Opstoot islamextremisme in Indonesië
Presidentskandidaten Prabowo Subianto (l) en Joko Widodo (r)
foto © Reporters / Photoshot
Presidentsverkiezingen in Indonesië. Coöptatie van conservatieve moslims door kandidaten ondermijnt het seculier karakter van de archipel.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementVerkiezingskoorts in Indonesië zorgt voor een scherpe polarisatie onder toenemende druk van een kleine, maar agerende conservatieve islamitische minderheid op de twee presidentskandidaten: enerzijds, uittredend president Joko Widodo, die een tweede (en dus laatste) termijn van vijf jaar ambieert, en Prabowo Subianto, anderzijds, die in de verkiezingen van 2014 nipt verloor van Widodo.
Prabowo-aanhangers schilderen Widodo af als ‘anti-islam’ en als sympathisant van de verboden Indonesische Communistische Partij. Prabowo was de schoonzoon van de gewezen dictator Soeharto, die in 1965 aan de macht kwam met een bloedige militaire staatsgreep tegen de door de communisten gesteunde Soekarno. Hij is ook de vroegere commandant van de ‘Special Forces’ en behoort dus duidelijk tot het establishment dat moest inbinden na de val van Soeharto in 1998.
Van de vervolgens vijf democratisch verkozen opvolgers van Soeharto is Widodo de eerste buitenstaander die op geen enkele manier banden had met de politiek-economische elites. Hij werkte zich als kleine zelfstandige ondernemer autonoom op, eerst tot burgemeester van Solo en gedragen door de pluralistisch-progressieve PDI-P, tot gouverneur van Jakarta. Zich telkens onderscheidend door een bedrijfsmatige, resultaatgerichte aanpak, bestrijding van de corruptie, grote infrastructuurwerken en de versterking van de industriële capaciteit, bij een economische groei van 5%.
Widodo’s populariteit ging dan ook in stijgende lijn. Tot de plotse ommekeer van eind 2016, na twee gigantische massademonstraties in Jakarta door moslimextremisten. Volgens Strategic Review – The Indonesian Journal of Leadership, Policy and World Affairs, January 2019, waren ze ‘duidelijk gemanipuleerd door leden uit de elite die voor eigen politiek gewin de religieuze en etnische kaart hebben getrokken. Prabowo, zijn partij Gerindra, en zijn partners van PKS (een conservatieve moslimpartij) hebben gericht groepen opgevrijd die een leidende rol hadden in de massademonstraties van 2016.’
Van tolerante naar intolerante islam
Onder Soeharto werd Indonesië, hoewel het belangrijkste moslimland ter wereld qua bevolking (265 miljoen inwoners (van wie 87% moslim) een seculiere staat geregeerd volgens de principes van de ‘Pancasila’, de nationale ideologie (onder meer, religieuze tolerantie en gelijkberechtiging voor alle religieuze en etnische minderheden, in die mate dat de staatstelevisie op zondag een katholieke mis uitzond).
De marsen van 2016 waren georganiseerd tegen de toenmalige gouverneur van Jakarta, Ahok Purnama, een efficiënte bestuurder, uit hetzelfde hout gesneden als Widodo. Maar Ahok is een christen van Chinese afkomst. Hij werd door fanatieke moslimgeleerden beschuldigd van ‘godslastering’ na een niet-provocatieve interpretatie van een vers uit de Koran, waarin volgens Ahok niet te lezen staat dat moslims niet bestuurd mogen worden door niet-moslims. Meer dan dat was het niet!
Fanatieke betogers eisten echter wekenlang luidkeels het ontslag van de gouverneur en haalden hun slag thuis: Ahok werd veroordeeld tot twee jaar cel – hij kon onlangs de gevangenis verlaten. De regering-Widodo had gezwicht voor de chantage van de straat: het hek was van de dam!
Volgens Strategic Review gaven alle opeenvolgende verkiezingsuitslagen sinds 1999 nochtans aan dat de moslimpartijen stelselmatig stagneerden (rond hooguit 10%) en zelfs een dalende trend vertoonden. Die tendens is omgeslagen sinds de twee massademonstraties van 2016.
Buigen voor fanatiekelingen
Sindsdien durven politici, opgejaagd door fundamentalisten en haatcampagnes via social media geen tegengas meer geven. In die mate dat de twee presidentskandidaten voor de verkiezingen van april wedijveren in het nahollen van invloedrijke predikers die dromen van een islamitische republiek. Religieuze leiders (ulema) krijgen zo een cruciale rol toebedeeld in de verkiezingscampagne. Uit onderzoek van het Indonesian Survey Institute blijkt dat 51,7% van de kiezers in Jakarta vertrouwen heeft in religieuze leiders, tegen 11% in politici, slechts 3,5% in zakenlui en 1,8% in professoren en academici.
Bijgevolg namen zowel Prabowo als Widodo een conservatieve moslim als running mate voor het vice-presidentschap. Prabowo belooft zelfs religieuze leiders beslissingsmacht te geven in zijn regering. En om niet achter te blijven, overwoog Widodo de vrijlating van de wegens terrorisme tot 15 jaar cel veroordeelde religieuze leider Abu Bakar Ba’asyir.
Ba’asyir was het brein achter de bloedige bomaanslag in Bali van 2002. Maar na een storm van protest en peilingen die aangaven dat heel wat Widodo-kiezers verontwaardigd zouden afhaken, kwam de president op zijn beslissing terug om de tachtigjarige, zieke Ba’asyir vrij te laten wegens humanitaire redenen, nadat hij twee derde van zijn straf had uitgezeten.
Jakarta, de uitzondering?
Is Indonesië zijn tolerante, open-islambeleving aan het afwerpen? Zo zeker is dat nog niet: MUI — Majelis Ulama Indonesia, de raad van Indonesische ulema — waarvan Widodo’s running mate de voorzitter is, verkondigde in een fatwa (religieus decreet) dat terrorisme strijdig is met Jihad en bijgevolg haram (verboden). Strategic Review wijst erop dat 60% van de kiezers in de provincies leven en dat de verkiezingsstrijd buiten de grootstad Jakarta vreedzaam verloopt, zonder demonstraties tegen niet-moslims. Paradoxaal lijkt de opstoot van populistisch islamfanatisme voornamelijk geconcentreerd te zijn in de kosmopolitische wereldstad Jakarta en veel minder in rurale gebieden of andere grootsteden.
Sinds de administratieve decentralisatie en ruime autonomie voor de regio’s is de vroegere machtsconcentratie in Jakarta uitgewaaierd over meer dan 500 steden en provincies doorheen heel de archipel. ‘Langzaam maar zeker zijn daar bekwame leiders opgestaan die experimenteren met principes van degelijk bestuur, transparantie, goede lokale budgettering en democratische participatie,’ schrijft Strategic Review. President Widodo en Ahok Purnama vormen de eerste lichting van die nieuwe leiders. ‘Vier van de vijf provincies kozen in de gouverneursverkiezingen van 2018 voor iemand met een technocratisch, geen religieus profiel. Omdat kiezers betere infrastructuur, gezondheidszorg en milieuthema’s verkiezen boven onbekwame bureaucraten. De nieuwe gouverneurs hebben hun steun betuigd aan Widodo. Vele lokale bestuurders hebben begrepen dat de regio’s – en niet Jakarta – het nieuwe reservoir en de kweekschool worden voor toekomstige leiders op het nationale niveau.’
Als Prabowo – een vlotte prater met Trump-allures – het niet haalt, ligt in 2024, na het verstrijken van Widodo’s tweede ambtstermijn, de weg open voor een daadwerkelijke generatiewissel met bekwame leiders . Dat zou een definitieve breuk inluiden met de naweeën van het Soeharto-tijdperk en het oude establishment.
Erik Bruyland is beroepsjournalist en auteur van 'Kobalt blues - de ondermijning van Congo (1960-2020)', Uitgeverij Lannoo. Hij is geboren en getogen in Congo, waar hij van 1978 tot 1984 de familiale onderneming leidde en woont nu deels in Indonesië en België.
Westerse analisten maken zich zorgen om de verkiezing van oud-generaal Prabowo Subianto tot president van Indonesië. Terecht?
Yukio Mishima wijdde zijn schrijversleven aan het in ere houden van Japanse tradities tegen de amerikanisering van het land in. Hij vond zichzelf daarin mislukt en trok daaruit de uiterste conclusie.