JavaScript is required for this website to work.
Europa

Nieuwe Europese industriële strategie: veel gebakken lucht

Europese Commissie dreigt industrie molensteen om hals te hangen

Lode Goukens2/3/2020Leestijd 4 minuten

foto © Reporters

Op 4 maart publiceert de Europese Commisie haar EU Industrial Strategy. Het lijkt veel gebakken lucht te worden waar geen geld voor is.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Op 4 maart verschijnt het ontwerp voor de nieuwe Europese industriële strategie van de Europese Commissie. Rijkelijk laat want de sector en de Competitiveness Council (COMPET) van de EU vragen het al jaren. Volgens Ursula von der Leyen, de nieuwe voorzitster van de Europese Commissie, zullen onderzoek en innovatie de kern vormen van de nieuwe ambitieuze industriële strategie.

Het klad dat gedeeltelijk bekend raakte lijst een aantal mogelijke initiatieven op. De nadruk ligt op wetenschap en technologie om de Europese industriële basis te versterken. Het is een amalgaam van oude en nieuwe recepten. De Commissie plaatst haar hoop erg op artificiële intelligentie (AI), mobiele netwerken van de zesde generatie, betere regels inzake intellectual property (IP) en meer digitale vaardigheden.

Weer een rits fondsen

Kortom, veel gebakken lucht. Het belang van innovatie om een groener, digitaler en concurrentiëler Europa te worden is zo vanzelfsprekend dat het de naam strategie niet waardig is. De vrees is dan niet onterecht dat de oplossing weer een rits fondsen met belastinggeld wordt.

Zo wil de Commissie de wapenindustrie koppelen aan de ruimtevaartindustrie. Anderzijds plant ze acties voor de farmaceutische industrie en het opzetten van een ‘European common health data space’. Wat dit laatste wel mag wezen blijft onduidelijk en met industrie lijkt het weinig uitstaans te hebben. Vooral plant de Commissie heel veel klimaatmaatregelen in het kader van de Green Deal.

De lobbyist bij de EU van de Amerikaanse chemische reus Dow, Dennis Kredler, heeft vragen bij de toekomstige visie van de Europese Commissie. Dow heeft verschillende fabrieken in de EU waaronder die van Terneuzen in Zeeuws-Vlaanderen. Circa 4.000 gedreven medewerkers werken vanuit 7 vestigingen en 21 fabrieken in Nederland en België.

‘Greenwashing’ is geen hoofddoel

Volgens Kredler drongen de Franse en Duitse ministers van Economische Zaken vorig jaar aan om nu eindelijk een nieuwe strategie te krijgen van de Europese Commissie. Minder dan een maand voor de publicatie groeien de twijfels over die EU Industrial Strategy. Lobbyisten allerhande droegen tal van ideeën aan, maar de vrees bestaat dat de invloed van andere drukkingsgroepen een lege doos zal opleveren.

Vooral de fameuze Green Deal waarmee de Europese Commissie recent uitpakte zorgt voor twee veelgehoorde angsten: ten eerste dat er geen geld voor die strategie zal zijn en ten tweede dat de ambitieuze doelstellingen van die Green Deal de Europese industrie niet zullen toelaten om een succesvol transformatie door te maken.

Voor de industrie is die groene transformatie geen hoofddoel. Het hoofddoel is overleven en competitief te blijven ten opzichte van vooral China. De Green Deal is ideologisch geïnspireerd, maar de industrie en tewerkstelling steunen op tastbare economische en sociale gegevens. De groene transformatie die alle bedrijven verbaal onderschrijven of zelfs als marketinginstrument uitspelen is een puur Europees fenomeen. Zonder competitieve producten geen export en zonder export geen Europese industrie. De wereldmarkt is een keiharde plaats en daar helpt greenwashing niet.

Steeds meer besparen

De vraag is hoe de groene transformatie van de Green Deal te betalen. Zonder extra inkomsten en dus omzet vanuit de Europese uitvoer van producten blijft het benodigde budget onbestaande. De vicevoorzitter van de Europese Commissie Frans Timmermans kan wel staan roepen dat de Green Deal voor groei zal zorgen, maar extra kosten hebben nog nooit voor een competitief voordeel gezorgd.

De industriële wereld daarentegen moet steeds meer besparen en grondstoffen worden steeds duurder omdat wereldwijd gewoon meer industriële bedrijven dezelfde grondstoffen najagen. Zonder hogere productiviteit en zonder efficiënter werken moet de Europese industrie op staatssteun rekenen om te concurreren met lageloonlanden zonder allerhande groene regelgeving.

De veronderstelling dat de Green Deal een aantrekkelijk investeringsklimaat zal opleveren is wensdenken. Niets wijst erop dat de rest van de wereld het Europese voorbeeld zal volgen. Om te beginnen al zeker het Verenigd Koninkrijk niet. Bovendien zal Europa het risico lopen keihard geconfronteerd te worden met de wet van de remmende voorsprong. Indien China, Brazilië en de Verenigde Staten pas veel later dezelfde ambitieuze groene doelstellingen opleggen, dan zullen ze niet hetzelfde leergeld betalen als de Europese industrie. Hoe zwaarder en sneller de investeringen om de Green Deal te realiseren, des te groter het concurrentievoordeel voor andere industriële staten.

Investeringsklimaat 

Bovendien wijst niks erop dat de Green Deal aantrekkelijk wordt voor investeerders. Torenhoge investeringen, zware technologische ontwikkelingen, duurdere energiekosten door klimaatpolitiek en loodzware implementaties van al die zogenaamde groene shifts schrikken af. Daar moet niemand flauw over doen. Tel daarbij de omscholing van de arbeiders en eventuele perverse effecten omdat teveel tegelijk veranderd wordt en weinigen zullen de beurs opentrekken.

Als de financiële sector niet volgt dan komt die groene transformatie er nooit. Investeerders en financiers kijken vooral naar hun rendement wat heel normaal en legitiem is. Pensioenfondsen moeten nu eenmaal rendement draaien om aan hun verplichtingen te voldoen. Banken zijn ook geen liefdadigheidsinstellingen. Aandeelhouders zijn niet noodzakelijk speculanten.

Milieutaksen

Al zwaait Europa nog zo hard met milieutaksen om de concurrentie evenwichtiger te maken, dit zal enkel tot handelsoorlogen leiden en uiteindelijk meer de Europese export schaden dan de binnenlandse productie beschermen. De Europese Unie wordt misschien klimaatneutraal, maar dan vooral omdat de schoorsteen niet meer zal roken. Europese bedrijven zullen hun marktleiderschap zien wegsmelten voor de zon, terwijl de concurrentie al die zorgen niet kent.

Dit evenwicht moet in een Europese industriële strategie behouden worden. Het belang van de Europese industrie dient het hoofddoel te blijven, anders is het geen industriële strategie. De grootste zorgen die Kredler heeft zijn de kosten van de regelgeving (regulatory cost) en die zijn compleet afhankelijk van de beleidsmakers. Die kosten zijn een grote onbekende. Zonder een idee van de impact op de industrie is de implementatie van de Green Deal als koorddansen met een blinddoek. Uiteraard zullen tal van consultants grof verdienen aan die nieuwe regelgeving, maar uiteindelijk betaalt de industrie en dus de consument de rekening. Het vermijden van kosten veroorzaakt door regelneverij levert een win-winsituatie op voor de beleidsmakers en de bedrijven.

Of de wil aanwezig is om de kosten van de Green Deal vooraf te becijferen en een industriële strategie te ontwikkelen die geen concurrentienadelen oplevert valt te betwijfelen. Nochtans hangt het succes van de Green Deal volkomen af van het succes van de EU Industrial Strategy. Niet andersom. De samenstelling van de High Level Industrial Roundtable laat echter het ergste vermoeden.

Lode Goukens is master in de journalistiek. Zijn masterproef behandelde de journalistieke cartografie. Voordien was hij jaren beroepsjournalist en schrijver. Begonnen als officieel IBM multimedia developer in 1992 en één van de eerste professionele ontwikkelaars van DVD’s (dvd-authoring) schreef hij ook het eerste Belgische boek over het Internet in 1994. Hij behaalde ook al een master in de kunstwetenschappen en archeologie en een master filmstudies en visuele cultuur. Momenteel is hij bezig aan een master geschiedenis en een doctoraat.

Commentaren en reacties