JavaScript is required for this website to work.

Complotdenkers, carrièrejagers en charlatans

Karl Drabbe22/12/2020Leestijd 5 minuten

Over de vrijmetselarij doen tal van complottheorieën de ronde. Toch is de organisatie altijd een dwarsdoorsnede van de maatschappij geweest.

De vrijmetselarij is wereldwijd gebaseerd op Grote Principes die ook de Franse Revolutie – en vandaag de Franse Republiek – kenmerken: vrijheid, gelijkheid, broederschap. Of bij uitbreiding vrijheid, gewetensvrijheid, religieuze verdraagzaamheid, democratie, wereldburgerschap. Van een goede man een beter mens maken door aan zijn persoonlijkheid te ‘bouwen’, in respect voor zijn diverse medemensen, is de kern van de maçonnieke boodschap. Wie De orde leest, het net vertaalde boek over ‘Hoe de vrijmetselaars bouwden aan de moderne wereld’, trekt grote ogen bij besef dat die Grote Principes even zo vaak met de voeten werden getreden.

Antisemitisme

In de jaren 30 stonden Duitse vrijmetselaars te trappelen om zich in te passen in het Hitlerregime. Ze ‘arianiseerden’ heel snel. Ze zetten Joodse leden al snel aan de deur, in de hoop verder te kunnen participeren aan de staatsmacht, waar vele hoge officieren, ambtenaren en industriëlen deel van uitmaakten.

Niet meegaande loges werden pas op het laatst in de nationaalsocialistische mal geduwd. Maar de grote loges accommodeerden maar wat graag een ideologie die in se haaks staat op de principes van de vrijmetselarij. De naziretoriek over het ‘judeo-maçonnieke complot’, noemt Dickie slechts schijn. De nazi’s zagen in jazzmuzikanten een grotere vijand dan in vrijmetselaars.

Racisme

Tot op vandaag zijn er witte en zwarte loges in de Verenigde Staten. Gemengde loges bestaan er niet. De grote ideoloog van de 19de-eeuwse Amerikaanse vrijmetselarij was een militant van de Confederatie, die met de Bijbel in de hand slavernij en discriminatie propageerde. Tegelijk is het vanuit de zwarte Prince Hall-loges dat zwarte ontvoogding werd bepleit in de 19de eeuw. Van daaruit ondersteunden zwarte hulptroepen van bevrijde slaven de legers van de ‘Union’.

Ook vanuit die gesegregeerde zwarte loges werd de Burgerrechtenbeweging van de jaren 50-60 een stevige duw in de rug gegeven. Maar tot op vandaag zijn er negen deelstatelijke ‘witte’ loges die de zwarte loges weigeren te erkennen. In de jaren 60 pleitten die nog voor rassenzuiverheid in de broederschap. En vandaag is er nog steeds sprake van rassenscheiding. Dickie stelt dat ‘de droom van één multiraciale vrijmetselarij vervlogen’ is.

Antisemitisme en racisme. Het zijn maar twee voorbeelden van hoe de Grote Principes waar de georganiseerde vrijmetselarij voor staat, alles behalve absoluut zijn. We hebben het dan niet over de strijd die vrouwen moe(s)ten voeren om toegelaten te worden. De neerbuigende maniers waarop blanke Britten op hun gekleurde broeders neerkeken buiten én binnen de muren van hun werkplaatsen in het Britse Imperium – huismarketeer Rudyard Kipling wijdde er menig gedicht aan.

Globale geschiedenis

Vandaag is de vrijmetselarij verspreid over de hele wereld, maar minder dik gezaaid dan voor de Tweede Wereldoorlog. Voor de ‘bevrijdende’ jaren 60 en toen het British Empire nog overal bewondering afdwong, waren er meer framaçons dan vandaag. Al heeft de auteur geen telling georganiseerd, noch rept hij ergens cijfers over de globale aantallen. Wereldwijd manifesteert de ‘maçonnieke gedachte zich op zoveel verschillende manieren’ dat tellen haast onmogelijk is. Zovele geheime genootschappen baseren zich op maçonnieke principes, kopieerden ze of speelden hoogstens leentjebuur dat het onbegonnen werk is alles in kaart te brengen.

Met De orde probeert de Britse historicus John Dickie wel de globale geschiedenis – van de volle middeleeuwen tot vandaag – in kaart te brengen, maar hij moet noodgedwongen streng selecteren. Zowel synchroon in staten als diachroon in grote ijkmomenten in de geschiedenis van de maçons. Dat levert geen exhaustief boek op, maar een leerrijke staalkaart, onaf maar ongemeen boeiend.

Martelpraktijken

Om de lezer bij zijn nekvel te grijpen beschrijft hij eerst de gruwelijke martelscenes van een vrijmetselaar die door de Portugese Heilige Inquisitie is gepijnigd om de geheimen van het genootschap te achterhalen. Een geslaagde binnenkopper.

Eén cruciale vraag komt daarbij telkens terug: waarom die geheimhouding? Al vroeg in het boek focust Dickie op die existentiële vraag. Geheimhouding is de essentie van de vrijmetselaars; ook al is er in se niets geheim te houden. Het is net dat wat haar zo geheimzinnig maakt en een geliefd onderwerp voor completdenkers en lezers van tweestuiverromans. Het is net dat wat haar zo gevaarlijk maakt in autoritaire staten, tenzij de machthebbers – zoals Napoleon Bonaparte en Adolf Hitler – erin slagen de netwerken van de maçons te integreren in hun totalitaire regime.

Jonge republieken

Doorheen het boek krijgt de lezer een overzicht van vrijmetselarij op verschillende tijdstippen in diverse landen. Zo leren we dat de universalistische principes, die ook die zijn van de Franse Revolutie, in de 19de eeuw plaats moeten ruimen voor nation building en nationalisme. De Amerikaanse Republiek is figuurlijk en letterlijk gehouwen uit vrijmetselaarsprincipes. Maçons (zoals George Washington) legden er de eerste steen van de nog steeds beleden civil religion. Dat is de ‘patriottische liturgie’ waarin Democraten én Republikeinen elkaar tot op vandaag vinden. Ook de Italiaanse nationalisten ontmoetten elkaar in werkplaatsen, om er te bouwen aan een eengemaakt en democratisch Italië. De pausen moesten dat knarsentandend ondergaan.

We leren dat ondanks nobele doelstellingen, de loges een dwarsdoorsnede van de maatschappij vormden en vormen. Het zijn ‘nesten van vriendjespolitiek’ met ‘een eigensoortig moraalsysteem’. Leden – vaak carrièrejagers – ontleenden er betekenis én een goed gevuld adressenboekje.

Dickie behandelt de ernstige reguliere en irreguliere loges. Maar hij staat ook stil bij de occulte vrijmetselarij, en (naar ledenaantallen en impact) verwaarloosbare Illumaniti. Allemaal genootschappen waar charlatans vrij spel kregen; iets waar antimaçons (ook die – vooral katholiek geïnspireerde – beweging komt ruim aan bod) dankbaar gebruik van maakten.

Dickie behandelt de diverse theorieën over het ontstaan van de vrijmetselarij in Schotland en Engeland en de evolutie in haar jonge jaren. Hoe de vrijmetselarij over Europa, Noord-Amerika en – via de Britten — zich over de wereld verspreidde. Al komen Afrika, Oost-Azië en Zuid-Amerika niet aan bod in het boek. Kort stipt hij wel aan dat sinds hun onafhankelijkheid de framaçonnerie is verboden in de hele moslimwereld – enkel Marokko en Libanon laten haar toe. Ook de katholieke, ultramontaanse repressie van de ‘maçonnieke sekte’ én die van het reactionair-katholieke Spanje onder Franco komen uitgebreid aan bod. De vrijmetselaars waren immers agenten van de ‘vooruitgang, het liberalisme en de moderne beschaving’.

Atheïsme?

In zijn selectie is het vooral jammer dat de auteur ‘niet wil ingaan op de leerstellige kwesties die hoofdstromen verdelen’ van de Grootloge en het Grootoosten. Dickie maakt er zich op twee plekken in het boek van af met te zeggen dat het Grootoosten in Frankrijk (hij onderscheidt niet met andere landen, dus ook niet met België) sinds 1877 geloof in een Opperbouwmeester van het Heelal niet meer als voorwaarde stelde. Voortaan waren atheïsten er ook welkom. Dat dat atheïstische Grootoosten een belangrijke invloed heeft gehad op de politiek in Frankrijk en België komt zo niet aan bod, wat we vanuit ons eigen gezichtsveld alleen kunnen betreuren. Ook te betreuren: de auteur gaat slechts heel oppervlakkig in op een beperkt aantal symbolen waar de genootschappen in grossieren. Om meer te weten over rituelen, symbolen en obediënties, moeten we ons nog steeds behelpen met de boeken van wijlen Piet van Brabant.

In dit bijzonder genuanceerde boek krijgen we een eerste blik achter de schermen van de historische vrijmetselarij. Een dwarsdoorsnede van de ‘profane’ samenleving, evenzeer gekenmerkt door ‘jongensachtige loltrapperij’, centen, corruptie, ‘politieke kuiperijen’ en netwerking. Vooral dat laatste. En dat is niet altijd even koosjer. Dickie staat immers ook stil bij de geheime criminele carbonari. Die ontstonden in het bonapartistische Zuid-Italië. En groeiden later door in de nog steeds actieve ‘ndrangheta, de grootste maffia-organisatie. En het hoofdstuk waarin hij de rechts-autoritaire netwerking en machtsgreep van de geheime P2-loge in Italië in de jaren 80 behandelt, grijpt recht naar je keel.

Karl Drabbe is uitgever van ERTSBERG. Hij is historicus en wereldreiziger en werkt al sinds 1993 mee aan Doorbraak.

Commentaren en reacties