JavaScript is required for this website to work.
Terug naar Oekraïne

Oksana Romaliiska: ‘Ik wilde gewoon weer naar huis’

NieuwsArdy Beld23/2/2024Leestijd 8 minuten
Ondanks de oorlog keerde Oksana Romaliiska vrijwillig terug vanuit Nederland
naar Oekraïne.

Ondanks de oorlog keerde Oksana Romaliiska vrijwillig terug vanuit Nederland naar Oekraïne.

foto © OR

Door de Russische invasie kwamen vele Oekraïners naar België en Nederland. Maar voor hoe lang? Oksana keerde vrijwillig terug naar haar land.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Morgen, 24 februari is het precies twee jaar geleden dat Russische troepen Oekraïne binnen vielen. België herbergt officieel 73.000 en Nederland 143.000 vluchtelingen uit Oekraïne. De mogelijkheid voor Oekraïense burgers om langer dan 90 dagen in de EU te blijven, te werken en overheidssteun te ontvangen is verlengd tot maart 2025. Toch klinkt her en der, ook in de politiek, al de vraag wanneer en of ze beter terugkeren. Sommige Oekraïners doen dat al. Zoals Oksana. 

Een derde van de Oekraïense bevolking sloeg op de vlucht voor het oorlogsgeweld. Een deel zocht zijn toevlucht in veiliger regio’s in eigen land. Een ander deel stak de grens over. Naar schatting vier miljoen vluchtelingen uit de voormalige Sovjetrepubliek maken momenteel gebruik van de tijdelijke bescherming in de Europese Unie.

Het aantal bombardementen en drone-aanvallen op Oekraïense steden en dorpen is sinds de invasie niet verminderd. Desondanks zijn er vluchtelingen die terugkeren naar hun door oorlog geteisterde land. Een van hen is de neuroloog Oksana Romaliiska. Ze vluchtte met haar zesjarige dochtertje Dasja naar Nederland. Ze verbleven er bijna anderhalf jaar bij een gastgezin. In juli 2023 keerden moeder en dochter terug naar hun huis in Koesjoehoem, een voorstadje van Zaporozje niet ver van het front.

Hoe beleefde je de invasie twee jaar geleden?  

‘Op 24 februari in de vroege ochtend belde mijn moeder en waarschuwde me Dasja niet naar de kleuterschool te brengen. Ik vroeg: “Waarom niet?” Ze antwoordde: “Omdat de oorlog is uitgebroken.” Ik dacht dat ze wrange grappen maakte. Toen zette ik de televisie aan. En inderdaad: een grootscheepse aanval op Kiev, Russische troepen bombardeerden ons land. Dasja liet ik thuis. Wel besloot ik zelf naar mijn werk te gaan, ik ben tenslotte arts. In het ziekenhuis in Zaporozje zei de directie ons gewoon verder te werken. Niet van de directie kwam het initiatief om van fysiologische oplossingen voor het infuus molotovcocktails te maken. Die gaven we mee aan iemand die ervoor zorgde dat ze terechtkwamen waar ze het beste gebruikt konden worden.’

Waarom besloot je te vertrekken?

‘Ik kreeg paniekaanvallen. Wij wonen in een alleenstaand huis. Er werd voortdurend heen en weer gevlogen. Telkens als ik een vliegtuig hoorde, dacht ik: “Nu laten ze een bom vallen.” Vanuit de kinderkamer kon ik de bezetting van het plaatsje Vasiljevka zien. Alles aan de horizon stond in lichterlaaie. Toen werd ik echt bang en besloot ik met mijn dochter naar een tante te gaan die op het platteland woont. Het probleem was alleen dat het heel lastig was van daaruit op mijn werk te komen.’

En je man ging niet mee?

‘Nee, hij zei dat ze hem niet bang genoeg hadden gemaakt. Hij wilde in ons huis blijven. Maar we besloten dat het wel verstandig zou zijn als ik met Dasja het land zou verlaten. Zaporozje werd toen zwaar onder vuur genomen. Toen kreeg ik een telefoontje van een vriendin die me vroeg om met haar mee te gaan naar Warschau. De evacuatietrein vertrok dezelfde dag nog naar Lvov.’

En die moest van tevoren worden gereserveerd?

‘Nee, iedereen ging op goed geluk. We kenden iemand van de spoorwegen waardoor we eerder naar binnen mochten. Uiteindelijk zaten we met dertien vrouwen, kinderen en een Franse buldog in een coupé voor vier. Dat viel nog mee. Bij andere gelegenheden werden de treinen bestormd. Een nicht vertelde me dat ze haar kinderen bijna vertrapt hadden in de menigte. Onze trein was natuurlijk ook overvol. Mensen zaten in de gangen op hun koffers, met katten, honden, cavia’s. Het was vreselijk benauwd. De conductrices deelden flesjes water uit en op stations kregen we zelfs eten toegestopt van mensen. In Lvov werden we opgehaald door kennissen van mijn vriendin. Bij hen konden we douchen en wat eten. Daarna brachten ze ons met de auto naar de grens. Dat ging heel snel. In Polen werden we hartelijk welkom geheten. De kinderen kregen pakjes sap en fruit. Mijn vriendin had een adres waar ze met haar kinderen naartoe ging. Zo bleef ik met Dasja alleen achter. En toen wist ik écht niet meer wat te doen. (lacht)

Maar er werd iets geregeld?

‘Na een nacht in een niet al te frisse opvanglocatie brachten Poolse vrijwilligers ons uiteindelijk naar Oświęcim. We zouden eerst naar Katowice gaan, maar dat zat al compleet vol met Oekraïners. In een hotel in de stad was een hele etage gereserveerd voor vluchtelingen uit Oekraïne. Eerst was alles in orde, totdat Dasja een darmontsteking kreeg. Ik ging met haar naar een dokter die medicijnen gaf. Snel ging het weer beter met haar. Ze had waarschijnlijk iets opgelopen in die opvang aan de grens.’

Waarom heb je destijds voor Nederland gekozen?

‘Ik was naarstig op zoek naar een plek waar we naartoe konden, want in het hotel in Oświęcim mochten we maar tien dagen blijven. Een vriendin schreef me dat ze in Nederland was aangekomen en adviseerde na te komen. Via haar kwamen we te weten dat een Nederlandse christelijke organisatie twee bussen had gekocht en van Krakau naar Amsterdam reed om vluchtelingen op te halen. Zo gingen we naar Krakau en van daaruit naar de Nederlandse hoofdstad. Daar werden we afgehaald door een Nederlandse vrijwilliger die getrouwd is met een Oekraïense. Ze gaven ons te eten en we konden er douchen. Ik zei: “Breng me alsjeblieft verder, anders ga ik hier niet meer weg.” (lacht) Daarop brachten ze ons naar een gastgezin in Oosterbeek, een stadje bij Arnhem.’

Hoe werd je daar opgenomen?

‘Het was geweldig. Ik ben Karien en Willem nog altijd vreselijk dankbaar. Voor mij zijn ze heilig. Een Nederlandse familie met drie kinderen in de pubertijd. Ze hadden voor ons een huisje in de tuin met twee kamers, een eigen keukentje, douche en toilet. Er stond een kacheltje. Alles wat we nodig hadden was aanwezig. Ik zei dat ik dol was op koffie en de volgende dag bracht Karien me al een koffiezetapparaat. Uiteindelijk hebben we daar een jaar en vier maanden gewoond.’

En het gastgezin had daarvoor geen enkele band met Oekraïne?

‘Nee, ze wilden gewoon iets doen zodra ze over de oorlog hoorden. Ze vroegen een buurvrouw die een activiste voor van alles en nog wat is. Ze doet mee aan allerlei acties, voor het milieu en een betere wereld, een soort van bio-patriot. (lacht) Via haar kwam ik met het gastgezin in contact.’

En wat deed je de eerste dagen?

‘Dasja kon al direct naar school. Ikzelf was de eerste dagen vooral overweldigd. Toen vroeg ik Karien waar ik tourniquets zou kunnen kopen. Ze vroeg of ik dat voor mezelf nodig had. Ik moest lachen en vertelde haar dat een tourniquet een knelverband is. Om verbloeding te voorkomen bij soldaten die ledematen hebben verloren. Ik wilde die inkopen voor het Oekraïense leger. Zo kwamen we op mijn werk als neuroloog. Karien vertelde dat er een centrum voor behandeling van Parkinson is in het Radboudziekenhuis in Nijmegen.’

In het Radboudziekenhuis in Nijmegen werkte ik samen met twee professoren aan een wetenschappelijke studie

‘Professor Sebastiaan Bloem werkt daar. Ik ken zijn werk maar al te goed, dus dat was een mooie opsteker. Karien bracht me via een vriendin in contact met hem. Ik kan je zeggen dat Oekraïense professoren heel anders zijn dan Nederlandse. Professor Bloem zei direct: “Noem me maar gewoon Bas.” Dat was best schokkend. Als een Oekraïense professor me zou zeggen: “Noem me maar gewoon Alex”, dan zou ik denken dat er iets niet in de haak was. (lacht) Bas stelde me voor aan een studie over pijn bij de ziekte van Parkinson te werken. Ik kreeg een plekje in het onderzoekscentrum van zijn afdeling en mocht zelf uitkiezen op welke dagen ik wilde komen. Daar werkte ik samen met twee professoren aan een wetenschappelijke studie.’

En dat was betaald werk?     

‘Ik kreeg een onkostenvergoeding voor het openbaar vervoer. Na verloop van tijd werkte ik nog aan een vergelijkbare studie met twee andere professoren. Daarna stelde Bas voor een beurs aan te vragen bij een internationale vakorganisatie. Dat duurde nogal. Maar die organisatie ging overstag en we kwamen overeen dat ik een beurs zou krijgen tot augustus 2023.’

En hoe liep het af met die drukverbanden?

‘Daarvoor vond ik uiteindelijk de stichting Artsenhulp, een groep artsen uit Haarlem die medicamenten en medische apparatuur voor Oekraïne inzamelen. Via hen kwam ik in contact met de Stichting Vluchteling in Den Haag. Voor hen ging ik drie dagen in de week aan de slag en kreeg dat vanaf januari 2023 ook betaald. En daarnaast had ik dus mijn twee dagen wetenschappelijk werk in Radboud.’

Maar jullie kregen ook steun van de overheid?

‘We kregen met ons tweeën 680 euro per maand. We leefden spaarzaam en stelden geen hoge eisen, dus eigenlijk was dat bedrag voldoende. Willem is eigenaar van twee tweedehandskleding-zaken, dus wat kleren betreft kregen we veel voor niets. Hij zei: “Kies maar uit wat jullie nodig hebben om gelukkig te zijn.” Ik had mijn laptop meegenomen, dus ook dat had ik niet nodig. En huur hoefden we niet te betalen.’

Ging je om met andere Oekraïners?

‘Jazeker, er waren in totaal vijf Oekraïense families in Oosterbeek. Een paar kinderen zaten bij Dasja in de klas, dus we gingen sowieso veel om met elkaar. Maar ze zijn bijna allemaal weer teruggegaan. Het grootse euvel was altijd als het gastgezin en de gast een keuken moesten delen. Dan waren problemen voorgeprogrammeerd. (lacht)’

Hoe beleefde je dochtertje de school in Nederland?

‘In maart kwam Dasja in een speciale klas voor vluchtelingen met vijf andere Oekraïense kinderen die ze al kende. Er werd lesgegeven door een Nederlandse onderwijzeres die al met pensioen was, maar weer was opgetrommeld. Na de krokusvakantie werden de kinderen in Nederlandse klassen geïntegreerd. Dasja noemde het een “kinderschool”, ze snapte niet wat het verschil was met een kleuterschool, omdat ze volgens haar alleen tekenfilms keken en speelden. Ze vond het soms leuk en soms minder.’

‘Met het Nederlands boekte ze nauwelijks vooruitgang, omdat ze vooral met haar landgenootjes speelde. Als ze verstoppertje speelde met een buurjongen, dan moesten er twee volwassenen bij zijn om te vertalen. Na de zomervakantie ging ze naar een andere school en kwam terecht in een zogenaamde voorbereidingsklas. In die klas waren twee Nederlandse leraren en een Oekraïense kracht ter ondersteuning. Die school vond ze een stuk interessanter, vooral toen er nog een meisje uit de Krim bijkwam. Uiteindelijk ging het ook heel goed op school. Voor Dasja was het vooral een drama toen ze afscheid moest nemen van haar vriendinnetjes.’

Wat deed je besluiten terug te keren?

‘Mijn vader was in juli 2023 overleden. Hij had problemen met zijn hart. En de voornaamste reden was dat ik gewoon terug wilde naar mijn man. Ik wilde weer naar huis.’

Zijn er nog altijd bombardementen?

‘De artillerie staat vijfentwintig kilometer verderop. Niet de onze. Ze schieten in het wilde weg. Driehonderd meter van ons werd een huis weggevaagd door een raket. Die buurvrouw was op slag dood. Een ander huis werd eveneens geraakt. De helft van het huis was weg, maar er vielen gelukkig geen doden. Er hangt voortdurend een geluid in de lucht alsof het onweert. Ook drones zijn er veel. Als we langs de rivier wandelen zien we vaak een zwarte stip die zich een weg baant naar de stad. In de nacht voor mijn verjaardag hoorde ik een enorme knal. Ik keek op Telegram en las: “Een vliegtuigbom op het stadion in Zaporozje.” Toen draaide ik me weer om en sliep verder.’

Is het mogelijk om daaraan te wennen?

‘Nee, wennen gaat niet, maar je kunt je eraan aanpassen.’

Ben je blij weer terug te zijn in Oekraïne?

‘Ja, hier is mijn thuis. Hier ken ik alles. Na Nederland moest ik wel een beetje wennen. Daar was alles perfect geregeld. Er heerste orde. Alleen al onze wegen waarvan de meeste zonder markeringen zijn… Maar na een tijdje wist ik het weer. Dan scheld je op de andere weggebruiker die te veel plek inneemt en rijd je weer vrolijk verder. Na mijn terugkeer wist ik zeker dat ik liever een stukje Nederland naar hier breng, dan dat ik daar wilde blijven.’

En Dasja?

‘Ze mist Katrien en Willem. En haar vriendinnetjes van school. Maar ze wil alleen naar Nederland met vakantie, niet om te blijven. Hier is haar papa, hier zijn haar opa en oma. Hier is haar kat.’

Kon je weer bij je vroegere werkgever aan de slag?

‘Nee, een van de twee klinieken waar ik werkte, is nu zelfs gesloten. De Zwitserse hoofdleverancier deelde de leiding officieel mee dat ze ervan uitgaan dat Zaporozje binnenkort door de Russen wordt bezet. Daarom willen ze niets meer leveren. Ik heb een andere kliniek in Zaporozje gevonden die juist aan het uitbreiden is. Ook werk ik nog steeds voor de Stichting Vluchteling. Ik organiseer de import van medische apparatuur.’

Veel Oekraïners hebben begrepen dat ze niet echt konden integreren in Nederland, België, Duitsland, Spanje of Frankrijk

‘Dat is ook de tweedeling in onze maatschappij. De helft ziet de toekomst pessimistisch, de andere helft optimistisch. Veel Oekraïners hebben begrepen dat ze niet echt konden integreren in Nederland, België, Duitsland, Spanje of Frankrijk. Vooral over de gezondheidszorg in het Westen werd geklaagd. Daar krijg je hoogstens een aspirientje, bij ons een complete behandeling. Velen komen daarvoor terug naar Oekraïne.’

Dat lijkt me een soort toerisme dat niet zo goed is voor de acceptatie van Oekraïense vluchtelingen onder de bevolking…

‘Ja, dat is een paradox, natuurlijk. Ook onder de vluchtelingen is er een tweedeling. Er zijn mensen die echt alles hebben verloren, hun huis, hun bezittingen. Dat zijn echte vluchtelingen. Mensen die een heel nieuw bestaan moeten opbouwen, maar bereid zijn daarvoor te werken. Wij hadden het geluk dat ons huis er nog staat, daardoor was de vlucht alleen een tijdelijke noodzaak. Uiteindelijk was ik ook niet bereid geweest om nog eens helemaal opnieuw te beginnen. Aan de andere kant zijn er mensen die in Oekraïne niets hadden. Voor hen bood de oorlog een welkome kans om eindelijk naar het Westen te kunnen gaan. Ze hebben inmiddels begrepen dat ze leuk rond kunnen komen in Nederland of een ander EU-land: een beetje overheidssteun, een beetje werken. En voor vakantie of een goede medische behandeling gaan ze naar Oekraïne. Zulke vluchtelingen zijn er helaas ook.’

Ardy Beld is vertaler Russisch en Duits en woonde enkele jaren in Moskou. Hij werkt als freelance journalist en auteur.

Commentaren en reacties