van Servië, een monument worden onthuld voor Gavrilo Princip, een jonge Servische nationalist die de Oostenrijkse aartshertog Franz Ferdinand en diens echtgenote vermoordde. Princip noemde zichzelf tijdens het proces dat volgde op zijn arrestatie een ‘Joegoslavisch nationalist’. Hij ijverde voor een natie van de Zuid-Slaven die bevrijd dienden te worden van het Oostenrijkse ‘juk’. Vier jaar later stierf Princip in gevangenschap in Theresienstadt (het huidige Terezin in Tsjechië) aan tuberculose.
Bewapening
Voor vele Serviërs is Gavrilo Princip een vrijheidsstrijder. Servië ergert er zich aan dat Princip als lid van de organisatie Mlada Bosna (Jong Bosnië) in het internationale debat vaak als terrorist wordt afgeschilderd. Met het standbeeld wil de Balkanstaat het ‘onrecht’ weer goedmaken dat Princip zou aangedaan zijn. Misnoegen heerst er ook over de stelling van de Australische historicus Christopher Clark dat alle oorlogvoerende partijen, Servië incluis, hun deel van de schuld aan het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog dragen. Frankrijk zou de bewapening van het Servië van honderd jaar geleden financieel flink hebben ondersteund en Rusland zag in de Balkanstaat een welgekomen hefboom om de rivaal Oostenrijk-Hongarije uit de hengsels te lichten.
Het Servië van nu probeert de schuld bij Oostenrijk-Hongarije te leggen. Zo zou de Servisch-Bosnische regisseur Emir Kusturica een brief van Oskar Potiorek, de Oostenrijkse militaire gouverneur van Bosnië, van 28 mei 1913 hebben opgediept waaruit zou moeten blijken dat Oostenrijk-Hongarije al van lang tevoren een militaire operatie tegen Servië plande. Volgens serieuze historici is daar niets van aan en weerspiegelt de brief gewoon de spanningen zoals die toen overal in Europa in de lucht hingen.
Pikant
Ook Servië ziet zich dus geconfronteerd met de schuldvraag, maar zoekt daarop geen antwoord in een intern debat zoals Duitsland en Groot-Brittannië. De Servische overheid verheft Gavrilo Princip tot een nationale held, terwijl Servische historici dreigen weg te blijven van een internationale conferentie die het Instituut voor Hedendaagse Geschiedenis van de universiteit van Sarajevo (de hoofdstad van Bosnië en Herzegovina) op het getouw zet. Hoe een staat omgaat met het verleden, hoe hij eventueel probeert ermee in het reine te komen, is misschien niet direct een voorwaarde om toe te kunnen treden tot de Europese Unie (EU). Maar in het licht van de Europese ambities van Servië krijgen de affaire ‘Gavrilo Princip’ en de manier van discussiëren over het Servische aandeel in de Eerste Wereldoorlog een pikant bijsmaakje. Net zoals in het geval van de eerder in Doorbraak behandelde gevallen Duitsland en Groot-Brittannië verraadt de discussie over de Eerste Wereldoorlog immers een en ander over de waarden die de betrokken staten vooropstellen.
Foto: © Reporters (foto van een grafititekening van Gavrilo Princip in Begrado 5 januari 2014. De tekst in vertaling: ‘Onze geesten zullen dwalen door Wenen, door de paleizen wandelen en de meesters opschrikken’)
Categorieën |
---|
Dirk Rochtus (1961) is hoofddocent internationale politiek en Duitse geschiedenis aan de KU Leuven/Campus Antwerpen. Hij is voorzitter van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN). Zijn onderzoek gaat vooral over Duitsland, Turkije, en vraagstukken van nationalisme.
Een volledige ambtstermijn zat er niet in voor de SPD’ers Brandt, Schmidt, Schröder en nu Scholz.