Burgeroorlog in Limburg!
Titel | Nekschot |
---|---|
Subtitel | Oorlog, geweld en bevrijding in Tongeren |
Auteur | Rudi Van Doorslaer |
Uitgever | Sterck en De Vreese |
ISBN | 9789056157029 |
Onze beoordeling | |
Aantal bladzijden | 175 |
Prijs | € 22.49 |
Koop dit boek |
De bevrijding van Tongeren, op 9.9.1944. Die bloedige dag is een uitloper van de burgeroorlog die Limburg teistert op het einde van WOII.
Nekschot: Oorlog, geweld en bevrijding in Tongeren van Rudi Van Doorslaer is het verlate gevolg van een eerder toevallige ontmoeting in 1976, tussen de toen net afgestudeerde auteur en Leander Ghyselinck. Die was 73 als Van Doorslaer hem voor het eerst ontmoette. De man vertelde hem zijn bijzonder bewogen leven.
Proces tegen een weerstander
Hij was communistisch militant in zijn jeugdjaren. Hij beweerde zeven jaar ondergedoken te zijn geweest bij het Franse Vreemdelingenlegioen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij betrokken bij bomaanslagen in Gent. De KP stuurde hem in 1943 naar Limburg, waar hij als ‘commandant Georges’ aan het hoofd kwam van een sterk op militaire leest geschoeide militie.
Ghyselinck kreeg snel een reputatie van meedogenloze weerstander. Tegen Van Doorslaer zei hij rechtuit: ‘Mijn specialiteit was zwarten neerschieten‘, waarbij hij met ‘zwarten’ uiteraard de medestanders van de nazi’s bedoelde. Helemaal op het einde van de Tweede Wereldoorlog vermoorde zijn groep vijf collaborateurs in Tongeren. Bijna zeven jaar later werd over deze omstreden executies een proces gevoerd. Tegen Ghyselinck werd een zware straf geëist en hij werd ook schuldig bevonden, maar moest geen straf uitzitten. Zijn veroordeling was ‘uitgedoofd’ door verjaring en amnestie.
Vele jaren na zijn ontmoeting met Ghyselinck bestudeerde Van Doorslaer de notulen van zijn proces en de vele getuigenissen. Die bieden een ongemeen volledig inzicht in dit Limburgse verhaal van collaboratie en verzet dat uitmondt op de vijf moorden in Tongeren. Van Doorslaer, jaren verbonden aan het gereputeerde studiecentrum Cegesoma, vond het meer dan de moeite het proces als leidraad te gebruiken voor zijn Nekschot. ‘De geschiedenis van WOII die we denken zo goed te kennen, blijft ons telkens opnieuw verwonderen. En in die verwondering ligt de aanzet tot nieuwe wetenschappelijke inzichten.’
Maurice De Wilde
Dat wetenschappelijk belang van dit grondige werk van Van Doorslaer ligt voor de hand, omdat hij de notulen van het proces van 1951 toegankelijk maakt en in context plaatst. Over die woelige periode waren sommige getuigen al aan het woord geweest in De Nieuwe Orde van Maurice De Wilde, maar bij een groot publiek dat minder vertrouwd is met de oorlogsgeschiedenis van Limburg zullen de dramatische gebeurtenissen van Tongeren niet bekend zijn.
Limburgse burgeroorlog
Vanaf 1943 begon het geweld op te laaien in Limburg. De provincie stond aan de rand van een burgeroorlog. Op een jaar tijd werden liefst 23 leden van het VNV vermoord. De repressie was even wreed: in november 1944 werden in Breendonk 24 weerstanders geëxecuteerd. Afrekeningen hadden vaak evengoed een politieke als een persoonlijke achtergrond, die zo tot een bloedige vendetta’s escaleerden.
Dat leidde in het dorp Wellen bij Tongeren tot een spiraal van aanslagen, die vele jonge mensen het leven kostte. Iedereen kende iedereen, schrijft Van Doorslaer. Politieke of ideologische overwegingen speelden minder dan de nabijheid tussen daders en slachtoffers of een persoonlijke dimensie. Het was dus niet wit-zwart, er heerste een grijze zone waarin er ook banden waren tussen de weerstand en banditisme.
De secure grondigheid van het relaas komt de leesbaarheid niet altijd ten goede. De auteur is zich daarvan bewust. Hij waarschuwt in zijn inleiding voor het bijzonder hoge aantal spelers in het verhaal. Van Doorslaer heeft niet de gemakkelijke weg gekozen van een oppervlakkige popularisering, maar eerder een boek geschreven waarvan vooral het middendeel in de eerste plaats als baanbrekend naslagwerk voor verder onderzoek over de Tweede Wereldoorlog in Limburg kan dienstdoen.
Maak de zwarten kapot!
Het zijn vooral de laatste hoofdstukken die het meest indrukwekkend zijn, omdat ze een goed beeld schetsen van de spanning in de laatste dagen van de oorlog. De deskundigheid van Van Doorslaer stelt de lezer in staat zich een beeld te vormen van de onmenselijke wreedheid die de oorlog in Limburg te weeg bracht.
Toen op de Grote Markt van Tongeren de vreselijk toegetakelde lijken van drie weerstanders in open lijkkisten werden tentoongesteld, bracht dit een ongeziene volkswoede teweeg. Leander Ghyselinck zal dit gebruiken als verklaring voor wat onvermijdelijk zou volgen. Hij is de uiteindelijke verantwoordelijke die aanstuurde op de slachting van vijf collaborateurs. Maar op het proces van 1951 verdedigde hij zich door eraan te herinneren dat de verontwaardiging over de vermoorde weerstanders zo groot was dat er vijftien executies geëist werden en dat hij dit aantal tot vijf heeft teruggebracht…
3000 mensen op de Grote Markt van Tongeren eisten vergelding. ‘Het volk wil bloed, wij willen bloed’ werd er geroepen, ‘Maak de zwarten kapot!’ En de vrees voor een groot oproer was reëel. Het bloedbad werd als onvermijdelijk gezien, wat leidde tot de vreselijke conclusie: ‘Beter vijf zwarten gaten in de huid schieten dan een opstand te hebben’. Ghyselinck wilde ook haast maken met de moorden omdat hij wist dat de Amerikaanse bevrijders die zouden verhinderen.
Aloude agrarische sociale structuren
Belangrijk is de vaststelling van Van Doorslaer dat de gewelddadigheid in Limburg, hoger dan elders, doet denken aan soortgelijke toestanden in plattelandsregio’s van Wallonië rond kleinere steden met negentiende-eeuwse, eerder agrarische sociale structuren. Het geweld in oorlogstijden ligt in die gebieden verrassend genoeg hoger dan in meer geïndustrialiseerde delen van België.
Van Doorslaer verklaart dit net door de afwezigheid van industrie, die maakt dat de bevolking aangewezen blijft op de aloude sociale agrarische structuren en sneller verarmt als collaborerende families beslag leggen op de voedselproductie en de distributie. Dat leidt tot een gevoel van onrecht bij de uitgeslotenen, een vruchtbare bodem voor radicalisering.
Ook jongeren, die niet in Duitsland willen gaan werken, sluiten zich aan bij de weerstand, maar komen ook vaak terecht bij criminele bendes. Veel partizanen hebben ook een zeer katholieke achtergrond en gaan in het verzet, niet omwille van ideologische motieven, maar vanuit een groeiende onvrede over de toenemende armoede en miserie, die een gevolg is van de economische machtsgreep van de collaborateurs.
Vlucht naar Tsjecho-Slowakije
Interessant is ook de achtergrond die Van Doorslaer geeft bij het proces rond de executies in Tongeren in 1951, in volle Koude Oorlog. Leander Ghyselinck wordt verdedigd door topadvocaten, die door de Kommunistische Partij zijn ingehuurd. Hij wordt door zijn partij voorgesteld als een ‘strijder voor vrede en vrijheid’. Het is tekenend voor de periode dat de KP het zekere voor het onzekere had genomen: mochten Ghyselinck en de andere beschuldigde de rechtszaal niet vrij hebben verlaten, dan was hun vlucht naar het (toen communistische) Tsjechoslowakije al geregeld…
Luckas Vander Taelen (1958) werkte als tv-regisseur, en was voor Groen schepen, Vlaams en Europees Parlementslid en senator.
Het federale Beliris-fonds, bestemd voor de uitstraling van Brussel, wordt systematisch misbruikt door de bevoegde minister Karine Lalieux (PS).