Novalis en de politieke draagwijdte van de Romantiek
De romantische dichter Novalis kwam 250 jaar geleden ter wereld
foto ©
Novalis was een van de belangrijkste dichters van de romantiek. Zijn zoektocht naar ‘die blaue Blume’ inspireerde ook de Duitse jeugdbeweging .
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnement‘Waar er geen goden zijn, heersen spoken’, zo luidt de vertaling van een van de beroemdste zinnen die de romantische dichter Novalis neergepend heeft. Friedrich von Hardenberg (1772-1801), zoals Novalis in feite heette, zag vandaag, 2 mei, precies 250 jaar geleden, het levenslicht in het slot van Oberwiederstedt (in het Duitse Thüringen). In poëtische bewoordingen –‘Wo keine Götter sind, walten Gespenster’ – waarschuwde hij voor de gevaren die het verlies van het geloof in een transcendente macht met zich mee zou brengen. ‘Aberglauben’ [bijgeloof] zou in de plaats van de spirituele sfeer treden. De twintigste eeuw met zijn totalitaire ideologieën – fascisme en communisme als vormen van ‘Aberglauben’– lijken Novalis achteraf gelijk te geven. Ook het ‘zielloze’ leven in de postmoderne maatschappij verleidt vele mensen om zich over te geven aan de mooie woorden van wereldverbeteraars en pseudoreligieuze profeten allerhande.
Contacten
Novalis groeide op in een tijd waarin het politiek gefragmenteerde ‘Duitsland’ een grote culturele bloei beleefde. Hij was twee jaar jonger dan geestelijke groten als de dichter Friedrich Hölderlin, de filosoof G.W.F. Hegel en de componist Ludwig van Beethoven. Aan de universiteit van Jena – nog zo een belangrijk geestelijk centrum – studeerde hij rechten. Hij volgde er ook de hoorcolleges geschiedenis van de beroemde dichter en toneelschrijver Friedrich Schiller, met wie hij een goed persoonlijk contact sloot. En hij leerde een hele resem andere grote figuren als Goethe, Herder, Schelling en de gebroeders Schlegel kennen, allemaal dichters of denkers die de roem van het ‘klassieke Duitsland’ vestigden.
Na het afsluiten van zijn rechtenstudies in 1794 oefende Novalis enkele jaren een administratieve functie uit. In 1797 vatte hij de studie van de mijnbouwwetenschappen aan de Bergakademie van Freiberg (Sachsen) aan. Hij werkte daarna in de directie van een zoutmijn en hielp ook mee een bruinkoolgroeve te ontsluiten. Net geen 29 jaar jong overleed hij op 25 maart 1801 aan de gevolgen van tuberculose in Weißenfels, een middelgrote stad ten zuiden van Leipzig. Het huis waarin hij zijn laatste adem uitblies, herbergt naast de stadsbibliotheek ook een museum dat aan zijn dichterlijk oeuvre gewijd is.
Diepgang
Met zijn geologische bedrijvigheid werkte Novalis letterlijk in de diepte, en dat deed hij ook figuurlijk als dichter. De werken die hij de wereld toevertrouwde, verzinnebeelden nog altijd de diepgang van een van Duitslands grootste dichters. De Hymnen an die Nacht, een hoogtepunt van de vroege romantiek, vertolken het geloof dat de mens na het geluk en de pijn van het aardse bestaan bevrijding vindt in de nacht en dat de dood het voorportaal van het eeuwige leven is.
Het dichtwerk met zijn romantische fascinatie voor de nacht weerspiegelt ook de smart die het overlijden van zijn piepjonge verloofde Sophie von Kühn (1782-1797) de dichter bezorgde. Of zoals het bij hem klikt: ‘Einst da ich bittre Tränen vergoß, da in Schmerz aufgelöst meine Hoffnung zerrann …‘ [‘Ooit toen ik bittere tranen plengde, daar in smart opgelost mijn hoop verzwond’].
Blauwe Bloem
Novalis was de eerste om in het romanfragment Heinrich von Ofterdingen over een zanger uit de 13de eeuw hét symbool van de romantiek – die blaue Blume – dichterlijk aan te wenden. In het begin laat hij de jonge Heinrich zijn verlangen naar de blauwe bloem als symbool van liefde, verlangen en het oneindige uitspreken met de woorden ‘die blaue Blume sehn’ ich mich zu erblicken’ [‘de blauwe bloem verlang ik te ontwaren]. De in 1896 opgerichte jeugdbeweging ‘Wandervogel’ zou trouwens in de traditie van de Duitse romantiek staan.
In het lied Wir wollen zu Land ausfahren (1913) verklankte ze haar verlangen om ‘die Blume zu gewinnen’ door de wereld in te trekken. ‘Wer die blaue Blume will finden, der muß ein Wandervogel sein‘, zo luidt de laatste zin ervan. Het lied over de blauwe bloem inspireerde ook Eberhard Koebel (1907-1955), een van de meest raadselachtige leiders uit de Duitse jeugdbewegingsscene in de jaren ’20, begin jaren ’30 van vorige eeuw. Hij zou in conflict komen met de gezagsdragers van zowel de Hitlerjugend (HJ) als later de Freie Deutsche Jugend (FDJ) van de DDR. Eckard Holler schreef een boeiende biografie over Koebel onder de titel Auf der Suche nach der Blauen Blume. Die großen Umwege des legendären Jugendführers Eberhard K (LIT Verlag, Berlin 2020).
Politieke draagwijdte
Zoals dit voorbeeld aantoont, had de romantiek ook een politieke draagwijdte. Novalis schuwde het debat over de politieke actualiteit niet. De Franse Revolutie had het aangezicht veranderd van het Europa waarin hij leefde en werkte. Novalis ontvouwde zijn opvattingen hierover in de redevoering Europa tijdens een bijeenkomst van de vriendenkring van vroegromantische dichters in Jena in november 1799. Ze verscheen na zijn dood onder de titel Die Christenheit oder Europa. Ein Fragment.
Novalis sprak zich uit voor een nieuwe christenheid in een Europa dat verenigd zou zijn in een universele gemeenschap. De middeleeuwen worden – zoals het voor een romanticus hoort – geromantiseerd: ‘Es waren schöne glänzende Zeiten, wo Europa ein christliches Land war’. De boven geciteerde zin ‘Wo keine Götter sind, walten Gespenster‘ stamt uit deze ‘Europarede‘.
Waarachtig
De literatuurwetenschapper Georg Lukács prees de jong gestorven dichter: ‘Novalis ist der einzige wahrhafte Dichter der romantischen Schule, nur in ihm ist die ganze Seele der Romantik Lied geworden.‘ [‘Novalis is de enige waarachtige dichter van de romantische school; enkel in hem is de hele ziel van de romantiek lied geworden.’]
Dirk Rochtus (1961) is hoofddocent internationale politiek en Duitse geschiedenis aan de KU Leuven/Campus Antwerpen. Hij is voorzitter van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN). Zijn onderzoek gaat vooral over Duitsland, Turkije, en vraagstukken van nationalisme.
Een volledige ambtstermijn zat er niet in voor de SPD’ers Brandt, Schmidt, Schröder en nu Scholz.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.