De eerste populist en zijn triporteur: Leo Frenssen
Socialist, bolsjewiek, communist, trotskist en zelfs Vlaams-nationalist … Het meest van af nog was hij een fanatieke pacifist. De biografie van Leo Frenssen.
Leuk om lezen, deze korte biografie van een Antwerpse pacifist en excentrieke sinjoor. Geen kat die de man nog kent, maar dat zal na dit boekje van Pieter Jan Verstraete even anders zijn. De zonderling Leonard Frenssen schopte het in het interbellum van werkman-militant tot Bekende Antwerpenaar. Goedhartig en gedreven, koppig maar naïef, vocht de politicus-predikant en ‘eerste populist’ zich omhoog. Van ’t Schoon Verdiep naar ’t parlement. Met zijn baard en zijn triporteur als visuele troef.
Gymnastiek
Leonard Frenssen, zoon van een Limburse herbergier en kolenhandelaar, kwam in het nogal proletarische en francofone Jupille terecht om vervolgens in het Nederlandse Wessem en nadien in Leopoldsburg bij een meestersmid te gaan werken en leven. In 1905 belandde hij in Antwerpen.
Hij vond een job bij Bell Telephone, waar hij contact kwam met de socialistische Metaalbewerkersbond. Later ook met socialistische turnbonden.
Na de Eerste Wereldoorlog duikt hij op in de pacifistische, antikapitalistische groep Clarté, waar ook Vlaams-nationalisten als Robert Van Roosbroeck, René De Clercq en Gaston Burssens opdaagden. Ook Frenssen had een Vlaamse reflex. Hij was erbij toen Herman van den Reeck werd begraven nadat hij bij een elfjulimars was neergeschoten door de politie. Hij trok als superpacifist ook naar de IJzerbedevaarten ‘tegen den geesel oorlog’.
Zijn gedachtegoed formuleerde hij in het tijdschrift De Nieuwe Wereldorde, waarin hij zijn sympathie voor het communisme duidelijk etaleerde. Hij was ook kritisch voor de socialistische partij BWP en het ‘lapmiddelenwerk’ van de vakbonden. Het parlementaire geknoei zag hij liever vervangen door arbeidersraden.
Ook als communist was Frenssen niet voor een gat te vangen. Hij schreef in De Internationale, het weekblad van de Kommunistische Beweging. Als we goed hebben gevolgd was hij socialist, bolsjewiek, communist, leninist, trotskist … Het meest van af nog was hij een fanatieke pacifist.
Troeven
Frederik Van Eeden (oudere lezers zullen zich die man herinneren als schrijver van de auteur van De Kleine Johannes, verplichte lectuur in veel scholen) had met hem kennisgemaakt en noemde Frenssen een ‘bolsjewistisch type’. Zijn ‘postuur’ (sportief, lang haar, volle baard) had op zijn minst de troef van de herkenbaarheid in het stadsbeeld.
Nog wel meer zaken deden hem opvallen, ook bij de Antwerpse vrouwen: Frenssen was een sportieveling, een creatieve man, een vegetariër, een getalenteerd gymnast, een babbelaar, een straatloper…
Als militantpur sang verloor hij wel vaker zijn job. Hij werkte voor Bell Telephone, dat hem na een staking dumpte. Zijn ‘kameraden’ schooiden wat geld bijeen om hem te laten overleven. Waarna hij uiteindelijk om den brode Antwerpen ging doorkruisen met zijn triporteur. Als verkoper van koffie, thee en koekjes, als leurder met boeken en tijdschriften, of als supersportieve gymnast. Dat hij een straatloper was, was meteen een tweede troef. Goed voor zijn electorale kansen.
Veel meer dan dat straatwerk ging het hem op het bijbehorende contact met de mensen. Daar kon hij dwepen over de manier waarop hij de wereld wou veranderen. Hij leefde als propagandist en eeuwige tegenspreker, ‘staande op een stoel’.
De stembus
Bij de parlementsverkiezingen van 1925 en een jaar later bij de Antwerpse gemeenteraadsverkiezingen werd Frenssen kandidaat op de lijst van de communisten. Zonder succes, maar Frenssen was een doorzetter.
Hij bleef meetings frequenteren, tegenstanders opzoeken om ermee te discussiëren of de straat optrekken om zijn boodschap te verkondigen.
De politieke kruistocht startte weinig indrukwekkend. In 1929 kreeg hij 68 stemmen op de lijst van de trotskisten. In 1932 ging het – samen met onder meer Jef Van Extergem – op een bolsjewistische lijst een beetje beter (3655 stemmen, maar geen zetel).
Utopie
In volle crisistijd (1934) startte Frenssen het blad Wereldorde. Zijn boodschap over lichamelijke, geestelijke, zedelijke en maatschappelijke bevrijding was een vat vol utopieën (basisinkomen, arbeidsduur van drie maanden en negen maanden vrijheid, etc.). Hij werd beschimpt, bekogeld, beledigd, maar ging door.
Een hilarische passage in het boek is het verhaal over een arrestatie nadat hij nog maar eens militeerde. Men stopte hem in het gekkenhuis. Antwerpse kameraden kregen hem vrij. Een avontuur dat Willem Elsschot zou hebben geïnspireerd voor zijn roman Het Been(1938). Opnieuw een troef voor wat nog volgen zou: Frenssen werd door dit avontuur een Bekende Antwerpenaar.
Breekpunt
Toen hij stilaan besefte dat hij op de kosten van zijn zoon leefde en zijn oude dag onmogelijk met zijn triporteuren wat zottigheden kon overleven, besliste de non-conformist om resoluut voor ‘geestesarbeid’ te kiezen.
In 1936 gooide hij zich mee in de strijd tegen Rex en Léon Degrelle. Een welbespraakte ‘leugenaar’ met een schoon gebit en een schone stem, meer niet. Nu al 7994 stemmen waard, werd hij net niet verkozen.
Een jaar later publiceerde hij in een progressieve spelling De voorlichter.Niet meer als communist, al blijft de overtuiging, maar als ‘technokraat’. De wetenschap als weg naar broederschap, vrijheid. Ook hier weer een utopisch verhaal. Een voorbeeld maar: met Esperanto zou men de taalconflicten in deze wereld kunnen uitschakelen. Het is boeiend om lezen hoe men ook een kleine eeuw geleden al met de gekste ideeën prijzen kon winnen.
Frenssen verkozen!
Bij de verkiezingen van 1938 behaalde de lijst van ‘Baard Frenssen’, toen al 58, 21.332 stemmen. Dat was meer dan Camille Huysmans! Hij nam vijf ‘Technokratische’ kameraden mee naar de Antwerpse gemeenteraad. Niet Rex of VNV, maar Frenssen was de winnaar.
De verraste commentatoren van toen hadden het over de doorbraak van de antipolitiek. De ‘arme sloeber’ Frenssen had gescoord bij het volk. En hier ontstaat de titel van het boek van Pieter Jan Verstraete: hij was de eerste ‘populist’.
De eerste pacifist
De tegenstanders, van de traditionele partijen tot de Dinaso’s, reageerden verzuurd op deze grap van de democratie. Frenssen ging overal spreken, pittig voor zijn publiek (ook onwaarschijnlijk vandaag: indien nodig ging hij op het podium wat turnoefeningen doen om zijn communistische tegenstander te jennen). Maar hij werkte hard, was geen clown in de politiek, kreeg te kampen met dissidentie binnen zijn partij, viel op door zijn afkeer voor het antisemitisme en voor rassenhaat, onder meer met een actie als sandwichman op de Keyserlei. Op dat vlak was hij geen dagdromer.
In 1939 bereikt hij het toppunt van zijn carrière. Als ‘leurder’ werd hij met 10.843 stemmen als volksvertegenwoordiger verkozen. In de Kamer legde hij de eed af. Excentriek, zoals vaak. Gekleed in een kniebroek met lange kousen. En waar hij als individu nauwelijks aan bod kon komen, gebruikte hij zijn spreekrecht om voor zijn idealen te pleiten (Esperanto, ontwapening, meer aandacht voor onderwijs en cultuur, meer turnen op school, tot de ‘Vereenigde Staten van Europa, amnestie …)
In 1940 vertrok Frenssen met de Belgische parlementsleden naar Frankrijk. Met zijn triporteur. In Toulouse richtte hij een inlichtingenbureau op voor Belgische vluchtelingen. Toen hij ook daar pacifistische meetings begon te geven belandde hij in het concentratiekamp van Le Vernet d’Ariège (Pyreneeën). Daar zaten ook Vlaams-nationalisten als Ward hermans, Walter Bouchery. Andere toppolitici (Hendrik Borgignon, Arthur Vanderpoorten…) kregen Frenssen en zijn lotgenoten vrij.
Hij vond zijn familie terug en in augustus was hij weer in Antwerpen. Hij hield zich rustig. Na de oorlog pleitte hij in het parlement tegen de straatrepressie. In 1946 pleitte hij – toen al ziek – nog eens voor zijn agenda, met democratische, feministisch, internationale, soclale, en pacifistische boodschap. Met 2480 stemmen werd hij niet herkozen. In 1946 overleed hij. Camille Huysmans eerde hem op het Schoonselhof de ‘apostel’ die de verpersoonlijking was van de verdraagzaamheid. De eerste pacifist rust er in vrede.
Troost
Het verhaal over Frenssen is intrigerend. Een troost voor al wie met eigenzinnige overtuiging koppig de wereld wil verbeteren, ook al loopt men keer op keer tegen de muur of ontsnapt men zelden uit de anonimiteit. Frenssen is het wel gelukt: hij werd, voor even dan toch, een veel geportretteerd figuur (terloops: in het boek staan een aantal prachtige illustraties).
Het boekje van Pieter Jan Verstraete lees als een trein. Kort, maar vooral zonder intellectuele pretentie geschreven, in een sobere maar zeer toegankelijke stijl. De auteur heeft de gave van de synthese. Een gave die niet alle publicisten hebben.
Biografieën zijn wel vaker heel hapbare lectuur. Dat geldt zeker voor Verstraete en zijn goed honderd pagina’s over een merkwaardig man. De inkijk op een excentrieke krul in het leven, op een kleurrijke komma in de geschiedenis, dat kan deugd doen. Deel de overtuiging en veel ideeën van Frenssen gerust ‘bij de onzin’ in. Na het lezen van het boek denk je over sommige wel eens na.
De eerste populist wordt donderdagavond 28 februari om 20u00 voorgesteld in het Felixarchief in Antwerpen. Klik hier voor meer info en inschrijvingen.
Jan Van de Casteele is historicus. Hij was journalist bij Het Nieuwsblad (1989-1999), werd stafmedewerker van de VVB (vanaf 1999) en hoofdredacteur van Doorbraak van 2003 tot 2012. Sindsdien is hij zelfstandig journalist.
De peiling van VTM/HLN zal weinig partijen deugd hebben gedaan. Maar vergeleken met 2014 wijst ze op interessante structurele veranderingen.