L’âme française
Hoe komt het toch dat de Fransen hun net verkozen president binnen de kortste keren weer uitspuwen? Het overkwam Sarkozy (centrumrechts, LR) en vervolgens Hollande (sociaaldemocraat, PS) en wellicht wacht hun opvolger hetzelfde lot, onverschillig of de uitverkorene nu Fillon, Le Pen of Macron heet. De Franse kiezer is gefrustreerd en maakt zich geen illusies. Het gaat immers niet zo best met Frankrijk. Politiek niet, en economisch al evenmin. Het samenleven met de moslimminderheid is een enorm probleem, een toestand bovendien die weinig aanleiding geeft tot optimisme.
Hoe komt het toch dat de Fransen hun net verkozen president binnen de kortste keren weer uitspuwen? Het overkwam Sarkozy (centrumrechts, LR) en vervolgens Hollande (sociaaldemocraat, PS) en wellicht wacht hun opvolger hetzelfde lot, onverschillig of de uitverkorene nu Fillon, Le Pen of Macron heet. De Franse kiezer is gefrustreerd en maakt zich geen illusies. Het gaat immers niet zo best met Frankrijk. Politiek niet, en economisch al evenmin. Het samenleven met de moslimminderheid is een enorm probleem, een toestand bovendien die weinig aanleiding geeft tot optimisme. Oplossingen liggen niet voor de hand. De Fransen zijn radeloos, hun land ontredderd. Mia Doornaert zocht in Ontredderde republiek naar verklaringen. Het leverde een zeer leesbaar en stevig gedocumenteerd boek op.
En dan zeggen dat het ooit zo mooi was: Frankrijk was eeuwenlang het culturele centrum van de wereld. Neem nog maar de Belle Époque toen het kon bogen op een uitgebreid koloniaal rijk en toen keizerlijke en koninklijke hoven de Franse cultuur, de Franse art de vivre zagen als het na te volgen model. Frans spreken verleende status. En nog in het interbellum gold Parijs als dé ontmoetingsplek voor kunstenaars en schrijvers uit de hele wereld.
Wat Frankrijk nu doet is teren op voorbije glorie. Met lede ogen moet het aanzien dat het achteruitboert en nooit meer wordt wat het ooit was. Tenzij… tja, tenzij wat eigenlijk? Zelfs de winnaar van de verkiezingen straks heeft hierop geen eenduidig antwoord. Als hij/zij eerlijk is kan hij alleen maar zeggen dat het voorlopig niet leuker wordt. In de economie zit de klad, bedrijven zijn verdwenen of hebben aan concurrentiekracht ingeboet. De werkloosheid, vooral onder jongeren, is onverantwoord hoog. Grote schuldige: het enorme overheidsbeslag, dat vrijwel nergens ter wereld hoger is. De loodzware belastingen die de lust om te ondernemen doden en welvaartcreatie afremmen. Sinds Colbert, de machtige minister van Lodewijk XIV, en kampioen van het dirigisme, is het altijd de staat geweest die prijzen en salarissen bepaalde, besliste over belangrijke investeringen, instond voor de buitenlandse handel en ondernemingen beschermde tegen de boze buitenwereld. In dit tijdperk van globalisering moet dat dirigistische Frankrijk met zijn loodzware administratie zich staande houden op een vrije markt en het heeft het daar moeilijk mee. Maatschappelijke consensus is ver zoek. Anders dan in Duitsland met zijn Mitbestimmung zien de Franse vakbonden de overheid als een tegenstander. Ze zijn conservatief en staan ook vandaag nog op het behoud van verworven rechten, inclusief de 35-urige werkweek en het pensioen op 62. Daarbij komt, zo luidt het nog, dat de Fransen per jaar ook een stuk minder werken dan anderen. Doornaert citeert met instemming de voormalige Duitse bondskanselier Kohl: ‘Een industrieland is geen pretpark waar de gepensioneerden steeds jonger, de studenten steeds ouder, de werktijden steeds korter en de vakanties steeds langer worden’. ‘Hij had het over Frankrijk kunnen hebben’, zo vervolgt de auteur, ‘het land waar na de linkse verkiezingsoverwinning van 1981 een ministerie van de Vrije Tijd werd opgericht. Het ministerie overleefde de terugkeer naar de soberheidspolitiek in 1983 niet, maar het liet wel de chèque-vacances na die aan het overheidspersoneel en aan de werknemers van privébedrijven gedistribueerd wordt en die inmiddels goed is voor anderhalf miljard euro op de begroting’. Of neem het decentralisatiebeleid: bovenop de departementen kwamen de regio’s. De ene bestuurslaag werd gewoon op de andere gestapeld, met alle extra-kosten en bureaucratie van dien. Het kon niet op, maar het was te mooi om te blijven duren. ‘We moeten de mammoet ontvetten’, wist de socialistische onderwijsminister Claude Allègre al in 1997. Het werd hem niet in dank afgenomen, maar veel gebeurde er niet. Er is nochtans alle reden toe in dit land waar de overheidsuitgaven oplopen tot 57% van het bruto binnenlands product. Presidentskandidaat Fillon heeft het begrepen en wil 500.000 ambtenaren doen afvloeien, maar of hij daartoe de kans krijgt is zeer de vraag. Het trotse Frankrijk moest met zijn chronische begrotingstekorten wel in aanvaring komen met Europa. Financiële discipline is aan de Fransen niet besteed. Zondebok is Europa en speciaal dan de euro: het land kan nu immers zijn munt niet meer devalueren om zijn uitvoer te beschermen (de socialistische president Mitterrand devalueerde de franc drie keer in achttien maanden). De ergernis over de ‘Duitse’ euro die de Franse volksaard ‘in een tegennatuurlijk korset’ prangt is groot.
Frankrijk ontwaakt: geleidelijk is het ontnuchterende besef doorgedrongen dat het ‘gewoon maar’ een Europese natie is, een lidstaat van de Europese Unie, één van de 28, straks 27, geografisch ergens aan de rand van de Unie en sinds de Duitse eenmaking niet eens meer de sterkste of grootste lidstaat. Een natie die nog kan uitpakken met schitterende kathedralen en paleizen, culturele tradities en roemrijk verleden, maar zich geen raad weet met de werkloosheid, die moet zien te overleven met immigranten die zich – anders dan vroeger- niet langer inspannen om echte Fransen te worden, maar hun normen opdringen aan het gastland, dat hen al te gemakkelijk aan zijn boezem heeft gedrukt en niet weet hoe het de wetteloosheid in de banlieues kan aanpakken. Sterker nog, en voor ons zeer herkenbaar: immigranten werden gezien als de nuttige kiezers van morgen. Al in de tijd van vader Le Pen voerde het Front National actie tegen de migratie, iets wat de gauche bien pensante met afschuw vervulde. Doornaert wijst op het cynisme en opportunisme van een Mitterrand, die de kieswet aanpaste om het FN aan meer stemmen te helpen en zo de rechtse tegenstanders te verdelen. Haar oordeel, vooral over de socialistische politici, van Mitterrand tot Hollande is streng. Hun thuis: het bobowereldje met een verfijnde smaak, dat zijn kinderen naar de elitescholen stuurt, een wereldje waarin iedereen links stemt maar niet weet wat het minimumloon is of hoe het is in de arbeiderswijken in Marseille of in de rust belt van het Noorden te leven. Het ‘gewone’ volk herkende zich niet langer in het socialisme en vormt nu het basiselectoraat van het Front National.
Dit is geen boek over de huidige verkiezingscampagne in Frankrijk. Met wijlen de Poolse reizende journalist-schrijver Ryszard Kapuściński is de auteur van mening dat onder de alledaagse actualiteit een trage rivier stroomt. Wie niets weet van het sediment van eeuwen geschiedenis dat deze rivier meevoert kan ook de actualiteit niet begrijpen, zo redeneert ze. Dat is de reden waarom Mia Doornaert gelijk heeft als ze nadrukkelijk blijft stilstaan bij belangrijke momenten in de bewogen Franse geschiedenis. Zij helpen ons bij de zoektocht naar de ziel van het huidige Frankrijk en bieden houvast aan wie realistisch wil inschatten wat de toekomst voor het land en voor Europa in petto heeft.
Paul Muys is Antwerpenaar, Germanist, oud-leraar, oud TV-journalist, oud communicatieman: heel oud kortom. Schrijft op Doorbraak over Frankrijk en af en toe over China en Japan. Besnuffelt en beoordeelt af en toe een boek.
Shinzo Abe had grote plannen voor Japan, maar ook grote problemen: vergrijzing, nucleaire energie, immigratie, dreigende Chinese dominantie.