In, out, in, out
Deel 7: In or out? De moeilijke relatie van het VK met de EU
David Cameron hoopt voor eens en altijd het Brexit-debat te beslechten. Deel 7.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnement‘Ik wil Groot-Brittannië in het hart van Europa brengen,’ dat verklaarde John Major op 23 maart 1991. Hij had drie maanden daarvoor Margaret Thatcher opgevolgd als premier.
Vechten om Maastricht
Vanuit de Verenigde Staten kapittelde Thatcher de uitspraken van haar opvolger en waarschuwde ze voor het gevaar dat de Europese Gemeenschap een soort VS van Europa zou worden. De leidende Conservatieve Partij was hopeloos verdeeld tussen eurofielen en eurosceptici. Major kreeg deze tweedracht maar niet onder controle. Zes maanden lang rolden zijn partijgenoten over de straten door het debat over het Verdrag van Maastricht. Thatcher, intussen barones, vuurde vanuit het Hogerhuis de eurosceptici aan en bezwoer ‘I could never have signed that Treaty.’ Uiteindelijk rekende de regering Major op de steun van het herlevende Labour en de Liberal Democrats om het Verdrag van Maastricht goed te keuren. De beursklapper Black Wednesday van 16 september 1992, dwong de Britten om het pond uit het Europese Wisselkoersmechanisme te lichten.
In de EU zonder euro
De barre economische gevolgen op korte termijn en de aanhoudende verdeeldheid van de regering hielpen de jonge Tony Blair om de verkiezingen voor New Labour te winnen in 1997. Blair werd niet alleen in zijn land onthaald als een politieke messias, ook aan de andere kant van het Kanaal behandelden ze hem als een superster. Zijn eerste Europese optreden tijdens een informele top in Nederland leverde beelden op van Europese politici die stonden te drummen om samen met Blair op de foto te gaan. ‘De EU moet focussen op zaken die er toe doen,’ verklaarde hij. Blair en zijn Financiënminister Gordon Brown geraakten tegen de eeuwwisseling aan in een pittig debat verwikkeld. De premier zag de toetreding van zijn land tot de euro wel zitten, Brown echter was daar niet van overtuigd. Vrijwel op zijn eentje confronteerde hij Blair en zijn collega’s met de gevaren die een gemeenschappelijke munt opleverden. ‘Ik was zelfs bereid mijn ministerpost op te zeggen, mochten we toch toetreden ondanks mijn advies.’ Hij ontwierp the five economic tests, vijf criteria waar de euro aan moest voldoen, wilde men het pond verlaten. Zowel in 1997, 2001 als 2007 – Brown was inmiddels premier geworden – antwoordde de Labourregering negatief op basis van die criteria.
De comeback van het referendum
Op 20 april 2004 sprak Tony Blair in zijn bevlogen stijl het Lagerhuis toe over de voorgestelde Europese Grondwet: ‘let the people have the final say’ [geef het volk het laatste woord]. Op alle banken klonk er instemming. Blair wilde een referendum over het voorstel van de Europese Grondwet, ontworpen door Valéry Giscard d’Estaing. Hij beschouwde het ‘als een op orde stellen van het huis’. De eurosceptici zagen er hun grote gelijk in, een staatsgreep van de Europese Unie. Op zich was Blair de idee van een referendum niet genegen, maar het was zijn Buitenlandminister Jack Straw die hem kon overtuigen. Straw was in 1975, net als vele Labourleden, actief geweest in de ‘No’-campagne tijdens het eerste Europareferendum. In het verkiezingsmanifest van 2005 beloofde de Labourpartij aan de kiezer een referendum over de Grondwet. Het kwam er echter nooit, omdat de Fransen en de Nederlanders de Europese Grondwet wegstemden in hun eigen referenda. De summier aangepaste versie van het document, het Verdrag van Lissabon werd zonder volksraadpleging ondertekend door de Labourregering. Tegenstanders noemden dit ‘het grote bedrog’. Blair verdedigde de beslissing van zijn opvolger Gordon Brown met ‘het volk maalt er toch niet om.’ Brown wees erop dat het niet om hetzelfde document ging, wat diplomaten later dan weer tegenspraken.
Opgejaagd door interne ruzie
Het referendumspook was echter uit de fles en de Conservatives bezwoeren de kiezer dat zij een referendum zouden uitschrijven. Nadat de kiezer in mei 2010 geen duidelijke winnaar had aangeduid, kwam het tot een regering van Tory’s en Liberal Democrats, onder leiding van David Cameron: een coalitieregering, op zich ongebruikelijk. De twee partijen spraken af om, in het belang van de samenhang van hun regering, het EU-debat onder de mat te vegen. De interne keuken van de Tory’s maakte echter dat het debat nooit echt verdween. Intussen was de eurosceptische UK Independence Party een opvallende speler geworden. De Tory’s voelden zich opgejaagd wild. De hete adem van Nigel Farage, de UKIP-voorzitter, dreef David Cameron naar een opvallende zet. Op 23 januari 2013 verklaarde de premier in zijn Bloomberg speech dat hij de positie van het Verenigd Koninkrijk wilde heronderhandelen, en op basis daarvan de toekomst van zijn land binnen de EU aan het volk zou voorleggen. Echter, hij achtte dit alleen mogelijk indien hij herverkozen zou worden als premier. Zo geschiedde in 2015, en ditmaal met een volledig conservatief kabinet. Critici zien in zijn referendumbelofte vooral een poging om het interne partijdebat eens en voor altijd te beslechten.
Lees hier deel 6.
Dit artikel kadert in het project ‘Soevereiniteitsbewegingen in Europa’ dat tot stand komt met de steun van de Vlaamse overheid.
Categorieën |
---|
Harry De Paepe bezit een grote passie voor geschiedenis en Engeland. Hij is de auteur van verschillende boeken.
In Engeland en Wales wordt er een recordaantal ‘niet misdadige incidenten’ gemeld. De politie verschijnt nu aan de deur voor de meest onnozele zaken.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.