Prosper van Langendonck: Stijgend langsheen Sint-Goedelekerk
De eerste Vlaamse poète maudit
Portret Prosper Van Langendonck, ca. 1900
foto © Wikimedia Commons
Terugblik op de eerste Vlaamse poète maudit die ook een bijzondere rol speelde in de Vlaamse cultuurgeschiedenis: Prosper van Langendonck
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementZelfs voor literatuurkenners is de dichter Prosper van Langendonck (Brussel, 1862-1920) vaak slechts een naam. Jammer, want Van Langendonck was een cruciale figuur in de Vlaamse cultuurgeschiedenis en de auteur van Stijgend langsheen Sint-Goedelekerk dat 120 jaar geleden verscheen. Een korte reis door de geschiedenis van een opmerkelijk gedicht.
Op menselijk vlak was Van Langendonck een poète maudit , voorganger van Jotie ‘T Hooft of taalmuzikant J.M.H. Berckmans: een uitzonderlijk getalenteerd dichter, wiens talent door innerlijke demonen slechts een paar keer kon oplaaien. In het geval van Van Langendonck ging het om een erfelijke schizofrenie met periodes van depressie die kon omslaan in ziekelijke ‘zwerfzucht’. Bovenop die geestelijke demonen kwam er nog zijn gewetensstrijd van een katholieke gelovige, gefascineerd door het individualisme van een Baudelaire en diens Fleurs du mal — veel meer dan door de holle romantiek van een Hendrik Conscience of collega-dichter Pol de Mont. ‘Flauwe botermelkpoëzie’, zo bestempelde Van Langendonck het gros van de toenmalige Vlaamse literatuur. Oprechtheid, wars van alle woordenkramerij, daar ging het hem om.
Rotsvaste gelovigen en links-liberalen
Van Langendonck zal al gauw in de Vlaamse cultuur een uitzonderlijke positie innemen. In 1893 wordt hij de nestor van de belangrijkste literaire beweging die Vlaanderen ooit heeft gekend. Samen met de jongere hemelbestormers August Vermeylen, Emmanuel de Bom en Cyriel Buysse sticht hij Van Nu en Straks. Dat blad wordt beschouwd als ‘de oerknal’ van de moderne Vlaamse literatuur. Van Nu en Straks wilde komaf maken met de gezwollen frasologie over ‘den Vlaamschen stam’ van Conscience & co en het individualisme in de Vlaamse literatuur brengen.
Toch was Van Nu en Straks geen louter individualistische ‘kunst-voor-de-kunst’-beweging, maar een complexe synthese van anarchisme, ambachtelijke gemeenschapskunst en een pleidooi voor een Vlaamse ontvoogding. Niet voor niets verscheen August Vermeylens befaamde essay Kritiek op de Vlaamse Beweging in het blad en het Vlaamsche en Europeesche Beweging met de beroemde slotzinnen: ‘(…) om iets te zijn moeten wij Vlamingen worden’. — Wij willen Vlamingen zijn, om Europeërs te worden.’ In de tweede reeks Van Nu en Straks, vanaf 1896, verruimde het tijdschrift nog en kregen piepjonge schrijvers als Stijn Streuvels, Karel Van de Woestijne, Herman Teirlinck of de Franstalige anarchist Jacques Dwelshauvers (broer van de Nietzsche-kenner prof. Georges Dwelshauvers) een eerste podium.
Van Nu en Straks probeerde het lokale, met ontzag voor Gezelle, te koppelen aan het internationale. Het verbond katholieken zoals Van Langendonck met uit het geloof gevallen links-liberalen zoals De Bom en Vermeylen. Al lang voor er van ‘ontzuiling’ sprake was, brak Van Nu en Straks doorheen alle muren en zuilen. Het woord ‘verdraagzaamheid’ werd toen nog niet te pas en te onpas gebruikt om critici de mond te snoeren. De doorleefde ‘verdraagzaamheid’ leek in die Van Nu en Straks-beweging echter veel groter dan in de huidige, moralistische artistieke wereld.
Verzoening tussen cultureel activisten en passivisten
Tijdens de Eerste Wereldoorlog verscheurde de Van Nu en Straks-beweging tussen een (niet Duits-gezind maar cultureel) Vlaams activisme van De Bom en het passivisme van Vermeylen. Politieke dilemma’s scheurden vriendschappen uit elkaar. Na de Eerste Wereldoorlog werd Van Langendonck van activisme beschuldigd vanwege zijn vriendschappelijke betrekkingen met de Duitse dichter en Gezelle-vertaler Rudolf Schröder, die tijdens de Eerste Wereldoorlog te Brussel als Duits officier belast was met het onderhouden van literaire contacten met Vlaamse auteurs. Later werd hij daarvan vrijgepleit. Uiteindelijk moest hij omwille van zijn geestesziekte ontslag nemen als vertaler bij de Kamer der Volksvertegenwoordigers.
Van Langendonck stierf in 1920 in het Bureau de psychiatrie van het Brusselse Sint-Jansziekenhuis waar het personeel geen idee had dat die uitgemergelde, opgesloten man een Vlaams dichter was. Omdat de Belgische Kamer der Volksvertegenwoordigers hem geen financiële tegenmoetkoming deed, zamelden zijn literaire vrienden geld voor hem in — ook zij die, in het grimmige naoorlogse politieke klimaat, Van Langendonck als de pest hadden gemeden.
Het was op het graf van hun mentor dat Vermeylen en De Bom in november 1920 elkaar de hand reikten voor een voorzichtige toenadering. ‘Over het doode lichaam van dezen Vlaamschen dichter dien wij allen beminden als een ouderen broeder, reiken mannen elkaar weer de hand ter bevestiging van de oude vriendschap, die nooit door de menschenverdwazing van den oorlog had mogen verstoord worden’, zo schreef Emmanuel de Bom hierover op 13 november 1920 in de Volksgazet. Zo werd ook Van Langendoncks armoedige begrafenis een historisch moment in de Vlaamse cultuurgeschiedenis.
‘Stijgend langsheen Sint-Goedelekerk’
Een van Van Langendoncks bekendste gedichten is Stijgend langsheen Sint-Goedelekerk, over de Brusselse kathedraal die hij maar al te goed kende en waar hij op een steenworp afstand wegkwijnde. Een gedicht dat zijn onrust op een indringende en (voor die tijd) niet al te hoogdravende wijze evoceert. De tekst verscheen in de tweede helft van 1898 voor het eerst in Van Nu en Straks.
Stijgend langsheen Sint-Goedelekerk
O zwart gevaarte boven ’t hoofd
zwaar hangend in de donkre lucht,
wat heb ik in uw diepten al
gesmacht, gebeden en verzucht!
O levend steenen wezen! Hier,
door angst gejaagd, door hoop gestaald,
ben ik naar ’s harten wondergang,
wild opgedraafd of kalm gedaald.
Geen enkle boezemtrilling, die –
géén wentling mijner ziele, die
niet weerluidde in uw torenklank,
vol zoete of sombre poëzie.
En van mijn eerste groote smart
tot aan mijn laatste zielsgeween,
’t is alles in uw bouw vergroeid
en ’t spreekt mij toe uit elken steen.
Krank is nu ’t lichaam, krank het hart,
dat in onpeilbre smart verviel,
maar, worstlend tegen God en lot,
jaagt stormend op de ontembre ziel.
Brussel, 23 november 1897,
Prosper Van Langendonck
Portretten van ‘Literair & levend’ vissen met rustige vastheid literair erfgoed op.
Chris Ceustermans is een veertiger die ooit van zijn pen leefde als journalist bij onder meer De Morgen. Na andere wegen te hebben verkend, keerde hij terug naar zijn oude liefde: de literatuur. Op Doorbraak pleegt hij af en toe een stuk over dingen die in de eenzijdige media te weinig aan bod komen. 'Ni dieu, ni roi, ni maître', blijft zijn motto, al lijkt dit voor de meeste zelfverklaarde 'links weldenkenden' al lang vergeten.
Hoe de Britse democratie Boris Johnson verteert en de darmen van de auteur door camera’s worden doorploegd. Ons lichaam, dat weet wat.
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.