JavaScript is required for this website to work.
post

Nederlanders bang voor kleinere overheid

Harry De Paepe1/11/2014Leestijd 2 minuten

Op 1 januari 2015 zullen de Nederlanders meer zelf het heft in handen moeten nemen. Maar zien ze dat wel zitten?

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Op 1 januari 2015 vindt er een grote staatshervorming plaats in Nederland. De centrale overheid in Den Haag zal een groot pak bevoegdheden overdragen naar de gemeenten. Verschillende critici vrezen een ‘deconcentratie’ in plaats van decentralisatie, want wie wordt er nu verantwoordelijk voor wat? Het is een grote kostenbesparingsoperatie voor de regering Rutte II waarin vooral de zorgsector een grote omwenteling kent.

De participatiesamenleving

Vanaf 1 januari kunnen de Nederlanders minder terugvallen op thuiszorg en andere ondersteuning. Ook de toegang tot woon- en zorgcentra wordt minder evident. Minister-president Mark Rutte en zijn ministers verwachten immers dat de Nederlanders vaker een beroep gaan doen op familie, buren en vrienden. De zogenoemde ‘participatiesamenleving’ van het rood-blauwe kabinet Rutte werd ooit door oud-premier Wim Kok (PvdA) gelanceerd in oktober 1991: ‘Wij zitten nu in een overgangsfase: van een verzorgingsstaat naar een werkzame, naar een participatiesamenleving.’ Kok was toen nog Financiënminister en de paarse jaren moesten er nog aankomen.  ‘Het zoeken naar een nieuw evenwicht tussen de gevolgen van de steeds verder toenemende individualisering en de solidariteit van de burgers onderling’, dat was Koks verklaring van het begrip toen. ‘Wanneer mensen zelf vorm geven aan hun toekomst, voegen zij niet alleen waarde toe aan hun eigen leven, maar ook aan de samenleving als geheel’, luidde de verklaring van het begrip in de troonrede van Willem-Alexander in september 2013.

Minder overheid, minder participatie?

Het Nederlandse dagblad ‘De Volkskrant’ stelde op 28 oktober 2014 vast dat de Nederlanders niet warm lopen voor het idee van dat de overheid minder doet. Slecht 35 procent van de Nederlanders zouden het beleid van Rutte nog steunen. De krant citeert onderzoeker Bram van der Lelij: ‘Mensen schrikken terug nu het beleid concreet wordt dat ze zelf meer moeten gaan doen en meer hulp moeten gaan vragen van anderen’. Professor Evelien Tonkens, socioloog en voormalig parlementslid voor GroenLinks,  herkent het geschetste beeld: ‘Het concept van meer eigen verantwoordelijkheden spreekt mensen aan als ze denken aan anderen die in hun ogen voorzieningen misbruiken. Maar als de hervormingen dichterbij komen en blijkt dat ze wellicht ook zelf wat moeten gaan doen, wordt het een minder aansprekend verhaal.’ In het NRC Handelsblad hield ze eerder een pleidooi voor meer vertrouwen in de ‘grote formele instituties’, want ‘als de overheid zich terugtrekt, participeren mensen juist minder’.

Volgens het aangehaalde onderzoek in De Volkskrant lijken vooral hoogopgeleiden, en vooral die van conservatief liberale stempel, de ‘doe-democratie’ van de regering te steunen. Laagopgeleiden lijken dan weer meer van de staat te verwachten.  Mark Rutte is alvast overtuigd van zijn gelijk. In 2013 op de Willem Drees –lezing in Den Haag (De socialist Willem Drees was kort na WO II minister-president van Nederland en wordt er als de architect van de verzorgingsstaat gezien – Doorbraak) verklaarde hij nog dat ‘de samenleving van vroeger, waarin anderen wisten wat goed was voor jou’ niet meer bestaat. Echter: ‘De Staat is en blijft een schild voor de zwakken’. Het leverde hem het hoongelach van progressief Nederland op.

Het debat tussen links en rechts woedt alvast volop in de noordelijke én de zuidelijke Nederlanden.

(c) Reporters

Harry De Paepe (1981) is auteur en leraar. Hij heeft een grote passie voor geschiedenis en Engeland.

Commentaren en reacties