Opgelet: neervallende brokstukken
De justitiële ruïnes van een staat in ontbinding
foto © VRT Nieuwsdienst
‘Al dertig jaar kom ik naar het paleis en neem het risico’: zo omschrijft Luc Hennart, [https://www.facebook.com/TerzakeTV/videos/232743924084453/] voorzitter van de Franstalige Brussels rechtbank van eerste aanleg, zijn toewijding als magistraat, werkzaam in het Brussels justitiepaleis. Het Nederfrans accent vanachter zijn strikje versterkt nog de dramatische boog in zijn korte uiteenzetting, waarin we vernemen hoe grote brokstukken van de gevel rakelings …
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnement‘Al dertig jaar kom ik naar het paleis en neem het risico’: zo omschrijft Luc Hennart, voorzitter van de Franstalige Brussels rechtbank van eerste aanleg, zijn toewijding als magistraat, werkzaam in het Brussels justitiepaleis. Het Nederfrans accent vanachter zijn strikje versterkt nog de dramatische boog in zijn korte uiteenzetting, waarin we vernemen hoe grote brokstukken van de gevel rakelings naast hem passeren, vloeren eensklaps inzakken, terwijl, –dat weet ik uit andere Hennart-interviews–, sluimerende dossiers zich door het vocht voorgoed onttrekken aan lectuur, waarna ze simpelweg verbrand worden. Champagne in de criminele milieus. Het is o.m. in deze kelders dat de dossiers van de Bende van Nijvel liggen opgestapeld.
De trage ineenstorting van het door de megalomane Joseph Poelaert bedachte 19de eeuwse gerechtsgebouw kunnen we vandaag zien als metafoor voor een staat in ontbinding, het symbool van een afkalvende rechtstaat, een ruimtelijke impressie van het Belgisch labyrint, maar ook als kunstwerk en zelfs tableau-vivant met personages die zich letterlijk blootstellen aan architecturale meteorieten.
Want dat is het merkwaardige: Hennart klaagt, maar etaleert ook zijn moed en toewijding, waarbij men haast vermoedt dat hij houdt van deze ruïne en haar gevarenzones. Men weet dat het gebouw zijn doodstrijd voert en de stervensbegeleiding is opvallend sereen, om niet te zeggen devoot. Schoonheid en vergankelijkheid, het zijn twee componenten van één tragiek. Niet te verbazen ook dat Adolf Hitler een grote fan van het gebouw was, en zijn architect dringend aanmaande om zich door Poelaerts paleis te laten inspireren. Onder het Nietzscheaanse motto dat alles sowieso kapot moet (‘Alles ist wert, daß es zugrunde geht’). De renovatiewerken (metafoor voor de staatshervormingen?) geraken nooit voltooid, de stutstellingen zijn een deel van het gebouw geworden. Op die manier kan het gebouw zeker nog een eeuw mee, evenals het land waarin het is neergepoot.
‘Schieven Arsjitek’
Mijn stoute hypothese is overigens dat architecten veel boosaardiger zijn dan wij in onze naïviteit vermoeden. Ze calculeren de ontbinding wel degelijk in, en creëren onder het mom van eeuwige stabiliteit een construct met een houdbaarheidsdatum, waarna de ruïnering liefst zo traag mogelijk moet gebeuren, dus niet via een catastrofe zoals de brug in Genua. Daar ontstaan immers zware aansprakelijkheidsdiscussies.
Architect Victor Horta was alleszins onverbiddelijk in zijn oordeel over het Poelaertpaleis: ‘Cyclopische architectuur ontsproten aan de verbeelding van een dwerg, zonder kennis van de menselijke schaal’. Dat klopt. Maar het genie van Poelaert schuilt vooral in zijn vooruitziendheid en historisch inzicht. Nog duidelijker gezegd: Poelaert, de chou van Leopold I, wist dat het met die Belgische natie eigenlijk nooit goed zou komen. De Brusselaars die in de Marollen woonden, en uit hun wijk werden verjaagd om plaats te maken voor het onmogelijk gigantische construct, noemden hem de Schieven Arsjitek, nu de naam van een plaatselijk café. Poelaert won overigens de architectuurwedstrijd door zelf in de jury te gaan zitten: zo zat de corruptie, o ironie, al in de ingewanden van Vrouwe Justitia vóór de eerste steen werd gelegd.
De lamentabele rechtsgang in dit land, de proceduretechnieken op maat van zware criminelen, de blunders allerhande, de krottige behuizing, het wegrottende papier, en last but not least de (opzettelijke?) onderfinanciering van het departement: alles wijst op ondergangsstemming terwijl het orkest blijft spelen, een Titanic-gebeuren maar dan veel trager.
En zo versmelten materiële ontbinding, nalatigheid, corruptie, een falend overheidsapparaat, met een bizarre vorm van zwarte humor binnen het establishment, die ik ook in de uiteenzetting van Luc Hennart aantref. Iedereen weet dat het ding op instorten staat, maar de wetten van de waarschijnlijkheid geven de magistraten de meeste kans dat ze ook echt het dak op hun hoofd krijgen. En raar maar waar, die kunnen leven met het risico. Deze kleine Götterdämmerung wordt door de onderdanen met veel leedvermaak gadegeslagen, en het maakt veel goed van hun eigen miserabel bestaan. Het is één van dé redenen waarom het Belgische wrak maar niet zinkt: de participatiegraad aan de decadentie is zeer hoog. Zelfs grote delen van het Vlaamse collectief bewustzijn zijn door deze krachtige meme aangetast.
De Schieven Arsjitek bezorgt ons kippenvel, leut, sensatie, boem paukenslag! Laat vallen wat valt (het woord decadentie komt overigens van het Latijnse cadere, vallen), de wet van Murphy triomfeert, en bukken is de boodschap. Ja, Poelaert heeft ons met een ongelooflijke grap opgezadeld, de Fiere Vlaamse Memen kunnen er nog een punt aan zuigen.
Categorieën |
---|
Johan Sanctorum (°1954) studeerde filosofie en kunstgeschiedenis aan de VUB. Achtereenvolgens docent filosofie, tijdschriftuitgever, theaterdramaturg, communicatieconsultant en auteur/columnist ontpopte hij zich tot een van de scherpste pennen in Vlaanderen en veel gevraagd lezinggever. Cultuur, politiek en media zijn de uitverkoren domeinen. Sanctorum schuwt de controverse niet. Humor, ironie en sarcasme zijn nooit ver weg.
Bij de docu-film van Jambers over BDW blijft de vraag hangen waar de N-VA als ‘republikeinse partij’ nu eigenlijk nog voor staat.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.