JavaScript is required for this website to work.
Politiek

De a priori onverdraagzaamheid van links

Kanttekening bij het eredoctoraat van Hernando de Soto

Philippe Clerick31/3/2018Leestijd 5 minuten

Onverdraagzaamheid op Links

Onverdraagzaamheid op Links

foto © Reporters

Een bezinning over de oorzaken van de linkse onverdraagzaamheid. Ligt het aan een overdosis idealisme en moralisme? Leeft links meer in een informatiebubbel dan rechts? Kan links zich inleven in rechtse waarden?

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

De onverdraagzaamheid van links is groter dan die van rechts. Waar ter rechterzijde eerder minachtend wordt gedaan over links, kan links het zelden laten om op morele gronden rechtse activiteiten en mensen te verbieden. Een a priori-benadering door Philippe Clerick met aan het einde een interessante conclusie.

Onverdraagzaamheid aan de linkerkant

In de politiek van vandaag is links, geloof ik, onverdraagzamer dan rechts. Ach, zo heeft iedereen wel wat. Misschien is rechts wel banger, of ongevoeliger, of hoogmoediger. Maar die onverdraagzaamheid, die zit meer aan de linkerkant. Thomas Sowell vertelt in zijn memoires dat een linkse vriend met hem brak omdat hij zelf, Sowell dus, rechtse opvattingen ontwikkelde. Zelf had Sowell nooit zo’n breuk overwogen. In Duitsland rijst protest als een rechtse uitgever een boekenstandje neerzet op de beurs van Leipzig of Frankfurt. Over linkse boekenkramen maakt niemand zich druk. Op universitaire campussen in Amerika bestormt radicaallinks de podia om rechtse sprekers te verjagen. Zelf kunnen ze met hun vriendjes zogenaamde safe-spaces inrichten zonder dat iemand die onnozele vrijetijdsbesteding komt verstoren.

Petitie tegen een eredoctoraat

Of neem een voorbeeld van bij ons. Laatst was een en ander te doen rond de eredoctoraten van de Gentse universiteit. De faculteit Recht en Criminologie had de Peruaanse econoom Hernando de Soto voorgedragen als kandidaat, een man die al jaren ijvert voor meer eigendomsrechten voor de allerarmsten in zijn land en in de wereld. Die allerarmsten kunnen wel overleven, zegt De Soto, dankzij een halflegale economie, maar ze bezitten geen wettelijke bewijzen dat hun grond, hun hut, hun werktuigen, hun brommer of hun vierdehandse auto wel degelijk van hen zijn. Daardoor hebben ze geen zekerheid, kunnen ze niet lenen, kunnen ze niet investeren en kunnen ze niet vooruitkomen. Als ze die wettelijke bewijzen willen verkrijgen, moeten zij een jarenlange tocht ondernemen door slecht verlichte bureaucratische gangen met meer achterpoortjes dan voordeuren. De Soto adviseert regeringen om daar verandering in te brengen.

Moet een ontwikkelingseconoom links zijn?

Toen het voorgestelde eredoctoraat van De Soto bekend raakte, stelde een aantal linkse studenten en academici een petitie op om de intrekking van die kandidatuur te verkrijgen. Hoezo? Mocht de econoom dan niet opkomen voor de arme mensen in de Derde Wereld? Dat wel, maar zijn oplossingen waren rechts en verkeerd. Hij kwam op voor individuele eigendomsrechten, in plaats van collectieve, zijn recepten werkten niet altijd en op alle plaatsen even goed, en, als je eenmaal eigendom had, kon je die ook weer verliezen als je te veel schulden maakte. Ook hield De Soto te weinig rekening met duurzaamheid en milieu.* Goed, dacht ik, ik heb het begrepen. Die linksen denken over al die zaken anders dan De Soto. Maar moeten volgens hen dan alleen linkse ontwikkelingseconomen een eredoctoraat krijgen? Ik vond dat erg bekrompen. En waar ik ondertussen niets over hoorde was het eredoctoraat dat dezelfde universiteit op dezelfde dag zou uitreiken aan de Zweedse klimaatalarmist Johan Rockström. Ik heb van mijn rechtse en minder rechtse klimaatsceptische vrienden niet de kleinste petitie voorgelegd gekregen tegen die kandidatuur. Ik zou ze ook niet ondertekend hebben.

Minder vrienden

Ik geef toe, een verbroken vriendschap, een aangevochten boekenstandje, enkele groepen radicaallinkse studenten, een bekrompen petitie tegen een eredoctoraat, het bewijst allemaal niet veel. Misschien hebben rechtse mensen wel andere onverdraagzame praktijken. Misschien hebben zij minder vrienden. Misschien zweren ze samen met de grote uitgevers om linkse boeken van de markt te houden. Misschien proberen ze universiteitsrectoren tussen een hap kaviaar en een slok champagne te overtuigen om linkse docenten en studenten de laan uit te sturen. Dat is allemaal moeilijk in te schatten, vooral als die pogingen niet succesvol zijn.

Scheldwoorden tellen

Om de onverdraagzaamheid ernstig te onderzoeken is het niet genoeg om te tellen hoe vaak de kreet ‘achterlijke socialist’ of ‘extreemrechtse N-VA’er’ op Facebook voorkomt. Je zou eigenlijk een groep van, zeg, duizend mensen een vragenlijst moeten voorleggen. Die groep zou mensen moeten bevatten van alle leeftijden en niveaus van opleiding, en van alle soorten herkomst en afkomst. En ze zouden van een hele reeks uitspraken moeten aangeven, op een schaal van 1 tot 5, of ze ermee akkoord gaan of niet. Zo zou je te weten komen wie rechts is en wie links, en wie een beetje rechts is en wie een beetje links** – op voorwaarde natuurlijk dat je als onderzoeker zelf eerst weet wat die begrippen betekenen. En daarna zouden dezelfde mensen met een tweede reeks vragen, met alweer geschaalde antwoordmogelijkheden, over hun verdraagzaamheid aan de tand worden gevoeld. Ik zou aan zo’n onderzoek niet willen deelnemen, en ik zou het ook niet willen uitvoeren. En mocht het al gedaan zijn, ik zou het misschien niet eens lezen. Je zou er niet uit leren wie gelijk heeft, links of rechts, en dat verdraagzaamheid beter is dan onverdraagzaamheid weten we ook zonder onderzoek.

Idealisme en realisme

Leuker vind ik het om de zaak a priori te bekijken. Even afgezien van de feitelijke toestand, stel ik mij de vraag: zijn er redenen waarom linkse mensen gemiddeld onverdraagzamer moeten zijn dan rechtse mensen? Ik geloof het wel. Ten eerste is links idealistischer en meer geïnteresseerd in de wereld zoals hij zou moeten zijn, en rechts realistischer en meer geïnteresseerd in de wereld zoals hij is. Het ligt in de natuur der dingen dat een realist minachtend het hoofd schudt over de dromer, terwijl de idealist boos wordt op de hufter die de mooie droom verstoort. Boosheid zal, geloof ik, sneller tot onverdraagzaamheid leiden dan minachting.

Politiek is moraal

Daarmee verwant is de linkse neiging om politiek met moraal gelijk te stellen. Politiek zonder morele basis en zonder morele doelstellingen is waardeloos, maar linksen gaan een stapje verder. Ze geloven dat een politiek beleid moet worden afgestemd op goede bedoelingen, hun goede bedoelingen, en als tegenstanders bezwaren maken tegen dat beleid, verdenken ze die tegenstanders dan maar meteen van het tegenovergestelde, dat wil zeggen van kwade bedoelingen. Tegen lieden met kwade bedoelingen, zo redeneren ze verder, is verdraagzaamheid ongepast.***

Opiniebubbel

Vervolgens leven linksen meer, of iets meer, in een opiniebubbel dan rechtsen. Opiniemakers zijn in het huidige tijdsgewricht eerder links, zoals ordehandhavers wellicht eerder rechts zijn. Die linkse opiniemakers creëren een kunstmatige consensus, een blue pill-wereld waarin afwijkende stemmen – rechtse stemmen dus – als onaangename, vreemde, dissonante klanken worden waargenomen. Het is het soort wereld waarin de filmcritica Pauline Kael woonde, die ‘niemand kende die voor Nixon gestemd had’. Een rechtse ziel vindt van zijn kant de linkse stemmen in de media ook onaangenaam, erg onaangenaam zelfs, maar ze zijn ten minste niet onbekend of vreemd of dissonant.

Eén morele waarde of meerdere?

Ten slotte, en hier zou ik zelf nooit zijn opgekomen, blijken rechtse mensen, of althans conservatieven, met meer verschillende morele waarden rekening te houden dan linksen. Jonathan Haidt heeft ontdekt dat linksen geneigd zijn alle morele waarden herleiden tot één waarde: het zorgzaam omspringen met elkaar. Dat is de waarde die Jezus van Nazareth heeft samengevat in de slagzin ‘gij zult uw naaste beminnen als uzelf’ en Schopenhauer in het minder ambitieuze ‘doe niemand kwaad’. Rechtsen daarentegen zijn ook wel gevoelig voor die zorgzaamheid, maar daarnaast zijn ze in gelijke mate gehecht aan gerechtigheid, trouw, gehoorzaamheid en zedelijkheid. Dat betekent dat een rechtse zak wel aanvoelt wat een linkse rakker met zijn zorgzaamheid bedoelt, maar dat een linkse rakker amper aanvoelt wat gerechtigheid, trouw, gehoorzaamheid en zedelijkheid ermee te maken hebben.

’t Is eigenlijk wel mooi, zo’n a priori-benadering. Maar of de conclusie van het onverdraagzame links en het verdraagzame rechts ook juist is, dat is een andere vraag. Iemand zou het eens moeten uitzoeken. Met een vragenlijst aan duizend mensen of zo.

 

* De Soto werd ook beschuldigd van samenwerking met de Fujimori-dictatuur in Peru, terwijl hij juist ontslag nam als regeringsadviseur toen Fujimori zijn staatsgreep pleegde.

** Je zou de cesuur dan mooi in het midden van de groep moeten plaatsen, en aan de twee kanten ervan een gelijk percentage voorzien voor de gematigde en de extreme fractie.

***Jurgen Ceder formuleerde die gedachte lichtjes anders: ‘Links wil goed lijken. Rechts wil gelijk hebben. Wanneer je denkt dat iemand anders’ opvattingen gebaseerd zijn op verkeerde feitelijke inzichten kan je dat ergeren, maar hoeft dat niet tot persoonlijke vijandelijkheid te leiden. Wanneer je er echter van overtuigd bent dat zijn andere politieke opvattingen het gevolg zijn van boosaardigheid, dan is het gemakkelijker hem te demoniseren en geen enkele verdraagzaamheid meer op te brengen.’

Philippe Clerick (1955) studeerde romanistiek en germanistiek en is leraar Nederlands. Politiek ongebonden na een extreemlinkse jeugd. Hij houdt een Clericks weblog bij van wat hem te binnen valt over Karl Marx, Tussy Marx en Groucho Marx. En al de rest.

Meer van Philippe Clerick
Commentaren en reacties