JavaScript is required for this website to work.
Binnenland

Philip Brinckman bij Pro Flandria: ‘Toestand onderwijs is dramatischer dan gedacht’

Horizon 2024Winfried Matheeussen19/9/2023Leestijd 5 minuten
Philippe Brinckman van de commissie Beter Onderwijs wil elke beschikbare
leerkracht weer voor de klas.

Philippe Brinckman van de commissie Beter Onderwijs wil elke beschikbare leerkracht weer voor de klas.

foto © WM

Philip Brinckman sprak voor Pro Flandria over de toestand van het Vlaamse onderwijs. Tussen hoop en wanhoop, en vooral: vanuit ervaring.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Onderwijs blijft een hot topic in Vlaanderen, vooral de opvallende daling van de kwaliteit. Pro Flandria, de netwerkorganisatie voor ondernemers en academici, onderkent de problemen en het belang hiervan voor Vlaanderen. Daarom nodigde het Philip Brinckman uit, voorzitter van de commissie Beter Onderwijs en hoofdauteur van het rapport ‘Naar de kern: de leerlingen en hun leer-kracht‘.

Brinckman is in het dagelijks leven pedagogisch directeur van het Sint-Jozefcollege in Turnhout. Vanuit de praktijk — hij staat ook nog een aantal uren voor de klas om het goede voorbeeld te geven en de band met het werkterrein te onderhouden — houdt hij al meer dan dertig jaar de vinger aan de pols. Met succes. Zijn college staat hoog aangeschreven en is bijzonder populair bij ouders en leerlingen.

Taalvaardigheid is sleutel voor succes

Professor An De Moor, die het rapport op taalkundig vlak nalas, leidde Brinckman in. Als talenbeleidscoördinator van de opleidingen aan de Brusselse hogeschool Odisee en de KUL-campus Brussel geeft ze een voorzet aan Brinckman: taalvaardigheid is het alpha en het omega van een succesrijke schoolcarrière. En daar loopt het grondig mis. Nieuwe studenten vertonen al te vaak een gebrek aan lees- en schrijfvaardigheden. De toestand is dramatisch, geeft De Moor onverbloemd toe. Er heerst een grote onderwijscrisis in Vlaanderen en die is onlosmakelijk verbonden met de kennis van de Nederlandse taal.

Uit onderzoek blijkt dat er een significant verband is tussen taalvaardigheid en studiesucces. Investeren in taalvaardigheid vanaf het kleuteronderwijs leidt tot een verbetering van de denkvaardigheid, wat de toekomstkansen aanzienlijk verhoogt. Volgens De Moor weten we wat werkt: inzetten op kennis, taal wiskunde en STEM (Science, Technology, Engineering and Mathematics). De Moor gaat dieper in op de taalcomponent. Ook daar weten we wat werkt: gescheiden klassen voor leerlingen met taalachterstand. In de praktijk komt dat neer op aparte klassen voor jongeren die niet het Nederlands als thuistaal hebben. Dat blijkt uit internationaal onderzoek.

De discussies over het toelaten van de thuistaal zijn wat dat betreft cruciaal maar vermoeiend. Binnen het onderwijsveld weet men dat de oplossingen van de laatste twintig jaar niet werken. Dat voortschrijdend inzicht vinden we ook bij de protagonisten van die oplossingen, zoals pedagoog Dirk Van Damme, die als kabinetschef bij voormalig onderwijsminister Frank Vandenbroucke mee verantwoordelijk was voor de implementatie daarvan. De Moor roemt hem voor de moed die hij aan de dag legt in zijn huidige standpunten. Maar uit reacties in de zaal blijkt dat die oude oplossingen nog hardnekkig leven bij de directies en de onderwijskoepels. Er is nog veel werk aan de winkel.

Kennis, kennis, kennis

Brinckman pikt naadloos in op de inleiding van De Moor. Hij wil ons een blik gunnen van binnen naar buiten, dus van in het onderwijs. Volgens hem klinken er te veel luide stemmen over het onderwijs, zonder er zelf in te staan. Hij neemt als leidraad het rapport van de commissie Beter Onderwijs, aangesteld door het Vlaams Parlement en de minister: ‘Naar de kern: de leerlingen en hun leer-kracht’. Die leer-kracht slaat zowel op de figuur van de leraar als op de kracht om te leren. Dat laatste zijn we onderweg verloren.

Want de nadruk moet liggen op kennis. Kennis is iets anders dan de beschikbaarheid van informatie en die weten te vinden. Kennis gaat over het omgaan met en verwerken van die informatie. Door de jaren heen werd de focus verlegd naar het vage verwerven van vaardigheden. Leren leren, kennis verwerven, kwam zo op de achtergrond. Wie geen nieuwe kennis verwerft (leert), heeft ook onvoldoende voorkennis om nieuwe info aan vast te hangen. Zo komen we in een vicieuze cirkel terecht. En dat heeft een nefaste invloed op de kwaliteit van ons onderwijs. Aan de hand van cijfermateriaal benadrukt Brinckman dat de toestand nog dramatischer is dan de bevolking denkt. In het vierde studiejaar kampen de leerlingen al met een cognitieve leerachterstand van tien maanden. Dat komt bijna overeen met een heel schooljaar.

Lerarentekort

Brinckman kan niet voorbij aan het lerarentekort. Nergens zijn zoveel leraren actief als in Vlaanderen. Op papier zie je één leraar per dertien leerlingen, terwijl de meeste klasgroepen gemiddeld 20 leerlingen tellen. Hoe komt het dan dat we spreken van een lerarentekort?

Brinckman wil het tijdelijke probleem oplossen via een ‘SOS Onderwijs’, en dit voor 3 jaar. Roep alle leerkrachten die niet voor de klas staan voor de klas. Denk daarbij aan de vele gedetacheerden, begeleiders, inspectie of leerkrachten die administratieve functies vervullen in allerlei tussenlagen. Vooral in dat laatste ziet Brinckman een probleem. Niet alleen geeft het management geen les, het zadelt de actieve leerkracht ook nog eens op met allerlei taken die de aandacht van de kerntaak – lesgeven – afleiden. Tegen dat Mexicaans leger van managers moet dringend iets gebeuren.

Te veel zinloze administratie, veel focus op zorg (die de competentie van de leraar overstijgt) en de klemtoon op het welbevinden, zorgen er voor dat leerkrachten niet meer toekomen aan goed lesgeven. Ook de spreidstand in de klas tussen cognitief sterke en heel zwakke leerlingen is té groot geworden.. Daardoor worden de sterkere leerlingen verwaarloosd, zodat die ook in een neerwaartse spiraal terecht komen. Meer zelfs: hun daling is het grootst. De oplossing ligt voor de hand: gescheiden klassen waarbij iedereen op het juiste niveau vooruitgang kan boeken. Hoe waardevol diversiteit ook mag zijn, wanneer de verschillen te groot worden, werken ze voor alle partijen verlammend.

Digitalisering

Meer beschikbare leerkrachten terug effectief voor de klas zetten, is dus een belangrijk deel van de oplossing. Maar wat met de zo bejubelde digitalisering? Laptops, smartphones, Smartschool: allemaal recente ontwikkelingen waar Brinckman zo zijn twijfels bij heeft. Ze blijven een middel en geen doel. Ze dragen niet altijd bij tot een kwalitatief onderwijs, integendeel. Schermen leiden de aandacht af van echte kennisverwerving, omdat ze zorgen voor verstrooiing en verwarring. Het brein is nog niet in staat om efficiënt te leren via een scherm. Pen en papier (en eigen notities en samenvattingen) zijn veel effectiever. Via schermen kun je enkel informatie scannen en niet leren.

Want ook dat blijkt uit onderzoek. Pen en papier zijn onontbeerlijk bij kennisverwerving. Ze bevorderen het vermogen om de aangereikte informatie ook effectief te verwerken en om te zetten tot kennis. In Zweden, een land dat in het verleden het voortouw nam in het kader van digitalisering, stapte men recent af van het gekozen pad: schermen verdwijnen en maken terug plaats voor pen en papier.

Dat werkt, ervaart Brinckman in de praktijk. In zijn school is het gebruik van smartphones gewoon verboden tijdens de schooluren. Laptops worden enkel ingezet wanneer ze echt een meerwaarde bieden. En enkel voor een beperkte tijd, maximaal twintig minuten. Nog straffer: Brinckman blijft zweren bij de papieren schoolagenda . Veel overzichtelijker, de leerling houdt die zelf bij en zowel ouders als grootouders kunnen daar zonder moeite mee aan de slag. Die papieren agenda is één van de grote troeven die het Sint-Jozefcollege populair maken.

Verlaat de loopgraven

Brinckman verklaart de goede ontvangst van zijn rapport door de gevolgde methode. Hij koos voor een samenstelling van de commissie waarbij de nadruk lag op actieve spelers uit het onderwijsveld. Leerkrachten, geselecteerd uit de verschillende onderwijsnetten en diverse onderwijsniveaus.. En academische experten. Maar hij hield doelbewust vertegenwoordigers uit de politiek, de onderwijskoepels, de sociale partners, het middenveld en de inspectie buiten de deur. Om de onafhankelijkheid te bewaren.

Brinckman koos er voor om zijn rapport voor te stellen in Ploegsteert, een gemeente net over de taalgrens. Niet zozeer om minister Ben Weyts (N-VA) een blik te gunnen buiten Vlaanderen, maar omwille van een opmerkelijke anekdote uit de geschiedenis van de Eerste Wereldoorlog. In Ploegsteert verlieten de soldaten op kerstmis 1914 hun loopgraven om te verbroederen en zelfs een potje voetbal te spelen. Die symboliek wilde Brinckman meegeven bij de voorstelling van zijn rapport.

Want in het onderwijsveld heeft iedereen zich ingegraven in de eigen stellingen: koepels, politiek, directies, experten, zelfs individuele leerkrachten. Al blijkt uit de uiteenzetting van zowel De Moor als Brinckman dat er stilaan een consensus bestaat dat het zo niet verder kan. Maar om aan oplossingen te werken, zal ieder bereid moeten zijn de eigen loopgraven te verlaten.

Alleen is de onafhankelijke houding van de commissie Beter Onderwijs zowel een sterkte als een achilleshiel. Door de koepels en de inspectie buiten de commissie te houden, lijken die geneigd om niet met het rapport aan de slag te gaan. Wegens ‘niet betrokken’. Er is veel werk aan de winkel. Maar er is hoop. Dat benadrukken De Moor en Brinckman toch: er schuift iets, maar het mag sneller gaan…

Winny Matheeussen (1973) noemt zichzelf misantroop, hondenvriend en bergzitter.

Commentaren en reacties