Protestants-katholiek-joodse al-taqiyya
Heine bekent dat hij al- taqiyya beoefend heeft
Een woord als “al-taqiyya” las je tien jaar geleden wel eens op een blog, maar dat werd toen – als ze het eens zagen – door politici en journalisten weggelachen
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementNu in het zicht van de verkiezingen onze politici en hun journalisten zo gealarmeerd zijn over de segregatie van mannen en vrouwen, lijkt het wel of zij worden zich – na enkele decennia – bewust van de ware, maar verzwegen doelstellingen van de islam. Ook vele mohammedanen laten van zich horen en zeggen dat dit niet de ware leer is. Het zou gaan over een klein groepje, en zijzelf zijn volbloed democraten.
Vraag is natuurlijk of men er goed aan doet geloof te hechten aan verklaringen van moslims, want tenslotte zegt hun leer van de al-taqiyya dat liegen tegen ongelovigen niet enkel toegestaan, maar zelfs een plicht is, als in een vijandelijke omgeving (zoals de democratische rechtsstaat) het ware geloof daarmee gediend is.
Maar dat liegen in geloofszaken geen mohammedaans privilege is, zal ik illustreren met een grappig tekstje (1830) van Heinrich Heine die op zijn Italiëreis de stad Lucca aandeed, en daar zijn geloof afzwoer en zich schuldig maakte aan wat we nu veralgemenend al-taqiyya noemen, maar dat wij al kenden als de ‘reservatio mentalis’. Het ligt er maar aan wat je echt wil bereiken, en je past je verhaal aan voor je toehoorder.
De straten waren leeggelopen; de huizen sliepen met gesloten vensterogen, alleen hier en daar knipperde er een lichtje door de houten wimpers. Maar boven aan de hemel kwam een brede helgroene opening door de wolken tevoorschijn, en daarin dreef de halve maan als een zilveren gondel op een zee van smaragd. Tevergeefs smeekte ik Francesca om toch één keertje naar boven te kijken, naar onze oude trouwe geliefde gezel; maar dromerig liet zij haar kopje zakken. Haar stap, anders zo vrolijk zwevend, was nu kerkelijk afgemeten; haar schreden waren somber katholiek, ze leek te bewegen op de maat van een plechtig orgel; terwijl haar in eerdere nachten de zonde in de benen zat, was het nu de religie. Voor elk heiligenbeeld onderweg sloeg zij een kruis op hoofd en boezem; vergeefs probeerde ik haar daarbij te helpen. Maar toen we op de markt voorbij de Sint Michielskerk kwamen, waar de marmeren Moeder der Smarten stond, lichtend vanuit haar duistere nis, met de gulden zwaarden in het hart en met de kroon van lampjes op het hoofd, toen sloeg Francesca haar arm om mijn hals, kuste me en fluisterde: ‘Cecco, Cecco, caro Cecco!’*
Ik nam die kussen rustig in ontvangst, al besefte ik wel dat ze in de grond voor een Bolognese abbé waren bedoeld, een dienaar van de rooms-katholieke kerk. Als protestant** zag ik er geen been in om mij het goed van de katholieke geestelijkheid toe te eigenen, en ik heb de vrome kussen van Francesca ter plekke geseculariseerd. Ik weet wel, de papen zullen hier woedend om zijn, ze schreeuwen waarschijnlijk over kerkroof en willen het liefst de Franse sacrilegiewetten tegen mij aanwenden.
Helaas moet ik bekennen dat die nacht de genoemde kussen de enige buit zijn gebleven. Francesca had besloten om de nacht uitsluitend voor haar zielenheil, al knielend en biddend te benutten. Vergeefs bood ik aan om haar gebedsoefeningen met haar te delen; eens bij haar kamer gekomen deed ze de deur voor mijn neus dicht. Vergeefs stond ik nog een vol uur buiten te smeken dat ze me binnenliet, en ik zuchtte alle mogelijke zuchten en huichelde vrome tranen en zwoer de heiligste eden – met innerlijk voorbehoud welteverstaan; ik voelde hoe ik stilaan jezuïet werd;*** ik werd doorslecht en verklaarde mij tenslotte zelfs bereid om voor deze ene nacht katholiek te worden.
‘Francesca!’ riep ik, ‘Sterretje van mijn gedachten! Gedachte van mijn ziel! vita della mia vita! mijn schone, veelgekuste, slanke, katholieke Francesca! voor een enkele nacht die je me nog toestaat wil ik zelfs katholiek worden – maar dan ook voor die ene nacht alleen! Oh, die mooie, zalige, katholieke nacht! Ik lig in je armen, streng katholiek geloof ik aan de hemel van je liefde, met onze lippen kussen we de heilige belijdenis dat het Woord Vlees wordt, het geloof wordt verzinnelijkt naar vorm en gedaante, wat een religie! Jullie papen! jubel ondertussen maar jullie Kyrie eleison, klingelbel en wierook maar, luid de klokken, laat het orgel daveren, laat de mis van Palestrina klinken.**** ‘Dit is het lichaam!’– ik geloof, ik ben zalig, ik val in slaap – maar zodra ik de ochtend daarop ontwaak, wrijf ik mij de slaap en het katholicisme uit de ogen en zie ik weer klaar in de zon en de Bijbel, en ben ik weer protestants-rationeel en nuchter als voorheen.’
__________
* Iedereen zal hier denken aan …Last night you were dreaming and I heard you say, “Oh, Johnny” when you know my name is Ray!, in I believe to my Soul van Ray Charles, waarin hij ook de vier stemmetjes van de Raylettes helemaal zelf voor zijn rekening nam, omdat er eentje té stoned was om de toon te houden.
** Op 3 mei 1825 behaalde Heine in Göttingen het doctoraat in de rechten, en de achtste juni liet hij zich in alle discretie protestants dopen als ‘Heinrich’, omdat een academische carrière alleen zo tot de mogelijkheden behoorde. Hijzelf zei daarover: ‘Der Taufzettel ist das Entréebillett zur europäischen Kultur.’ Van die academische carrière kwam niets, want al was hij voor de joden nu wel protestants: ‘voor alle anderen bleef ik gewoon een jood’. Eigenlijk was ‘Harry’ zijn geboortenaam. Na 1830, in Parijs, heette hij natuurlijk Henri. De Parijzenaars spraken ‘Henri Heine’ uit als ‘Enrienne’, wat hijzelf verstond als ‘un rien’.
*** De Jezuïeten hadden al vroeg in hun geschiedenis een aantal retorische technieken ontwikkeld, te gebruiken bij lastige vragenstellers, rechters bijvoorbeeld. Eén ervan was de reservatio mentalis. Hierover zegt Immanuel Kant (1724-1804) in Zum ewigen Frieden: ‘Der Vorbehalt “reseruatio mentalis” alter allererst künftig auszudenkender Prätensionen […] bey dem bösen Willen, die erste günstige Gelegenheit zu diesem Zweck zu benutzen, gehört zur Jesuitencasuistik.’ [Het voorbehoud (reservatio mentalis) van oude maar pas in de toekomst uit te werken aanspraken […] met het kwade inzicht daartoe de eerste gunstige gelegenheid te benutten, hoort thuis in de jezuïetencasuïstiek.]
**** Giovanni Pietro Aloisio Pierluigi da Palestrina (1514–1594); Missa Papae Marcelli is zijn beroemdste werk.
Marc Vanfraechem (1946) werkte voor Klara (VRT-radio); vertaler, blogger http://victacausa.blogspot.com sinds 2003. Hij schrijft het liefst, en dus meestal, artikels met daarin verwerkt vertaalde citaten van oude auteurs, die hem plots heel actueel lijken.
Bestuurlijke nalatigheden die rampen erger maken dan ze hadden moeten zijn… dat soort zaken kwam al voor in de vierde eeuw voor Christus.
De scherpste kantjes er afvijlen, dat is ook met een nieuwe oppositiekuur in het vooruitzicht geen optie, benadrukt Tom Van Grieken (VB).