JavaScript is required for this website to work.
post

Over de islam, Etienne Vermeersch en Marc Reynebeau

opinie

Sam van Rooy19/5/2013Leestijd 5 minuten

Etienne Vermeersch en Marc Reynebeau vochten in De Standaard een robbertje uit met elkaar. Sam Van Rooy vindt in een vrije  tribune dat ze beiden de bal mis slaan.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

In De Standaard van 15 mei valt Marc Reynebeau (in zijn artikel getiteld ‘Achterlijkheid’, niet raadpleegbaar) over Etienne Vermeersch, die in Reyers laat van 6 mei stelde dat de islamitische cultuur achterlijk is. Vermeersch haalde daartoe het zeer geringe aantal islamitische Nobelprijzen voor de wetenschap aan (tot hiertoe slechts twee op een bevolking van meer dan 1,5 miljard) en vergeleek dat met het disproportioneel grote aantal Nobelprijzen voor de wetenschap dat Joden wonnen (tot hiertoe maar liefst een 120-tal op een bevolking van ca. 14 miljoen). Het verschil is hallucinant en tekenend voor het verschil tussen de islamitische en de Joodse cultuur.

Eén van die twee ‘islamitische’ Nobelprijzen voor de wetenschap werd gewonnen door Abdus Salam. Vermeersch liet daarover in De Morgen ooit het volgende optekenen: ‘(…) Er was ooit één moslim: Abdus Salam, een topfysicus. Op zijn grafzerk stond ‘First Muslim Nobel Prize Laureate‘. Maar de groep moslims waartoe Salam behoorde [de door de islam vervolgde Ahmadiyya] werd uit de islam gestoten, en ze hebben zijn grafzerk aangepast. Nu staat er ‘First Nobel Prize Laureate‘. Ongelooflijk, voor die keer dat ze dan iemand hadden. (Nadrukkelijk) De onverdraagzaamheid die daaruit spreekt. En niet van een klein groepje, maar van de islam op zich.’

Het argument van Reynebeau dat het onmogelijk is om een Nobelprijs aan een geloof vast te koppelen, is met dit veelzeggende feit grotendeels van de baan. Bovendien gaat het niet (louter) over een geloof, maar over een cultuur. Men hoeft slechts naar de wetenschappelijk en technologisch zeer hoogstaande Joodse staat te kijken en die te vergelijken met de Arabisch-islamitische landen eromheen. Het aantal topuniversiteiten, het aantal gediplomeerden, het aantal wetenschappelijke onderzoeken en ontdekkingen, enzovoort: op wetenschappelijk en ook cultureel gebied presteren de 1,5 miljard moslims in de islamitische wereld véél minder dan de bijna 6 miljoen Joden in Israël. Vrij wetenschappelijk onderzoek bestaat simpelweg niet in de islamitische wereld.

Om een aantal cijfers te noemen: Israël heeft 6 universiteiten in de top 300, de Arabische landen hebben geen universiteiten in de top 400. In de islamitische wereld bestaan nauwelijks boekhandels. Gedurende de laatste 1000 jaar zijn er in de Arabische landen minder boeken vertaald dan in één jaar in Spanje. Of het moet Mein Kampf zijn, dat in menig Arabisch land als zoete broodjes verkoopt. Welke culturen doen het ook prima inzake wetenschap? De Joods-christelijk Europese, de christelijk Amerikaanse en de niet-islamitisch Aziatische. Onderwijsspecialist Jaap Dronkers concludeerde dat in onze contreien niet-islamitische Aziatische leerlingen met kop en schouders boven islamitische Aziatische (en islamitische Arabische) leerlingen uitsteken. Oorzaak: de islamitische cultuur.

Publicist Leon De Winter schreef een column in De Telegraaf met als titel: Vooruitgang, maar niet door moslims. Hij stelt vast dat de verhalen over een vrije islamitische onderzoekscultuur – ook Reynebeau haalt het steevast terugkomende voorbeeld van de algebra aan – door heel wat recente onderzoeken ‘naar het rijk der fabelen’ werden verwezen. Inderdaad, net zoals het een mythe is dat Al-Andalus in de middeleeuwen een multikulti-paradijs voor niet-moslims (Joden en christenen) was, zo doorprikte Sylvian Gouguenheim in zijn boek Aristote au Mont Saint-Michel de mythe dat we de Griekse filosofie en de medische wetenschap te danken hebben aan de islam. De voortdurend aangehaalde Averroës probeerde bijvoorbeeld in se de islam te beschermen en zijn boeken werden verbrand. Overigens werd Gouguenheim met zijn boek – of wat dacht u – beschuldigd van ‘islamofobie’, geheel volgens de gedachtegang van de resolutie van Bert Anciaux en Fauzaya Talhaoui.

Vermeersch zei in Reyers laat dat hij ook de Amerikaanse cultuur achterlijk vindt, vanwege de doodstraf daar en omdat een grote minderheid in de VS de evolutietheorie niet aanvaardt. Vermeersch mag dan tegen de doodstraf zijn, andere grote filosofen waren er voorstander van. Bovendien kun je de doodstraf in de VS niet vergelijken met die in pakweg Iran. De ene ‘achterlijkheid’ is duidelijk de andere niet. Reynebeau vraagt zich af hoe zo’n ‘achterlijke’ cultuur als de Amerikaanse zo veel Nobelprijzen kan winnen. Het pleit natuurlijk net voor de VS dat het, ‘ondanks’ de significante afwijzing van de evolutietheorie in het land, tegelijkertijd kan uitblinken in de wetenschap (vaak dankzij, jawel, Amerikaanse Joden of Joodse Amerikanen). Vermeersch heeft zich m.i. dus onzorgvuldig – kort door de bocht – uitgedrukt, maar dat lag vooral aan het medium televisie en aan de opdringerige gesprekspartner Bert Anciaux.

Reynebeau: ‘Vermeersch’ stelling neigt voorts naar determinisme: de islam houdt zijn volgelingen zo dom, dat die intellectueel onmogelijk kunnen excelleren’. Een ‘stelling’ die ‘neigt naar’, dat is een knap staaltje intentieprocessen voeren à la Bert Anciaux, die in Reyers laat durfde te beweren dat Vermeersch ‘er een hemels genoegen in schept om mensen te kwetsen’. Wat Vermeersch met zijn stelling bedoelde is dat de islam het zijn volgelingen bijzonder moeilijk maakt om intellectueel te kunnen excelleren. Niet ‘onmogelijk’, wel ‘bijzonder moeilijk’. Net zoals het in de islamitische wereld ook voor journalisten, cartoonisten, filmmakers, enzovoort ‘bijzonder moeilijk’ (en vaak ‘onmogelijk’) is om vrij hun beroep uit te oefenen. Wie dat ontkent, kent de islam niet of ontkent het licht van de zon.

Terecht probeerde Vermeersch ook uitentreuren het fundamentele verschil duidelijk te maken tussen de islam (het systeem) en moslims (de aanhangers), maar dat blijkt voor veel mensen allicht te abstract en dus bijzonder moeilijk te begrijpen. Maar we moeten niet naïef zijn: dat onbegrip wordt ook bewust in stand gehouden door hen die islamkritiek willen afdoen als een vorm van racisme. ‘Zeg iets negatiefs over de islam en je zegt iets negatiefs over alle moslims’, dat soort nonsens. Er waren in de jaren dertig ook Duitsers die zichzelf nazi noemden, maar desalniettemin de nazistische leer niet in de praktijk brachten. Dat geldt evengoed voor moslims en aanhangers van andere religies of ideologieën. Mensen zijn gelukkig geen machines.

Maar die vele wat men noemt ‘gematigde moslims’ – die u en ik allemaal kennen – moeten wel beseffen dat ze een fundamenteel deel van de islam links laten liggen. Door daarover onwetend te zijn of er maar al te vaak over te zwijgen, helpen ze de orthodoxe islam. Het zou interessant zijn om te bepalen in hoeverre deze mensen überhaupt wel écht moslim kunnen worden genoemd. Door gezaghebbende islamitische rechtsscholen worden ze, met de bronnen in de hand, logischerwijze afvallig verklaard. Een zelfverklaarde nazi die zegt geen haat jegens Joden te koesteren zal, met Mein Kampf in de hand, logischerwijze geen of minstens een slechte nazi worden genoemd. Je bent immers of een nazi of je haat geen Joden, beide is onmogelijk. De logica laat dat niet toe.

Reynebeau vraagt zich af of Etienne Vermeersch geradicaliseerd is. Ik zou het wensen, maar desgevraagd (zie het interview met hem in De Standaard van 4 mei) maakt ook Vermeersch nog altijd het in essentie fictieve onderscheid tussen ‘islam’ en ‘radicale islam’. De ‘radicale’ of ‘politieke’ islam, het zogenaamd ‘islamisme’, zit immers in de islam als het kuiken in het ei. Dat de meeste moslims het politieke luik van de islam links laten liggen, is een groot geluk maar zegt niets over de ware aard van de islam; net zoals het feit dat gematigde nazi’s ons niets vertellen over de ware aard van het nazisme. Wie radicaal lijkt vast te houden aan het schadelijke cultuurrelativisme is evenwel Marc Reynebeau, die het onkies en ‘radicaal’ vindt om uit culturen een essentie te distilleren en die vervolgens te kwalificeren en te rangschikken. Alsof bijvoorbeeld de cultuur van de renaissance in Italië van de 15e eeuw niet beter was dan die van pakweg de koppensnellers op Borneo in de 19e eeuw. Alsof het niet-ophangen van homoseksuelen niet superieur is aan het ophangen van homoseksuelen.

Een tijd geleden schreef de onvolprezen Nederlandse schrijver Hafid Bouazza (afkomstig uit Marokko) in de Volkskrant: ‘Moslims zijn niet creatief, maar wel goed in het overnemen van termen en trucjes. Zolang ze hun beschimmelde religie maar in leven kunnen houden (al was het maar met een gesubsidieerde fietspomp). Westerlingen helpen wel een handje.’ Ik kan mij niet van de indruk ontdoen dat Marc Reynebeau, net zoals Bert Anciaux, een van die westerlingen is.

De auteur werkt voor het Studiecentrum Vlaams Belang, is Publicist, mede-samensteller en auteur van ‘De islam. Kritische essays over een politieke religie‘ en van ‘Europa wankelt. De ontvoering van Europa door de EU‘ 

Sam van Rooy (1985) is Vlaams volksvertegenwoordiger, Antwerps gemeenteraadslid en fractieleider voor het Vlaams Belang. In 2014 was hij 1e opvolger voor het EU-parlement. In 2011 was hij beleidsmedewerker bij de PVV van Geert Wilders. Van 2012 tot en met 2018 werkte hij als studiedienstmedewerker en perswoordvoerder voor het Vlaams Belang. Hij is ingenieur bouwkunde (MSc.), publicist en auteur van enkele boeken over de islam en de Europese Unie ('Voor vrijheid dus tegen islamisering', 'De islam. Kritische essays over een politieke religie', 'Europa wankelt. De ontvoering van Europa door de EU'). Zijn website: www.samvanrooy.be.

Commentaren en reacties