JavaScript is required for this website to work.
radio

Rustige Afrikaanse kinderen

foto © Pixabay

Waarin Alain een dagreis onderneemt in een Afrikaanse bus en kennis maakt met de stille natuur van het Afrikaanse kind.

Ik zit op het terras van een hutje dat ik heb gehuurd. Wat u op de achtergrond hoort, is de Indische Oceaan die tegen het koraalrif van het eiland beukt. En misschien af en toe de schreeuw van de lokale kraaiachtigen, ergens tussen een kraai en een kauw in.

Marinepark

Ik heb er een lange rit opzitten hier in Tanzania. Ik wilde namelijk een eiland bezoeken waar een groot beschermd natuurgebied is, maar dan in de zee. Een ‘marinepark’ zoals ze hier zeggen. Natuur, beschermd door de mens tegen de calamiteiten die andere mensen nu eenmaal uit onwetendheid of hebzucht aanrichten. Je kan er onder toezicht duiken en snorkelen om de wondere wereld onder de zeespiegel te bewonderen.

Dat leek me wel wat, en dus besloot ik om de reis naar dat bijzondere eiland te maken. Ik ga er geen namen bij noemen. Dat ben ik verleerd nadat een niet aflatende stroom van nieuwsgierige Vlamingen ooit bij mij – zo niet dagelijks, dan toch wekelijks – op de stoep stonden om te kijken waar ik in Spanje precies woonde. Ik had dat in al mijn naïviteit prijs gegeven in een column. Hoewel de meeste bezoekers erg vriendelijk waren, had ik toen wel wat anders te doen dan totaal onbekenden van een glas lokale wijn te voorzien.

Lange reis

De reis naar dit eiland in kwestie had ik kunnen doen met een klein vliegtuigje, maar de prijs leek me nogal exuberant en omdat ik wat lokale sfeer wilde opsnuiven, besloot ik de lange weg te nemen.

Die weg bestond uit een ferrytocht van twee uur, vanuit het eiland waar ik verbleef naar de Tanzaniaanse hoofdstad Dar Es Salaam. Daar nam ik een taxi naar het busstation buiten de stad, alwaar ik een lokale dala-dala, een bus, moest nemen naar de volgende ferryoversteekplaats.

De taxi deed er veertig minuten over, de bus vier uur en de ferry ook nog eens vier uur. Een flinke dagtocht dus, waarbij ik zonder enige uitzondering de enige muzungu (blanke) was. Omdat de bus mutjevol zat, moest ik in de middengang over de opgestapelde zakken rijst lopen. De conducteur maande me aan om verder naar achter te lopen, maar ik deed teken dat daar alle plaatsen bezet waren.

Afrikaanse bussen

Dat was echter zonder de ingenieuze Afrikaanse bussen gerekend, waar uit de zijkant van de zetel aan het gangpad nog een extra zeteltje uitklapt en er een rij van vijf stoelen ontstaat. Het gangpad verdwijnt zo als bij wonder in een zetelrij. Beter in elk geval dan de bus in Laos die ik ooit nam van Luang Prabang naar de hoofdstad Vientiane, waarbij ik in het gangpad op een plastic tuinstoel moest plaatsnemen. Als de chauffeur toen plots had moeten remmen, had ik geheid met tuinstoel en al tegen de voorruit geplakt.

Het Afrikaanse landschap schoof voorbij terwijl de bus over de geasfalteerde weg dokkerde. Af en toe zag ik links of rechts een lokale markt en kleurrijk uitgedoste dames stapten op en af, vaak met baby’s op de rug gebonden en tot de rand gevulde tassen in de hand. Soms verraadde een zacht geklok dat in de tas een kip verscholen ging.

Bij elke halte van de bus verschenen venters aan de raampjes van de bus om hun waar aan de man of vrouw te brengen: stukken suikerriet, verse ongebrande pindanootjes, cashews, sinaasappelen, mandarijnen, bananen en gekookte of geroosterde maiskolven.  Vooraan in de bus was een videoscherm bevestigd waar ononderbroken moderne Afrikaanse hiphop te zien was, steevast gebracht door jongemannen met indrukwekkende buikspieren en suggestief dansende Afrikaanse meisjes die vooral enorm met hun achterwerk konden draaien. Twerking heet dat in het Engels. In elk geval zagen de dames eruit alsof ze moeiteloos een paar noten kunnen breken tussen hun billen.

Niet verwend door de moderniteit

Rechts naast mij zat een prachtig mooie jonge vrouw met haar dochtertje van ik schat drie jaar. Aan de andere kant had een man zijn zoontje bij van een jaar of acht. In totaal telde ik een tiental kinderen en baby’s, variërend tussen een paar maanden en een jaar of tien. Gedurende de hele reis van meer dan vier uur gaven ze geen kik. Ze zaten nieuwsgierig naar buiten te kijken, lagen aan moeders borst, sliepen of waren in gedachten verzonken.

Ik zag geen enkele iPad of smartphone. En geen enkel kind zeurde. Dat had ik eerder al in de dorpen hier opgemerkt: kinderen van vier jaar stappen hier blootsvoets, met een rechte rug en de blik voorwaarts gericht, zelfverzekerd rond. Spelend, rennend en sportend en goed in hun vel. Niet verwend door de moderniteit. Het deed me aan mijn eigen jeugd denken, ooit lang geleden en het maakte me oprecht blij.

Later kwam ik op het strand van het eiland een vijftal spelende jongetjes tegen die juichend op me kwamen afgelopen. ‘Give me money, give me money’, riepen ze in koor. Dus zo onschuldig waren ze nu ook weer niet, bedacht ik me. Maar ze spraken wel al een mondje Engels. Dat dan weer wel.

Alain Grootaers (1964) was achtereenvolgens profvoetballer (1 jaar), journalist (altijd al), hoofdredacteur, uitgever, radio- en tv maker, auteur, olijfboer, reisorganisator en documentairemaker. Sommigen zouden zeggen: twaalf stielen en dertien ongelukken maar zelf houdt hij het op: uomo universalis. Hij woont op een boerderij in Andalucía.

Commentaren en reacties