Bret Easton Ellis is boos
Titel | Wit |
---|---|
Subtitel | Een vurig pleidooi voor authenticiteit |
Auteur | Bret Easton Ellis |
Uitgever | Ambo Anthos |
ISBN | 9789026348013 |
Onze beoordeling | |
Aantal bladzijden | 256 |
Koop dit boek |
Bret Easton, Ellis schreef tegen het gevaar van een autoritaire taalpolitie en een essentialistische identiteitspolitiek die de democratie aan het ondermijnen zijn.
In 1985 werd de Californische auteur en televisiemaker Bret Easton Ellis bekend door Less Than Zero, een roman noir over een aantal losgeslagen teenagers uit de betere kringen van Hollywood. In 1991 werd hij op slag wereldberoemd met een zo mogelijk nog zwartere roman, American Psycho, over een keurige burger boven alle verdenking die de meest gruwelijke, sadistische en seksueel perverse misdaden begaat – of waren het dolgedraaide fantasieën? – die van dit provocerende maar schitterend geschreven verhaal een cultboek maakten. Nu alle fatsoen en ethiek blijkbaar stukgemaakt waren, kon er verder niets meer stuk.
Alles toegelaten
Alleen zag de auteur het anders: in de kunst, indien ze esthetisch verantwoord is, moet zowat alles toegelaten zijn en mogen we er de burgerlijke of religieuze moraal niet bij betrekken. En dat zijn sobere en beheerste taal kwalitatief sterk was stond van het begin vast.
Maar als gevolg van de vaak woedende reacties op zijn werk (en persoon) in een veranderend en volgens hem steeds onverdraagzamer wordend klimaat begon hij zich steeds meer te ergeren aan de ‘verkleutering’ (mooi Z.-Nl.) en betutteling van de jongeren en van de lezers in het algemeen. Hij was ervan uitgegaan dat men kinderen en adolescenten met de soms lelijke en beangstigende realiteit moest confronteren in plaats van hen te beschermen en van die realiteit af te schermen, maar ging duidelijk tegen de stroom in. Daarom besloot hij op te houden met het schrijven van fictie en zijn opinies duidelijk in een essay te verwoorden. Het resultaat is White – de titel is uiteraard niet toevallig – dat dit jaar in New York verscheen, en ondertussen werd vertaald naar het Nederlands. Het is een lijvig essay van 261 pagina’s (in het Engels) dat gepresenteerd wordt als een soort van autobiografisch verhaal over zijn contacten met bijna iedereen die in de wereld van de film en het entertainment bekend is, zeg maar le tout Los Angeles en de ‘sien’ van New York, afgewisseld met zijn commentaar op het huidige politiek correcte klimaat waarin volgens hem groupthink en conformisme de hoge toon voeren: de kinderen worden tegen zowat alles beschut, iedereen presenteert zich als een slachtoffer van fysiek en verbaal geweld en wie vragen durft te stellen zet zich buiten de heersende consensus.
Bret Easton Ellis ging daarom in de tegenaanval:
‘Ik hield van ambiguïteit. Ik wilde over een en ander van opinie veranderen, in feite over alles. Ik wilde door kunst geschokt en zelfs gekwetst worden. Ik wilde weggevaagd worden door de wreedheid van iemands visie op de wereld, of het nu Shakespeare was of Scorsese, Joan Didion of Dennis Cooper. En dit alles had een diepgaand effect. Het bezorgde me empathie. Het hielp me in te zien dat er een andere wereld buiten de mijne bestond, met andere gezichtspunten en achtergronden en neigingen, en ik twijfel er niet aan dat dit me geholpen heeft een volwassene te worden. Het verwijderde me van het narcisme van de kindertijd en leidde me naar de mysteries van de wereld – datgene wat niet verklaard werd, het taboe, het en de andere – en bracht me dichter naar een plaats van begrip en aanvaarding.’
Empathie
Deze passage over de empathie, Schopenhauer zou het mede-lijden noemen, vormt geen uitzondering in dit essay. Wanneer hij het heeft over de zwarten of de homoseksuelen die vooral als slachtoffers van racisme en homofobie geportretteerd en gewaardeerd worden, over de vrouwen die volgens de conventionele wijsheid moeten overleven in een patriarchaal, vrouwen hatend milieu dat hen alleen als bezit en objecten ziet, over de trendy gewoonte om alle gewone kiezers van Trump met de onvolprezen woorden van Hilary Clinton als ‘deplorables’ (betreurenswaardige, miserabele wezens) te beschouwen, het klootjesvolk dat in de cultureel lege ruimte tussen de Oost- en de Westkust (‘overfly country’) woont en geen stemrecht had mogen krijgen, wordt hij duidelijk boos. Hij waarschuwt ons in de traditie van Nineteen Eighty-Four (George Orwell), Brave NewWorld (Aldous Huxley) en Fahrenheit 451 (Ray Bradbury) tegen het gevaar van een ‘autoritaire taalpolitie’ en een essentialistische identiteitspolitiek die de democratie aan het ondermijnen zijn. Tegelijkertijd tracht hij deze angstaanjagende fenomenen sociologisch, historisch en psychologisch te verklaren. Hij beschouwt zichzelf niet als doemdenker, maar eerder als een kunstenaar die gewoon het recht niet heeft de akelige waarheid van onze postmoderniteit te verbloemen of te relativeren. Voor iemand die slechts zijn romans noirs kende is dit essay zonder meer onthutsend, maar dat zal wel de bedoeling van de auteur geweest zijn.
Ludo Abicht (1936) studeerde klassieke en Germaanse filologie en filosofie. Doceerde literatuur en filosofie in Canada, de VS, aan UGent, UAntwerpen en P.A.R.T.S. (Brussel). Publiceerde over ethiek, jodendom, het Palestijnse vraagstuk, de Bijbel, nationalisme en interculturaliteit. Ecotoop: de dissidente minderheid (marxist in de Vlaamse Beweging, flamingant binnen radicaal links, Bijbellezer binnen de vrijzinnigheid, Hegeliaan binnen een postmodernistisch paradigma, irritant niet-politiek correct). Resultaat: tegelijkertijd een eeuwige loser én een militant verdediger van de hoop.
Dit boek wordt voorgesteld als een faction, een historische roman die gebaseerd is op ware feiten, waarin de witte plekken, bijvoorbeeld de gesprekken en discussies, zo waarheidsgetrouw mogelijk worden gereconstrueerd. Het is een genre waarvan onder meer de Engelse auteur Hilary Mantel [https://boeken.doorbraak.be/boekzoeker/?search=Hilary+Mantel] het grote voorbeeld geworden is, maar dat we ook bijvoorbeeld terugvinden in het fictieve hoofdpersonage …