JavaScript is required for this website to work.

Arthur Mulier: katholiek, flamingant, ondernemer

Karl Drabbe23/6/2019Leestijd 4 minuten
TitelHet proces Mulier
AuteurPieter Jan Verstraete
UitgeverEigen beheer
Onze beoordeling
Aantal bladzijden48
Prijs€ 8.50

Of er een heuse biografie in de figuur van Arthur Mulier zit, is maar de vraag. Feit is dat Pieter Jan Verstraete met een bescheiden brochure alvast ook weer die lacune invult. Daarmee toont hij zich van zijn sterkste zijde: biografische lacunes opvullen in de geschiedenis van de Vlaamse beweging. Hoe bescheiden sommige publicaties soms ook zijn.

Von Bissinguniversiteit

Zopas verscheen van Verstraetes hand een amper 48 blz. tellend, en zoals steeds rijk geïllustreerde, biografische brochure, gewijd aan oud-activist en medestichter van de krant De Tijd, Arthur Mulier. Mulier (1892) kwam uit de bemiddelde burgerij van Kortrijk; vader was er apotheker. Zoals vaak toen kreeg hij het flamingantisme ingelepeld in het college, waar hij aansloot bij de plaatselijke studentenbond. Op zijn negentiende schreef hij zich in als rechtenstudent aan de Leuvense universiteit. Hij was al snel ‘vastbesloten om zijn steentje tot de vernederlandsing ervan bij te dragen,’ schrijft Verstraete. Dat deed hij onder meer door zich te engageren in het KVHV en Met Tijd en Vlijt. Nog geen maand nadat hij in Leuven zijn kandidaatsdiploma behaalt, vallen de Duitse troepen België binnen. De Eerste Wereldoorlog is een feit.

Verstraete is er niet in geslaagd te achterhalen wanneer Mulier zich liet inschakelen in ‘het raderwerk voor de, met Duitse steun, vernederlandsing van de Gentse universiteit.’ Feit is dat hij in juni 1916 scholieren en studenten al overtuigt in meetings om te gaan studeren aan de zogenaamde Von Bissinguniversiteit — het is maar met Duitse steun dat de Gentse ‘hogeschool’ werd vernederlandst. Ook Mulier gaat er verder studeren, samen met zestien andere Kortrijkzanen. Hij werd er preses van het Gentsch Studentencorps ‘Hou ende Trou’. Voor dat genootschap was hij de verbindingsofficier met de Raad van Vlaanderen, het officieuze ministerie van het autonome Vlaanderen onder Duits gezag.

Van katholiek flamingant moet Mulier heel snel geëvolueerd zijn naar politiek Vlaams-nationalist. Halfslachtige federalistische modellen, zoals dat van Lodewijk Dosfel, vonden geen genade. Hij kwam in de slipstream terecht van Jong-Vlaanderen van dominee Jan Derk Domela Nieuwenhuis Nyegaard. Met minder dan een personele unie van onafhankelijke staten, nam hij geen genoegen.

Repressie en arrestatie

Na de wapenstilstand begon de repressie tegen de activistische collaborateurs. Hoewel zijn diploma nietig werd verklaard, ondervond Mulier voorts geen problemen. Het scheen dat hij de dans zou ontspringen. En dus legde hij de nodige testen af voor de centrale examencommissie om alsnog in 1921 het diploma van doctor in de rechten te krijgen. Daarnaast was hij politiek redacteur van Het Kortrijksche Volk en stond hij mee aan de wieg van het ACW-weekblad De Volksmacht en van de Kortrijkse boekhandel De Zonnewende.

Ook in 1921 werd hij verkozen tot provincieraadslid voor de katholieke partij. Hij was kandidaat voor de Christelijke Werknemers — het vooroorlogse ACW speelde een belangrijke rol in de Vlaamse beweging. Hij schopte het zelfs tot bestendig deputé van de provincie West-Vlaanderen. Al was dat een doorn in het oog van de franskiljonse liberalen. Die wilden hun gram halen en startten een lastercampagne. Gevolg: gouverneur Leon Janssens de Bisthoven — ‘een van de grootste tegenstanders van de jonge gedeputeerde’ — startte een onderzoekscommissie. Hoewel de meerderheid in die commissie geen problemen zag in Muliers oorlogsactiviteiten, werden er ook ‘pamfletten tegen hem verspreid. De laster bleef maar aanhouden en verziekte het politieke klimaat in de kustprovincie.’  Verschillende organisaties in en afdelingen van het ACW tekenden protest aan. Maar dat mocht niet baten. Op 11 februari 1922 werd Mulier opgesloten in de Nieuwe Wandeling-gevangenis in Gent.

Volgens Verstraete was ‘de verontwaardiging over de arrestatie van Arthur Mulier in Vlaamsgezinde en christendemocratische middens en ook daarbuiten groot’. Het leidde tot tal van protestvergaderingen — ‘Mulier-meetings’ — en uiteindelijk tot een grote betoging in Roeselare. Organisaties als het Katholiek Vlaamsch Verbond, de Vlaamse oud-strijders van VOS en het Oud-Hoogstudentenverbond van West-Vlaanderen riepen verzamelen op 23 april 1922, Beloken Pasen. Bijna tienduizend betogers trokken ‘op waardige wijze’ door Roeselare, begeleid door 30 muziekmaatschappijen. Er vond maar één indient plaats. Onder druk van pers en publiek, kwam Mulier vrij op 25 mei, net op tijd om de geboorte van zijn oudste zoon Jan bij te wonen.

Proces

‘Men zal geen enkel woord van mij aanhalen tegen den koning en de regeering,’ zei Mulier tijdens het assisenproces in Gent. Het assisenhof veroordeelde hem echter tot drie jaar gevangenis na een ophefmakend proces ‘dat de gemoederen in politiek West-Vlaanderen flink door elkaar geschud had.’ Na 276 dagen werd hij vrijgelaten.

Vermits Mulier ook zijn burgerrechten was kwijtgeraakt, verliet hij (tijdelijk) de politiek en stortte zich op het bedrijfsleven. Hij stichtte de Algemeene Fluweelweverij in Ledegem, en de Kortrijkse Katoenspinnerij. Samen met onder meer Tony Herbert, was hij pleitbezorger en voortrekker van de vernederlandsing van het bedrijfsleven in Vlaanderen.

Katholiek en Vlaams

In 1930 kreeg hij zijn politieke rechten terug. Van 1939 tot 1950 was hij voorzitter van de Openbare Onderstand in Kortrijk — het huidige OCMW. In die jaren was hij, actief in de katholieke partij, voorstander van de zogenaamde Concentratiebeweging: verregaande samenwerking van de katholieken met de Vlaams-nationalisten. Hij stond dus op de strekking van het ‘professorenblad’ Nieuw Vlaanderen van ‘vader’ Gaston Eyskens.

Ook na de Tweede Wereldoorlog moest hij zich verantwoorden. Zijn textielfabrieken hadden stof geleverd voor het maken van uniformen voor de Wehrmacht. Tussenkomsten van prominente katholieke politici en ondernemers zorgden ervoor dat hij werd vrijgepleit. Zijn dank moet groot geweest zijn, want regelmatig, zo schrijft Verstraete, steunde Mulier de CVP ‘met vrij grote geldsommen.’ Tevens was hij gecoöpteerd senator voor de CVP van 1949 tot 1954. De CVP streefde toen naar een absolute meerderheid, wat maar kon door de vleugels te knippen van het ontluikende Vlaams-nationalisme en voldoende flaminganten — zoals Mulier — een plaats te geven. Mulier was immersén katholiek én Vlaams: hij steunde ook de IJzertoren en richtte (eerder al, in 1930) een lokale afdeling op van het Vlaams Economisch Verbond (VEV — vandaag Voka), waarvan hij in 1957 nationaal voorzitter werd. En in 1967 ‘zette hij mee zijn schouders onder het nieuwe dagblad de Financieel Ekonomische Tijd.’

Op 1 oktober 1979 overleed Mulier in Kortrijk, op 87-jarige leeftijd. Dankzij de biografische brochure Het proces Mulier weten we nu meer over het assisenproces dat tegen hem werd aangespannen. En vooral zal hij nu minder snel vergeten worden.

Karl Drabbe is uitgever van ERTSBERG. Hij is historicus en wereldreiziger en werkt al sinds 1993 mee aan Doorbraak.

Commentaren en reacties