JavaScript is required for this website to work.
Communautair

Philippe Van Parijs: ‘De federale kieskring is een democratische correctie op de oververtegenwoordiging van Franstaligen’

Hét idee van taalrechtvaardigheidsactivist Philippe Van Parijs krijgt vaart

Horizon 2024Christophe Degreef25/3/2023Leestijd 8 minuten
Philippe Van Parijs.

Philippe Van Parijs.

foto © Sven Cirock

Filosoof en stichter van de Paviagroep Philippe Van Parijs vindt het hoog tijd voor een federale kieskring. ‘Anders blijft alles muurvast.’

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

De Brusselse filosoof Philippe Van Parijs levert al twee decennia ideeën om België federaal te hervormen tot een volwaardige federatie, mét een federale kieskring. Hij stond mee aan de wieg van de Paviagroep, en meer recent Rethinking Belgium (ReBel). Waar nu overal het besef groeit dat België moet hervormd worden, waarschuwt Van Parijs voor de tekortkomingen van het confederalisme. ‘Een confederatie is inefficiënt. De Amerikaanse founding fathers wisten dat al.’

Van Parijs is een minzame polyglot, kind van tweetalige ouders die Frans met elkaar spraken. Dankzij zijn Vlaamsvoelende grootvader langs moederskant verleerde hij zijn moedertaal niet. Door die grootvader kreeg hij een levenslange fascinatie voor taalrechtvaardigheid. De taaleisen van de Vlamingen heeft hij altijd verdedigd.

Daarom dat je in Van Parijs’ studeerkamer een grote verkiezingsaffiche vindt van de Congolese diaspora in Brussel, waarop staat: ‘Stem Vlaams’, met daaronder de Congolese kandidaten op Vlaams-Brusselse lijsten. Mét de Vlaamse Leeuw en de Congolese vlag naast elkaar.

Met verenigingen als de Paviagroep – genoemd naar de Brusselse straat waar hij woont – en Rethinking Belgium voert Van Parijs al lang campagne voor een goed werkend en respectvol België. Daarin geholpen door progressieve en kosmopolitische ideeën. Lang gold het idee van een federale kieskring als absurd. Vandaag stelt Van Parijs vast dat zijn idee aan belangstelling groeit. ‘Overal in België hebben mensen door dat de instellingen geblokkeerd zullen blijven zolang er geen bijzondere meerderheid in het parlement wordt gevonden om ze te hervormen. En hoe kan je zo’n meerderheid krijgen? Door ook aan de overkant van de taalgrens je zaak te bepleiten.’

Zullen 15 federaal verkozen parlementsleden, zoals u voorstelt, daarvoor voldoende zijn?

gf

Philippe Van Parijs.

‘Er zullen veel meer dan 15 kandidaten zijn. De politieke partijen zullen met andere woorden goed moeten nadenken wie ze op de federale lijsten zetten, en moeten nadenken over wie potentieel het hele grondgebied kan overtuigen. Je krijgt dus een brede campagnelogica.’

Hoe wil u dat binnen die federale kieskring het demografische overwicht van de Vlamingen blijkt? Twee weken geleden gingen zowel Theo Francken (N-VA) als MR-voorzitter Georges-Louis Bouchez tijdens een debat akkoord met een federale kieskring, op voorwaarde dat er geen speciale beschermingsmechanismen voor de Franstaligen aan gekoppeld zouden worden. Anders is het immers een grote versie van Brussel-Halle-Vilvoorde.

‘Daar haalt u een heikel punt aan, ook binnen de Paviagroep (lacht). Ikzelf ben van gedacht veranderd. Ik was vroeger een voorstander van quota. Nu vind ik dat niet meer zo belangrijk. Laat maar op een natuurlijke wijze mensen stemmen voor federale kandidaten van hun keuze, en daaruit zal dan opgeteld een federale voorkeur blijken. Meer Franstaligen zullen waarschijnlijk voor Nederlandstaligen stemmen dan omgekeerd, want Nederlandstaligen spreken immers beter Frans dan dat de Franstaligen Nederlands spreken.’

‘Op die manier is de federale kieskring een democratische correctie op de oververtegenwoordiging van het aantal Franstalige parlementszetels in België. Die oververtegenwoordiging bestaat omdat in Wallonië meer armen wonen, en armen minder gaan stemmen. Terwijl blanco stemmen of niet-stemmen worden opgeteld bij de grootste partij, en dus resulteren in kamerzetels. Ook worden de parlementszetels in België verdeeld volgens bevolkingsaantal, niet volgens het aantal stemgerechtigden. Door het feit dat in Brussel een derde van de bevolking geen stemrecht heeft, leiden Brusselse stemmen tot meer parlementszetels. Zo heeft Ecolo tijdens de verkiezingen van 2019 meer zetels gekregen dan Groen, met een vergelijkbaar aantal stemmen.’

Bent u MR-voorzitter Georges-Louis Bouchez erkentelijk? Uiteindelijk past hij de logica van de federale kieskring nu al toe tijdens zijn campagnes in Vlaanderen.

‘Erkentelijk? Ikzelf ben geen Belgisch nationalist zoals hij. Voor mij is het idee van een Belgisch gevoel niet per se belangrijk. De dialoog om nog samen te kunnen besturen, dát is voor mij belangrijk.’

‘Tijdens een debat van enkele dagen geleden over de toekomst van België, kwam de ondervoorzitter van de PS, Anne Lambelin, aandraven met het feit dat er binnen de federale kieskring toch niet gezondigd mocht worden tegen het cordon sanitaire. Daar hebben ze het nog moeilijk mee in Franstalig België. Terwijl dat verbod beter verdwijnt. Partijen kunnen altijd afspraken maken om wel of niet met elkaar te praten. Maar het debat binnen de electorale campagne moet vrij zijn.’

Hoe past de federale kieskring binnen een confederaal België? De geesten zijn in beide taalgemeenschappen misschien wel gerijpt, maar voor een aanzienlijk deel van de Vlaamse kiezer is het antwoord op de blokkering nog wel grosso modo: het zwaartepunt van de macht moet bij de deelstaten komen te liggen.

‘Ik geloof niet in confederalisme. Confederalisme met hoeveel? Het lijkt een cliché, maar over Brussel blijven nadenken alsof het nog uit twee taalgemeenschappen bestaat, dat is echt voorbijgestreefd. Ook aan de Franstalige Brusselaars zeg ik dat trouwens. Brusselaars zijn geen quasi-Vlamingen of quasi-Walen meer. Dus zal het confederalisme met drie moeten zijn, minstens. Niet dat de Vlamingen daar niet van te overtuigen zijn. Het fundamenteel probleem met een confederatie is dat ze neerkomt op een vetocratie, waarbij er alleen maar bestuurd kan worden als alle deelstaten unaniem akkoord gaan. Met twee is dat al moeilijk. Stel dat er een confederalisme met drie of vier komt. Eén veto volstaat om alles te blokkeren. Wat dan?’

‘Daarmee vind ik het warm water niet uit. In Federalist Paper no. 20 van James Madison – u weet wel, de pamfletten die de founding fathers van de Verenigde Staten van Amerika eind jaren ’80 van de 18de eeuw schreven – legt Madison al de problemen van een confederatie uit. Hij doet dat aan de hand van De Nederlandse Republiek van toen, ironisch genoeg door hem ‘Belgic confederacy’ genoemd. Die confederale structuur van het Nederland van 1787 leidt volgens hem tot imbicility in the government, discord among the provinces, foreign influence and indignities, a precarious existence in peace and peculiar calamities in war. Samengevat: confederaal geruzie en bestuurlijke waanzin, dus. Vandaar de Federalist Papers: om de Amerikaanse confederatie om te smeden tot een efficiëntere federale natiestaat.’

Zwitserland

‘Daarom bestaan er vandaag geen echte confederaties meer. Zwitserland is in naam een confederatie waar de kantons een grote mate van autonomie hebben, ook fiscale. Maar er zijn federale partijen die in alle kantons dezelfde zijn. Om de verschillende fiscaliteit te regelen, of om het hoger onderwijs te stroomlijnen – niet ieder kanton heeft een universiteit of hogeschool – moet er toch regelmatig federaal overlegd worden.’

Ik ben een voorstander van een België met vier deelstaten, maar dat zal eerder een federaal land blijven dan een confederaal. Ik ken Philippe Destatte van het Institut Destrée in Namen goed. Hij gelooft in een België met vier. Maar als ik de structuur van zijn confederatie bekijk, dan vrees ik dat James Madison opnieuw gelijk krijgt. We moeten inde richting van een eenvoudiger puur territoriaal federalisme evolueren. Dat heeft men binnen Vlaanderen al gesnapt, door gewest en gemeenschap samen te voegen, wat leidt tot een efficiëntere deelstaat. Dat heeft men ook elders in België nodig.’

Hoe houdt u binnen uw federalisme rekening met twee recente economische Vlaamse eisen binnen het federale België: transparantie over de solidariteit, en fiscale autonomie? Die eisen groeien aan kracht zolang Wallonië, de Franse gemeenschap én Brussel zware financiële problemen hebben en die problemen afschuiven op Vlaanderen.

‘Ik ben voorstander van financiële responsabilisering. Zelf noem ik dat het “cappucinomodel”: er blijft een federale fiscale sokkel bestaan voor de basisbehoeften die in heel België gelijk zijn: een basis-sociale zekerheid, veiligheid en buitenlands beleid. Dat is de koffie. Maar de deelstaten krijgen veel ruimte om aan die koffie veel of weinig melk, room, kaneel of cacao toe te voegen naar eigen inzicht, en betaald met eigen geïnde middelen. Dat maakt de cappucino. Een deelstaat die dan financieel wanbeheer niet aanpakt en de economie niet ernstig neemt, die zal zijn burgers weinig extra kunnen bieden.’

Het probleem met de Franstalige deelstaten – en vooral Brussel, dan – is dat ze nu zware schulden maken, en de problemen doorschuiven naar de volgende generaties. Maar dat vind ik nog een andere discussie dan de discussie over transparantie. Je kan met evenveel objectiviteit zeggen dat de oude unitaire provincie Brabant welvaart transfereert naar Henegouwen en Luik. Brussel hoort daarbij.’

U weet natuurlijk dat het gaat om een discussie tussen vaste politieke entiteiten, en niet om een zuiver economische discussie. Barbara Pas van het Vlaams Belang en Lode Vereeck hebben daar met De bodemloze put een interessant boek over geschreven: er is altijd een welvaartstransfer geweest. Vroeger van noord naar zuid, en ook tegenwoordig nog altijd van de Vlaamse deelstaat naar Wallonië en Brussel.

De bodemloze put heb ik niet gelezen, al heb ik er wel over gelezen op Doorbraak (lacht). Staat u me toch toe opnieuw een economisch argument te gebruiken: een Franstalige in Kraainem draagt evenzeer bij tot de transfers naar Wallonië, net als een Brusselse arbeider met migratieroots. Brussel is klein gebleven omdat de Vlamingen het Nederlands wilden beschermen, en dat begrijp ik. Maar er is ook een economische realiteit: de Vlaamse Rand, Vlaanderen, Brussel en Wallonië zijn onderling verbonden, en dat komt voor een groot deel door de economische motor die de Brusselse regio is.’

Waarom hebben Franstaligen het zo moeilijk met Nederlands leren? De aloude FDF-arrogantie mag dan wel geminderd zijn, maar daarbovenop ent zich het feit dat Frans de lingua franca wordt van migranten. Die dan in de Vlaamse Rand gaan wonen, waardoor de problemen op een andere manier weer vanzelf beginnen.

‘Daar zijn twee hoofdredenen voor. De eerste is pad-afhankelijkheid: door de historische dominantie van het Frans in Vlaanderen moesten Vlamingen Frans leren. Deze asymetrie heeft gevolgen op lange termijn, ook lang nadat Vlaanderen officieel eentalig is geworden. Je ziet dat vaak nog wanneer de Waal van goede wil probeert (doet gebrekkig Nederlands na): “ikkeuh… willeuh… kraak… euhm… spreek … Nederlands…. Tis een mooie taal… ikeuh oewil…”, waarop de Vlaming vaak antwoordt: “Ecoutez, avec un francophone comme vous, je n’ai aucun problème”. Er zijn nu al vele Franstaligen die graag Nederlands willen spreken, maar die steeds vaststellen dat de Vlaming om het gemak liever naar het Frans overschakelt. Dat frustreert enorm.’

‘Zelfs als de Franstalige bourgeois-arrogantie verdwijnt, dan nog is het voor migranten in Brussel moeilijk. En migranten komen vaak via Brussel België binnen. Zo leren ze Frans. Verhuizen ze dan naar de Vlaamse Rand, waar ondertussen al vele migranten wonen, dan speelt het principe van de lingua franca: je gebruikt spontaan die taal is die het minst slecht door iedereen is gekend.’

‘Kijk, ik ben een grote verdediger van het territorialiteitsprincipe – lang was ik daarin een zeldzaamheid als Franstalige – maar met loketten waar alleen Nederlands mag gesproken worden, komt Vlaanderen er niet. Er moet meer doorgedreven taalonderricht komen en genoeg beloningen om Nederlands te leren. Tegelijk zal er in het contact met bijvoorbeeld Nederlandsonkundige ouders een zekere pragmatiek moeten komen, want anders bereik je die mensen niet. Dat hoeft niet te betekenen dat je hen niet diets maakt dat hun kinderen naar de VRT moeten kijken en Nederlands moeten spreken’

Hoe gaat het volgens u met Brussel?

‘Brussel trekt nog altijd veel mensen aan. Op sommige vlakken zoals levenskwaliteit zijn grote delen van de stad erop vooruit gegaan. Je kan er nu op fietspaden fietsen en het centrum is onder handen genomen en voetgangersvrij. De verhoudingen tussen Nederlandstaligen en Franstaligen zijn er ook veel beter geworden. Maar de uitdagingen blijven enorm. In het begin van de 21ste eeuw waren er geen miljoen inwoners in het hoofdstedelijk gewest. Nu zijn er 1,2 miljoen. Tijdens diezelfde twee decennia hebben meer dan 1,5 miljoen mensen zich in Brussel gevestigd, vooral uit het buitenland. Daarnaast hebben 1,4 miljoen mensen Brussel verlaten, het grootste deel om elders in België te gaan wonen. Er is dus een continue bevolkingsvernieuwing. Hoe kan je daarop een sociale zekerheid of een samenleving bouwen? Ik bewonder het onderwijs en de kinderopvang hier. Die leveren nu al een episch werk.’

Maar de Brusselse financiën zijn niet goed, dat weet ik. En dat wordt het grote probleem van het komende decennium. Het geld is op, zeker in verhouding tot de inspanning die moet geleverd worden om mensen te socialiseren.’

Begrijpt u dat er Vlamingen zijn die zeggen: wij willen op democratische wijze die demografische evolutie tegengaan?

‘Ja, ik begrijp dat. Maar ik begrijp ook dat migratie niet tegen te houden is. Ik denk dat de mensen hier bereid moeten zijn om nog meer migratie te tolereren. Als je de demografische evolutie van Afrika bekijkt, dan kan dat niet anders: één miljard mensen nu, vier miljard tegen het einde van de eeuw. Dit terwijl de Europese bevolking deze eeuw zal afnemen met 100 miljoen mensen.’

Afrika kent enorme waterproblemen, waardoor volgens de Verenigde Naties potentieel 600 miljoen mensen binnen Afrika zullen moeten verhuizen. Maar hoe kunnen ze daar overleven? Wat met hun klimaat aan het gebeuren is, is grotendeels het gevolge van de industriële ontwikkeling van onze rijkere landen. Daarom mogen we niet aan de Afrikanen zeggen: het is jullie probleem, los het zelf op. Ook als we dat zouden proberen te doen, zal er nog een flinke migratie zijn. Het is daarom van het hoogste belang je daar als bevolking proberen aan aan te passen, en tegelijkertijd met veel goesting mensen te proberen integreren. De vreemdeling als vijand beschouwen zal niet helpen.’

Christophe Degreef is onafhankelijk journalist. Niet oud, maar wel old skool. Eerder werkte hij voor Brussel Deze Week en de Vlaams-Brusselse Media.

Commentaren en reacties