JavaScript is required for this website to work.
radio

Lichtjesfeest in Andalusië niet voor iedereen weggelegd

foto © Shutterstock

De Spaanse politieagent die Alain ontmoet vindt het hele lichtjesfeest in Malaga maar niks.

‘Gekken. Allemaal gekken.’ De agent van de policía municipal van Málaga stak zijn mening over de menigte die toestroomde niet onder stoelen of banken. Hij zei natuurlijk niet letterlijk ‘gekken’, maar wel ’tontos’, wat hetzelfde wil zeggen, maar dan in het Spaans. 

Hij nam stiekem een trekje van zijn sigaret die hij in de holte van zijn hand verborgen hield. Bang voor een controle van zijn overste veronderstelde ik. Of misschien wel angstig dat één van de tontos die nu in grote getale links en rechts van ons naar Calle Larios stapten, hem zou verlinken. Want blijkbaar is roken tijdens de politionele diensturen ook in Spanje verboden.

Roken is verboden

De agent van de policía local nam nog een trekje van zijn Ducato sigaret die hij tussen duim en wijsvinger geklemd hield, nog altijd met het gloeiende uiteinde naar de handholte gericht. Het stiekeme rookgebaar deed me aan de supporters denken, vroeger toen ik nog naar het voetbal ging kijken. Mannen van stavast die op de staantribune luidkeels hun ploeg aanmoedigden, liederen zongen, bier uit plastic bekers dronken en tussendoor een sigaret opstaken, vaak met het hoofd in de jas gedoken om te vermijden dat het vuur van de aansteker uitwaaide. Filtersigaretten waren toen nog niet in de mode en de meesten rookten gewoon Gaulloise of Groene Michel zonder filter. Je hoopt dan maar dat ze het allemaal hebben overleefd.

De ‘muni’, zoals ze de lokale agenten hier noemen, was een klein gedrongen mannetje. Hij keek een beetje scheel, iets dat blijkbaar geen bezwaar was om het ambt uit te oefenen. lk had al een tijdje naast hem gestaan voor hij me op samenzweerderige toon aansprak. Dat doen de Andalusiërs wel vaker, je zomaar aanspreken. Zwijgen is voor hen de grootste straf.

Jaarlijkse lichtfestival

Hij was van dienst om de stroom mensen die naar de laatste dagen van het jaarlijkse lichtfestival afzakten in goede banen te leiden vertelde hij, terwijl hij zijn ogen afkeurend ten hemel draaide, wat ondanks dat ene loensende oog wonderwel lukte. De Calle Larios, een grote winkelstraat die op een normale dag lijkt op alle andere winkelstraten in eender welke grootstad in Europa, steekt in de wintermaanden in een feestelijk kleedje met een miljoen lampjes die als je er van ver naar kijkt op een kathedraal lijken.

Op een steenworp ervandaan staat een echte kathedraal, de manquita, de gebrekkige, genaamd omdat ze – net zoals haar Antwerpse tegenhanger – het zonder de geplande tweede toren moet doen omdat er in de zestiende eeuw ook al geldgebrek was, en slechte begrotingen. Op die kathedraal wordt nu óók een lichtspel geprojecteerd. Dat is iets nieuws, want de vorige jaren stond la manquita nog een beetje in het donker te mokken, terwijl de lichtjeskathedraal een straat verder de show stal.

Manolo

‘Tontos’, herhaalde de agent – hij heette Manolo – nog eens. ‘Ze staan hier elke dag tot in februari met zijn duizenden opeengepakt naar de lichtjes te kijken. Dat kost handen vol geld aan elektriciteit, terwijl de gemiddelde Andalusiër zijn eigen rekening van “la luz” niet eens kan betalen. Dat de ayuntamiento en de junta dáár eens iets aan doen!’ Hij nam nog een trekje van zijn sigaret en mikte zijn peuk in de richting van het rooster in de goot.

Althans, dat was de bedoeling, maar de man had buiten zijn eigen loensende oog gerekend, want het gloeiende stompje Ducatos zeilde een meter verder en stuiterde op de open schoen van een kortgerokte dame die een gil slaakte. ‘Creo que me ha picado un insecto’, hoorde ik haar tegen haar man zeggen.

Manolo deed alsof zijn neus bloedde, tikte ter afscheid met zijn wijsvinger tegen zijn kepie en wandelde snel verder. Terwijl ik rechtsomkeer maakte en in de richting van de haven wandelde, hoopte ik van harte voor het welzijn van iedere Malagueño dat loensende Manolo nooit zijn wapen zou moeten trekken.

Alain Grootaers (1964) was achtereenvolgens profvoetballer (1 jaar), journalist (altijd al), hoofdredacteur, uitgever, radio- en tv maker, auteur, olijfboer, reisorganisator en documentairemaker. Sommigen zouden zeggen: twaalf stielen en dertien ongelukken maar zelf houdt hij het op: uomo universalis. Hij woont op een boerderij in Andalucía.

Commentaren en reacties
Gerelateerde artikelen

‘Dit is een tijd voor mensen die over grenzen durven nadenken, die grenzen durven stellen en grenzen bewaken’, zegt Mark Elchardus in ‘Over grenzen’. Het werk is ons boek van de week.